ECLI:NL:RBNNE:2022:5462

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 december 2022
Publicatiedatum
6 maart 2023
Zaaknummer
10032828 \ AR VERZ 22-63
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst gemeente Het Hogeland en werknemer wegens verwijtbaar handelen

In deze zaak verzoekt de gemeente Het Hogeland de ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een werknemer, omdat deze (ernstig) verwijtbaar zou hebben gehandeld. De gemeente stelt dat de werknemer de bedrijfsauto voor privédoeleinden heeft gebruikt en wetenschap had van illegale afvalstorting. De werknemer betwist deze beschuldigingen en stelt dat hij zijn werkzaamheden naar behoren heeft uitgevoerd. De kantonrechter oordeelt dat er geen sprake is van (ernstig) verwijtbaar handelen. De gemeente heeft onvoldoende bewijs geleverd voor haar claims, en de kantonrechter wijst het ontbindingsverzoek af. De werknemer wordt verplicht om zijn gebruikelijke werkzaamheden te hervatten. De gemeente wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
zaak-/rolnummer: 10032828 \ AR VERZ 22-63
Beschikking d.d. 16 december 2022
inzake
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE HET HOGELAND,
zetelende te Uithuizen,
verzoekster, hierna 'Het Hogeland' te noemen,
gemachtigde: mr. S.M.T.B. Huuskes,
tegen
[verweerder] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerder, hierna ' [verweerder] ' te noemen,
gemachtigde: mr. B.T.M. Kievitsbosch.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van Het Hogeland, ter griffie ontvangen op 3 augustus 2022;
- het verweerschrift van [verweerder] , ter griffie ontvangen op 22 september 2022;
- de aanvullende producties zijdens [verweerder] , ter griffie ontvangen op 23 september 2022;
- de aanvullende producties zijdens Het Hogeland, ter griffie ontvangen op
18 oktober 2022.
1.2.
Op 24 oktober 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. Namens Het Hogeland zijn verschenen [teamcoach 1] (functie: teamcoach), [teamcoach 2] (functie: teamcoach) en
[HR-medewerker] (functie: HR-medewerker), bijgestaan door mr. S.M.T.B. Huuskes en
mr. D. Kuijken. Tevens is [verweerder] verschenen, bijgestaan door mr. B.T.M. Kievitsbosch.
Partijen hebben hun standpunten (nader) uiteengezet, waarbij zij gebruik hebben gemaakt van spreekaantekeningen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat ter zitting is besproken. De (spreek)aantekeningen zijn aan het procesdossier toegevoegd.
1.3.
Uitspraak is (nader) bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[verweerder] , geboren op [geboortedatum] 1964, is sinds 1 december 2002 werkzaam bij, eerst de (voormalige) gemeente Winsum en thans bij gemeente Het Hogeland. [verweerder] is werkzaam in de functie van voorman bij het team Beheer en Onderhoud van de openbare ruimte. Als voorman zorgt [verweerder] voor de dagelijkse verdeling van taken in zijn team. Hij geeft leiding aan twee sportveldbeheerders, medewerkers werkzaam op de veegauto's, chauffeurs van vrachtauto's en tractorbestuurders. Daarnaast stuurt hij de medewerkers aan die de afvalbakken in de openbare ruimtes legen. [verweerder] geeft deze medewerkers opdrachten.
2.2.
Voor het verrichten van zijn functie heeft [verweerder] de beschikking over een bedrijfsauto van Het Hogeland (hierna te noemen: 'de bedrijfsauto').
2.3.
Op het dienstverband van [verweerder] zijn de CAO Gemeenten en het Personeelsboek Ambtenaren Gemeente Het Hogeland van 2020 van toepassing (hierna te noemen: 'het Personeelsboek'). Het Personeelsboek vermeldt onder meer:
''(…)
9.7
Gebruik van gemeente-eigendommen thuis
Het is niet toegestaan thuis voor privédoeleinden gebruik te maken van gemeente-
eigendommen en eigendommen van externe opdrachtgevers of opdrachtnemers, zoals
gereedschappen en auto's. Er kan een uitzondering worden gemaakt als er een duidelijke en
voor iedereen binnen de afdeling kenbare uitleenregeling geldt. Gebruik van gemeente-
eigendommen bij het uitvoeren van nevenwerkzaamheden voor derden mag nooit. Het thuis
gebruiken van gemeente-eigendommen om daar voor de gemeente mee te kunnen
werken is uiteraard wel toegestaan. Een bescheiden privégebruik van kantoor-materialen
thuis (bijvoorbeeld een pen) is evenmin een probleem. Een pak kopieerpapier meenemen
voor privéprintjes gaat echter weer te ver.
