ECLI:NL:RBNNE:2022:5450

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 januari 2022
Publicatiedatum
22 februari 2023
Zaaknummer
184970
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning en adoptie van een minderjarige met internationale aspecten

In deze zaak verzoekt verzoekster, de tante van de minderjarige, om erkenning van de adoptiebeslissing die door de children's court for the district of Karibib in Namibië is uitgesproken. De minderjarige, geboren in 2014, is de dochter van verzoeksters overleden zus en verblijft sinds mei 2022 bij verzoekster in Nederland. De rechtbank constateert dat de adoptie in Namibië is uitgesproken, maar dat deze niet in Nederland kan worden erkend vanwege het ontbreken van een verklaring die vereist is onder het Haags Verdrag inzake de bescherming van kinderen en samenwerking op het gebied van interlandelijke adoptie (HAV 1993). De rechtbank wijst het verzoek tot erkenning van de adoptie af, maar gaat over tot een inhoudelijke beoordeling van het subsidiaire verzoek tot adoptie naar Nederlands recht. De rechtbank oordeelt dat aan de voorwaarden voor adoptie is voldaan, met uitzondering van de verzorgingstermijn, die in dit geval buiten beschouwing wordt gelaten vanwege de bijzondere omstandigheden. De rechtbank spreekt de adoptie van de minderjarige door verzoekster uit en stelt de geslachtsnaam van de minderjarige vast. De rechtbank gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand om een latere vermelding van adoptie aan de geboorteakte toe te voegen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rekestnummer: C/17/184970 / FA RK 22-1131
beschikking van de enkelvoudige kamer d.d. 20 januari 2023
inzake het verzoek van
[verzoekster ],
wonende te [plaats] ,
hierna ook te noemen verzoekster,
advocaat mr. E.P.J. Appelman, kantoorhoudende te Alkmaar.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
 het verzoekschrift met bijlagen van verzoekster, binnengekomen bij de griffie op
7 juli 2022;
 een brief van de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK), binnengekomen bij de griffie op 5 augustus 2022;
 een schriftelijke reactie van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag (hierna: ABS), binnengekomen bij de griffie op 18 augustus 2022;
 een brief van de RvdK, binnengekomen bij de griffie op 24 augustus 2022;
 een F9-formulier met bijlagen van de verzoekster, binnengekomen bij de griffie op 20 september 2022;
 het rapport van de RvdK, binnengekomen bij de griffie op 28 november 2022.
1.2.
De rechtbank heeft de zaak pro forma behandeld.

2.De feiten en omstandigheden

2.1.
Verzoekster is de tante van [de minderjarige] , geboren op
[geboortedatum] 2014 [Namibië ] . [de minderjarige] is de dochter van de jongere zus van verzoekster. Verzoekster heeft de Nederlandse nationaliteit.
2.2.
The children's court for the district of Karibib (Namibië) heeft op 13 mei 2022 de binnenlandse adoptie van [de minderjarige] door verzoekster uitgesproken. De adoptiebeslissing is op 16 mei 2022 geregistreerd in de adoptieregisters van Namibië. Deze adoptiebeslissing en registratie is voorzien van een apostille.
2.3.
In de geboorteakte van [de minderjarige] (full birth certificate met kenmerk: [-] ) is vermeld dat de geboorte van [de minderjarige] is geregistreerd onder nummer [-] en dat verzoekster de moeder is van [de minderjarige] en dat [voornaam man] [achternaam man] de vader is van [de minderjarige] . De ABS heeft bij brief van 17 augustus 2022 aangegeven dat de overgelegde geboorteakte van [de minderjarige] mogelijk een herregistratie betreft die is opgesteld na de adoptieprocedure in Namibië. Dit wordt bevestigd in de stukken die verzoekster op verzoek van de rechtbank nadien heeft overgelegd. De Ministry of home affairs, immigration, safety and security van Namibië heeft bij brief van 7 september 2022 (voorzien van apostille) hierover duidelijkheid gegeven. In voornoemde brief staat dat de geboorte van [de minderjarige] geregistreerd is onder nummer [-] en dat de vader van [de minderjarige] [voornaam man] [achternaam man] is en de moeder van [de minderjarige] [voornaam vrouw] [achternaam vrouw] en dat een toevoeging is gedaan na de wettelijke adoptieprocedure door verzoekster. Daarbij is het hiervoor genoemde kenmerk van de adoptiebeslissing vermeld. De brief bevestigt dat nadat verzoekster [de minderjarige] in Namibië heeft geadopteerd zij - volgens de in Namibië geldende protocollen - als moeder van [de minderjarige] op de geboorteakte is geregistreerd.
2.4.
Uit de overgelegde Namibische overlijdensaktes, die beiden zijn voorzien van een apostille, blijkt dat de moeder van [de minderjarige] , [voornaam vrouw] [achternaam vrouw] op [datum] te [Namibië ] is overleden en de vader van [de minderjarige] , [voornaam man] [achternaam man] op
[datum] te [Namibië ] is overleden.
2.5.
[de minderjarige] heeft de Namibische nationaliteit.
2.6.
[de minderjarige] is op 30 mei 2022 met een laissez-passer naar Nederland gekomen en verblijft sindsdien bij haar tante.
2.7.
[de minderjarige] beschikt niet over een verblijfsvergunning en een burgerservicenummer. [de minderjarige] is om die reden ook niet ingeschreven in de Basisregistratie persoonsgegevens.