9.8
Privé-activiteiten in de tijd van de baas
Ook hier geldt weer dat activiteiten in bescheiden mate zijn toegestaan. Het is algemeen
aanvaard dat een werknemer af en toe telefonische contacten heeft met bijvoorbeeld privé-
leveranciers (van bijvoorbeeld de nieuwe keuken) of-reparateurs (van zoiets als de kapotte wasmachine). Het uitoefenen van eigen bedrijfsactiviteiten in de tijd en met middelen van de gemeente is uiteraard niet toegestaan. Het door werknemers van de gemeente tijdens werktijd laten verrichten van diensten in de privésfeer is ook over de grens.
Daarbij valt te denken aan het tijdens werktijd wassen van de privéauto van de teamleider/coach of het uitvoeren van (onderhouds-) werkzaamheden aan of rond diens eigen woning.
(…)''
2.4.
[verweerder] is medevennoot van [bedrijf] Wadlooptochten. [bedrijf] Wadlooptochten C.V. (hierna te noemen: [bedrijf] Wadlooptochten), opgericht in 1997, houdt zich bezig met het organiseren van sportevenementen, het drijven van een wadloopbedrijf, alsmede van het organiseren van andere tochten in de omgeving van Pieterburen. [bedrijf] Wadlooptochten is gevestigd te [vestigingsplaats] , op het woonadres van [verweerder] .
2.5.
Het Hogeland is bekend met voornoemde nevenfunctie van [verweerder] en heeft goedkeuring verleend aan [verweerder] voor het vervullen van deze nevenfunctie naast zijn functie als voorman bij Het Hogeland.
2.6.
Tussen [verweerder] en Het Hogeland vonden gedurende zijn dienstverband geen functioneringsgesprekken plaats, althans daarvan is niets vastgelegd.
2.7.
In juli 2021 heeft Het Hogeland een steekproef uitgevoerd naar de rittenadministratie van de bedrijfsauto. Het Hogeland kwam tot de conclusie dat sprake was van een afwijkende rittenadministratie.
2.8.
Op 8 juli 2021 heeft hierover een gesprek plaatsgevonden tussen [verweerder] , [teamcoach 1] en [HR-medewerker] , voornoemd. Van dit gesprek is een verslag opgesteld, waarin onder meer het volgende is vermeld:
''(…)
Inzichtelijk en voorligt een overzicht van 14 dagen van de rittenadministratie van [verweerder] Dijkstra zijn ritten. [verweerder] Dijkstra bezoekt onder werktijd regelmatig een adres in Pieterburen. Gevraagd wordt naar de reden van deze bezoeken.
[verweerder] Dijkstra legt uit dat zijn moeder op dit adres woonachtig is. Hij legt uit dat zij een zware tijd achter de rug heeft in Corona tijd en dat ze daarnaast geestelijk achteruit gaat, hij ziet het als een sociaal aspect om zijn moeder te bezoeken.
[verweerder] Dijkstra geeft aan dat hij inderdaad onder werktijd bezoeken aflegt aan zijn moeder en dat ze als familie willen zorgen voor hun moeder. Hij geeft aan dat hij begrijpt dat dit niet kan.
(…)''
2.9.
Bij brief van 12 juli 2021 heeft [verweerder] , in verband met de afwijkende rittenadministratie, een officiële waarschuwing gekregen. De uren die [verweerder] tussen 1 januari 2021 tot 12 juli 2021 onder werktijd heeft doorgebracht in Pieterburen zijn ingehouden op zijn verlofuren. Eveneens zijn alle niet-verantwoorde kilometers in die periode bij [verweerder] in rekening gebracht. [verweerder] heeft deze kosten (€ 166,66) aan Het Hogeland betaald.
2.10.
In juni 2022 heeft Het Hogeland opnieuw een steekproef uitgevoerd naar de rittenadministratie van de bedrijfsauto. Het Hogeland kwam tot de conclusie dat opnieuw sprake was van een afwijkende rittenadministratie.
2.11.
Op of omstreeks 18 juni 2022 is groenafval, bestaande uit gekapte coniferen, gestort op een openbaar terrein in Baflo aan de [straat] . Op 20 juni 2022 is het afval opgehaald door een medewerker van de gemeente, [medewerker gemeente] . [verweerder] had daartoe opdracht gegeven.
2.12.
Op 28 juni 2022 heeft wederom een gesprek met [verweerder] over de rittenregistratie plaatsgevonden. Bij dit gesprek waren aanwezig: [verweerder] , [teamcoach 3] (teamcoach), [teamcoach 2] (teamcoach) en [HR-medewerker] . Van dit gesprek is een verslag opgesteld, waarin onder meer het volgende is vermeld:
''(…)
Onderwerp: afwijkende ritregistratie
[teamcoach 3] opent het overleg en legt aan [verweerder] uit waarom hij een uitnodiging heeft gekregen voor dit overleg. Vorig jaar was er sprake van afwijkende ritregistratie.
(…)
Opnieuw is een analyse gemaakt van afwijkende ritregistratie. Het bevreemdt de aanwezigen dat er nu wederom sprake is van een afwijkende ritregistratie.
(…)
[teamcoach 2] heeft een aanvulling op dat wat [teamcoach 3] heeft uitgelegd en zegt dat er sprake is van een trend en dat wat opvalt is dat Noordpolderzijl, Lauwersoog en de Eemshaven, plaatsen aan de kust regelmatig worden bezocht. Er zit een patroon in. Gevraagd wordt aan [verweerder] kun je dit verklaren?
[verweerder] zegt dat hij zijn werkzaamheden start daar waar op een werkdag de meeste aansturing
noodzakelijk is. Als dat op een rustige dag is, is dat op locatie Wehe-den Hoorn. Als hij dat start op een werkdag, kom hij heel veel tegen. Vervolgens rijdt hij dan bijvoorbeeld naar Noordpolderzijl omdat er een bankje is geplaatst of dat hij de bermen daar wil bekijken. Maar hij doet dat ook omdat hij rustmomenten nodig heeft, om dingen van zich af te zetten en goed te kunnen functioneren. Hij ergert zich regelmatig aan zaken, maar ziet het niet als vluchtgedrag. Hij vindt rust aan de kust. Hij staat veel onder spanning en het is dan lastig om goed te kunnen functioneren. In Lauwersoog checkt hij dan ook of de prullenbakken leeg zijn en in de Eemshaven kijkt hij naar de bermen.
[teamcoach 3] vraagt aan [verweerder] of deze bewegingen passen bij de functie van voorman?
[verweerder] zegt dat een gedeelte van zijn werk bestaat uit schouwwerk en daarbij gaat hij dan door de polder rijden.
[teamcoach 2] zegt dat de hoofdmoot van de ritten dus is dat [verweerder] rustmomenten zoekt en dat daar een trend is in te zien.
[verweerder] zegt dat dat zo is, daarnaast luncht hij op deze plekken en gaat dan weer verder.
[teamcoach 3] vraagt hoe zicht dat dan verhoudt tot het aansturen van zijn mensen.
[verweerder] zegt dat hij die mensen op pad stuurt en dat ze lopende werkzaamheden doen, maar dat hij genoemde rustmomenten nodig heeft.
[teamcoach 3] vraagt vervolgens aan [verweerder] of hij nog wel plezier heeft.
[verweerder] zegt dat hij dat niet heeft. Hij mist evaluaties en momenten dat aan hem wordt gevraagd, hoe het met hem gaat.
(…)
Zijn vaste werkplek in Uithuizen bezoekt hij dagelijks.
(…)
[teamcoach 3] vraagt vervolgens aan [verweerder] of hij nog wel plezier heeft.
(…)
[teamcoach 2] zegt dat [verweerder] rust zoekt door naar de kust te gaan, dat is een trend en dat gaat ook niet veranderen. Immers zijn positie (functie) als voorman gaat niet veranderen. Dat is volgende week niet anders. Je moet dan afvragen is de functie van voorman dan wel de functie voor jou? Zeker als je er stress en ergernis van krijgt.
(…)
[teamcoach 2] zegt dat de trend van zijn gedrag laat zien dat [verweerder] rustmomenten nodig heeft. Hij start vaak in de ochtend niet op in Uithuizen en gaat rechtstreeks naar huis.
[teamcoach 3] haakt aan en zegt dat er sprake is van vluchtgedrag.
[verweerder] beaamt dit en zegt dat dat nodig is om te kunnen blijven functioneren.
(…)
[teamcoach 2] geeft nogmaals aan dat het patroon van [verweerder] zijn ritgedrag laat zien dat hij niet gelukkig is in zijn functie.
(…)
[teamcoach 2] vraagt is de functie van de voorman wel de functie voor jou inclusief het ''gezeur''.
(…)
[teamcoach 3] vraagt aan [verweerder] waar hij gelukkig van wordt, want hij zit nu niet op de juiste plaats.
(…)''
2.13.
Op 15 juli 2022 is [verweerder] geschorst. Bij brief van 18 juli 2022 heeft [directeur] , directeur, namens Het Hogeland, de schorsing schriftelijk aan [verweerder] medegedeeld. In die brief staat onder meer het volgende:
''(…) Uit recent onderzoek is gebleken dat u opnieuw onder werktijd niet bezig bent met het verrichten van de aan u opgedragen taken en dat u aan u ter beschikking gestelde auto gebruikt voor ritten die los staan van uw werkzaamheden.
In een bespreking op 28 juni jl. bent u hiermee geconfronteerd. U had geen afdoende verklaring voor uw handelen, anders dan dat u stelde dat u rustmomenten nodig zou hebben om dingen van u af te zetten en dat dat de reden zou zijn dat u uw werkzaamheden onderbreekt en plekken bezoek die niets met het verrichten van de bedongen arbeid te maken hebben. Hetgeen u heeft aangegeven tijdens de bespreking d.d. 28 juni jl. heeft geleid tot nader onderzoek. Voor de gemeente Het Hogeland staat vast dat u opnieuw, ondanks de uitdrukkelijke vorenstaande waarschuwing, tijdens werktijd zich met andere dingen bezig heeft gehouden dan de bedongen arbeid en daarbij de auto gebruikt.
Het vorenstaande brengt met zich mee dat de gemeente Het Hogeland het vertrouwen in u als ambtenaar/werknemer is verloren. De gemeente Het Hogeland is van mening dat u zich schuldig heeft gemaakt aan een dringende reden. Op korte termijn zal de Kantonrechter worden verzocht de arbeidsovereenkomst met u te ontbinden.
(…)''
2.14.
Op 3 augustus 2022 heeft Het Hogeland onderhavig ontbindingsverzoek ingediend.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
Het Hogeland verzoekt de arbeidsovereenkomst tussen partijen per de eerst mogelijke datum te ontbinden, zonder toekenning van een transitievergoeding aan [verweerder] ten laste van Het Hogeland, kosten rechtens.
3.2.
Het Hogeland legt, samengevat, aan haar verzoek ten grondslag dat [verweerder] (ernstig) verwijtbaar heeft gehandeld, zodanig dat van Het Hogeland in redelijkheid niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren in de zin van artikel 7:669 lid 3 sub e van het Burgerlijk Wetboek (hierna te noemen: 'BW'), waarbij het aan [verweerder] te verwijten handelen ernstig verwijtbaar is in de zin van artikel 7:673 lid 7 BW, zodat bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst aan [verweerder] geen transitievergoeding toekomt.
3.3.
Het Hogeland stelt in dat kader, samengevat, het volgende. [verweerder] heeft onder werktijd de bedrijfsauto veelvuldig gebruikt voor andere doeleinden dan de aan hem opdragen taken door naar locaties te rijden waar hij voor zijn werkzaamheden niet hoefde te zijn. Ondanks een officiële waarschuwing, op 12 juli 2021, is [verweerder] hiermee doorgegaan. Ook heeft hij onder werktijd werkzaamheden verricht voor [bedrijf] Wadlooptochten. Daarnaast heeft [verweerder] opdracht gegeven aan een collega, [medewerker gemeente] , tot het verwijderen van illegaal gestort afval. Deze gedragingen zijn zodanig (ernstig) verwijtbaar dat van Het Hogeland niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst met [verweerder] voort te laten duren.
3.4.
[verweerder] voert verweer. Hij betwist beide verwijten die Het Hogeland hem maakt. [verweerder] verzoekt daarom primair de door Het Hogeland verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst af te wijzen en Het Hogeland te verplichten om [verweerder] weer toe te laten tot zijn gebruikelijke werkzaamheden. Subsidiair, indien wordt geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, verzoekt [verweerder] de geldende opzegtermijn in acht te nemen en de transitievergoeding toe te kennen waarop [verweerder] volgens de wet aanspraak kan maken, alsmede een billijke vergoeding nu hij als gevolg van het ernstig verwijtbaar handelen van Het Hogeland door de voortijdige beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst financieel en emotioneel wordt geschaad. Een en ander met veroordeling van Het Hogeland in de proceskosten.
3.5.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voorzover voor de beoordeling relevant, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

De vragen die aan de kantonrechter voorliggen
4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen Het Hogeland en [verweerder] moet worden ontbonden. In geval van ontbinding moet de vraag worden beoordeeld of aan [verweerder] een transitievergoeding en/of billijke vergoeding moet worden toegekend.
Opzegverbod
4.2.
Gesteld noch gebleken is dat een opzegverbod van toepassing is.
Redelijke grond
4.3.
Op grond van artikel 7:669 lid 1 BW kan de arbeidsovereenkomst tussen partijen worden ontbonden, wanneer daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van [verweerder] binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 7:669 lid 3 BW is nader omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan.
Verwijtbaar handelen
4.4.
Het Hogeland voert aan dat de redelijke grond voor ontbinding gelegen is in het (ernstig) verwijtbaar handelen van [verweerder] .
4.5.
Uit artikel 7:669 lid 3 sub e BW volgt dat de arbeidsovereenkomst kan worden ontbonden wegens verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, zodanig dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
gebruik bedrijfsauto voor privédoeleinden
4.6.
Vooropgesteld zij dat de functie van [verweerder] als voorman van het team Beheer en Onderhoud van de openbare ruimte, meebrengt dat hij zich regelmatig op verschillende plekken in de (uitgestrekte) gemeente bevindt en daarbij gebruik mag maken van de bedrijfsauto. Het Hogeland stelt dat [verweerder] de bedrijfsauto, ondanks eerdere waarschuwing, veelvuldig heeft gebruikt voor niet-werkdoeleinden. De stelplicht en bij gemotiveerde betwisting de bewijst van die stelling rust ingevolge artikel 150 Rv. op Het Hogeland. Het Hogeland heeft ter onderbouwing van haar stelling met betrekking tot de maanden oktober 2021 tot en met juni 2022 gedetailleerde rittenregistraties, voorzien van kaarten met daarop in rood aangegeven afgelegde routes, overgelegd. Daaruit volgt echter slechts wat tussen partijen reeds vaststaat, namelijk dat [verweerder] zich in die periode vaak heeft begeven naar plaatsen (onder meer Lauwersoog, Noordpolderzijl, Pieterburen) gelegen aan of/en nabij het wad. Uit het feit dat daar ook vertrek-/verzamelpunten zijn voor de wadlooptochten die georganiseerd worden door [verweerder] Wadlooptochten volgt echter nog niet dat deze ritten niet-werkgerelateerd waren, laat staan dat [verweerder] die ritten (deels) heeft afgelegd voor zijn onderneming. Evenmin kunnen de printscreens van de Facebookpagina van [bedrijf] Wadlooptochten aangemerkt worden als een voldoende onderbouwing van de stelling van Het Hogeland. Daaruit kan slechts afgeleid worden dat op bepaalde data, wanneer [verweerder] werkzaam was voor het Hogeland, wadlooptochten werden georganiseerd door [bedrijf] Wadlooptochten op locaties waar of nabij [verweerder] soms aanwezig was voor Het Hogeland. Dit geldt eveneens voor de aanvullende producties van de zijde van Het Hogeland. Dat [verweerder] daadwerkelijk onder werktijd werkzaamheden heeft verricht voor [bedrijf] Wadlooptochten volgt naar het oordeel van de kantonrechter niet uit deze stukken. Daartoe weegt mee dat [verweerder] heeft gesteld dat zijn vrouw, met wie hij [verweerder] Wadlooptochten drijft, verantwoordelijk is voor de dagelijkse gang van zaken in de onderneming. En ook dat de betrokkenheid van [verweerder] bij de onderneming zich beperkt tot het adviseren en onderhouden van contacten en dat dit in de avonduren en het weekend plaatsvindt. De wadlooptochten vinden volgens [verweerder] nagenoeg volledig in het weekend plaats en als er, bij uitzondering, doordeweeks activiteiten zijn dan zijn er volgens hem anderen bij de organisatie en als gids betrokken. Ten aanzien van de Facebook pagina heeft [verweerder] aangevoerd dat zijn broer die pagina bijhoudt en dat zijn vrouw berichten op de website en social media plaatst. Het Hogeland trekt dit een en ander weliswaar in twijfel, maar heeft het verweer van [verweerder] niet bewijsmiddelen weerlegd.
4.7.
Het Hogeland heeft nog ter (verdere) onderbouwing ingezoomd op twee specifieke data uit de ritregistraties, te weten 24 mei 2022 en 10 juni 2022. Uit deze ritregistraties blijkt dat [verweerder] op 24 mei 2022 binnen een paar uur tijd meerdere keren met de bedrijfsauto naar Noordpolderzijl is gereden en dat hij op 10 juni 2022 ’s ochtends naar Pieterburen is gereden en daarna naar Westernieland, nabij de opgang naar het wad bij Noordpolderzijl, waar hij de bedrijfsauto enige tijd stationair heeft laten draaien. Niet ter discussie staat dat er op die dagen bij Noordpolderzijl wadlooptochten werden georganiseerd door [verweerder] Wadlooptochten. Volgens Het Hogeland is daarmee tenminste aannemelijk geworden dat de ritten van [verweerder] naar die betreffende locatie op die dagen verband hielden met die wadlooptochten. De kantonrechter kan Het Hogeland hier niet in volgen.
[verweerder] heeft uitdrukkelijk en gemotiveerd betwist dat hij enige bemoeienis met de betreffende wadlooptochten heeft gehad. Hij heeft daartoe aangevoerd dat beide tochten al ruimschoots gestart waren (circa een uur eerder) voordat hij ter plaatse was. Verder heeft hij uitgelegd waarom hij toen aldaar was. Ten aanzien van de 24e mei heeft hij verklaard dat hij die dag diverse keren alleen en met anderen, met beleidsmedewerker [beleidsmedewerker] en buitendienstmedewerker [buitendienstmedewerker] , naar Noordpolderzijl is geweest in verband met het plaatsen van bankjes en andere werkzaamheden ten behoeve van een nieuw monument. Ook stelt hij die dag, het was maaiseizoen, op de plaatsen die genoemd zijn in de ritregistratie de bermen te hebben geïnspecteerd. Aangaande 10 juni 2022 heeft [verweerder] toegelicht dat hij in verband met een melding van de telefoniste van Het Hogeland over een mogelijk oliespoor op het wegdek in de buurt van Pieterburen/Kaakhorn was. Ter plekke bleek dat het koelvloeistof betrof en al was opgelost door een boer ter plaatse. Dat [verweerder] een aantal minuten stil heeft gestaan houdt volgens hem verband met het feit dat hij gestopt is om te bellen met de telefoniste om een terugbelverzoek af te handelen. De werkzaamheden van [verweerder] bestonden die dag verder uit schouwwerkzaamheden aan sloten en bermen, aldus [verweerder] .
4.8.
Gelet op de gedetailleerde toelichting van [verweerder] , waarom hij op de genoemde data op de betreffende locaties is geweest, had van Het Hogeland worden verwacht dat zij haar stelling dat [verweerder] onder werktijd de bedrijfsauto heeft gebruikt voor andere doeleinden dan de aan hem opdragen taken en dat hij naar locaties is gereden waar hij voor zijn werkzaamheden niet hoefde te zijn, nader had onderbouwd. Zij heeft dit evenwel nagelaten. Dat [verweerder] zich heeft begeven naar plekken waar hij voor zijn werk helemaal niet hoefde te zijn, kan dan ook zonder nadere toelichting waar [verweerder] op bepaalde specifieke momenten volgens Het Hogeland dan wel had moeten zijn, niet worden gevolgd.
4.9.
Het Hogeland heeft verder nog in algemene zin aangevoerd dat het niet tot de functie van [verweerder] behoort om uitvoerende werkzaamheden te verrichten en dat het voor zijn werk als voorman helemaal niet nodig is om veelvuldig naar de plaatsen te gaan waar [verweerder] blijkens de ritregistratie is geweest. [verweerder] heeft hiertegen onbetwist aangevoerd dat hij - al jarenlang - circa 500 kilometer per week met de bedrijfsauto door de gemeente rijdt en dat hij dan naar plekken rijdt waar (naar hij meent) aansturing nodig is of waarover meldingen zijn binnengekomen die hij vervolgens afhandelt of laat afhandelen. Op basis van de meldingen en oproepen vult hij zijn dag nader, ook wel ad hoc, in.
4.10.
De kantonrechter duidt het verwijt van Het Hogeland zo dat het er in de kern op neer komt dat [verweerder] zijn functie niet bekleedt op de wijze zoals Het Hogeland dat voorstaat. Dat lijkt ook te volgen uit het verslag van het gesprek dat met [verweerder] is gevoerd op 28 juni 2022 (zie 2.14). Dat zou zo kunnen zijn, maar dat kan met de feiten en omstandigheden die hier aan de orde zijn geen grond opleveren voor verwijtbaar handelen aan de zijde van [verweerder] . In dat kader wordt ook nog opgemerkt dat er geen functioneringsgesprekken met [verweerder] zijn gevoerd en dat, blijkens de eigen toelichting ter zitting van Het Hogeland, de wijze waarop [verweerder] zijn werk invult (in grote mate) aan hemzelf wordt overgelaten en dat daar, in ieder geval tot voor kort, niet (noemenswaardig) op is gestuurd. Al met al is de kantonrechter dan ook van oordeel dat niet gebleken is van (ernstig) verwijtbaar handelen aan de zijde van [verweerder] met betrekking tot het gebruik van de bedrijfsauto.
wetenschap van illegale afvalstorting
4.11.
Het tweede verwijt dat Het Hogeland [verweerder] maakt, is dat [verweerder] wist dat een collega illegaal groenafval zou gaan storten en dat hij vervolgens opdracht heeft gegeven aan een andere collega om dat groenafval te verwijderen. Ter onderbouwing heeft Het Hogeland verwezen naar de opdrachtbon die [verweerder] in dat kader heeft getekend. Volgens Het Hogeland is de opdrachtbon al aangemaakt voordat het afval werd gestort. [verweerder] erkent dat hij opdracht heeft gegeven, geheel in lijn met zijn taken, om afval te verwijderen. Hij betwist echter dat hij voorafgaande wetenschap had van een illegale storting. Hij heeft daarop toegelicht dat hij van een collega ( [collega] ) had gehoord dat ergens groenafval was gestort waarna hij diezelfde dag, op een vrijdag, aan collega [medewerker gemeente] heeft gevraagd om het afval op te ruimen. Omdat die geen tijd had om de taak nog voor het weekend uit te voeren heeft [verweerder] een opdrachtbon gemaakt voor de week daarna.
Het Hogeland heeft deze gemotiveerde betwisting niet weerlegd, bijvoorbeeld door schriftelijke verklaringen van hierbij betrokken personen in te brengen. Dit had wel op haar weg had gelegen. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Het Hogeland daarom ook onvoldoende onderbouwd gesteld dat [verweerder] met betrekking tot het geven van opdracht tot verwijderen van groenafval verwijtbaar heeft gehandeld.
conclusie
4.12.
De kantonrechter is op grond van het vorenstaande van oordeel dat, noch zelfstandig, noch in onderlinge samenhang, de door Het Hogeland gestelde omstandigheden voldoende zijn om (ernstig) verwijtbaar handelen aan te nemen. Op grond hiervan kan daarom geen ontbinding van de arbeidsovereenkomst worden uitgesproken. Het ontbindingsverzoek wordt dan ook afgewezen. Nu de arbeidsovereenkomst in stand blijft is zal het verzoek van [verweerder] om Het Hogeland verplichten hem weer toe te laten tot zijn gebruikelijke werkzaamheden worden toegewezen. De schorsing dient derhalve te worden opgeheven. De kantonrechter komt daarmee niet toe aan de beoordeling van het subsidiaire verzoek van [verweerder] om aan hem een transitievergoeding en/of billijke vergoeding toe te kennen. toegekend.
Proceskosten
4.13.
Het Hogeland zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van de procedure worden veroordeeld.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het verzoek van Het Hogeland af;
5.2.
verplicht Het Hogeland om [verweerder] onverwijld weer toe te laten tot zijn gebruikelijke werkzaamheden;
5.3.
veroordeelt Het Hogeland in de kosten van de procedure, die aan de zijde van [verweerder] tot aan deze uitspraak worden vastgesteld op € 747,00 aan salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. L.T. de Jonge, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 december 2022 door mr. M. Haisma, in tegenwoordigheid van de griffier.
c 40624