3.De verzoeken

3.1.
De rechtbank wordt verzocht om:
primair:
 voor recht te verklaren dat wordt erkend de adoptiebeslissing van de children's court for the district of Karibib d.d. 13 mei 2022;
subsidiair:
 uit te spreken de adoptie van de minderjarige naar Nederlands recht (artikel 1:227 jo 1:228 van het Burgerlijk Wetboek)
 vast te stellen dat de geslachtsnaam van de minderjarige zal komen te luiden: [achternaam vrouw].
Rechtsmacht
3.2.
Door de omstandigheid dat verzoekster de Nederlandse nationaliteit heeft en de minderjarige de Namibische nationaliteit, draagt deze zaak een internationaal karakter, zodat eerst de vraag dient te worden beantwoord of aan de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt.
3.3.
De Nederlandse rechter heeft op grond van artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering rechtsmacht om te oordelen over het onderhavige verzoek, nu verzoekster haar gewone verblijfsplaats in Nederland heeft.
Het primaire verzoek
3.4.
De rechtbank gaat over tot het beoordelen van het primaire verzoek.
Erkenning
3.5.
Op grond van artikel 1:26, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een ieder die daarbij gerechtvaardigd belang heeft de rechtbank verzoeken een verklaring voor recht af te geven dat een op hem betrekking hebbende, buiten Nederland opgemaakte akte of gedane uitspraak overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt of gedaan en naar zijn aard vatbaar is voor opneming in de Nederlandse registers van de burgerlijke stand.
Heeft de adoptie naar Namibisch recht plaatsgevonden?
3.6.
De rechtbank dient eerst te beoordelen of gelet op de overgelegde documenten de adoptie naar Namibisch recht heeft plaatsgevonden. Bij de beantwoording van deze vraag moet de rechtbank beoordelen of voormelde adoptie naar Namibisch recht is aan te merken als een beslissing van een bevoegde autoriteit waarbij familierechtelijke betrekkingen tussen een minderjarig kind en twee personen tezamen of een persoon alleen tot stand worden gebracht, een en ander zoals genoemd in artikel 10:104 BW. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. In de hierboven onder 2.2. genoemde uitspraak van The children's court for the district of Karibib (Namibië) van 13 mei 2022 is het verzoek van verzoekster om [de minderjarige] te adopteren, toegewezen. De adoptie is vervolgens op 16 mei 2022 geregistreerd in de adoptieregisters van Namibië. De rechtbank is van oordeel dat uit de hierboven weergegeven documenten blijkt dat door de beslissing van een bevoegde autoriteit een naar Namibisch recht rechtsgeldige adoptie van de minderjarige door verzoekster heeft plaatsgevonden.
Wordt de adoptie van rechtswege erkend in Nederland?
3.7.
De rechtbank stelt vast dat het Haags Verdrag inzake de bescherming van kinderen en samenwerking op het gebied van interlandelijke adoptie van 29 mei 1993 (HAV 1993) sinds 1 oktober 1998 in Nederland geldt en sinds 1 januari 2016 in Namibië. Dit betekent dat het HAV 1993 in de onderhavige zaak van toepassing is. De rechtbank moet vervolgens beoordelen of de in Namibië uitgesproken adoptie op grond van het HAV 1993 van rechtswege in Nederland wordt erkend.
3.8.
Uit artikel 23, eerste lid van het HAV 1993 volgt dat een adoptie die door de bevoegde autoriteit van de Staat waar de adoptie heeft plaatsgevonden, schriftelijk heeft verklaard dat zij in overeenstemming met het Verdrag tot stand is gekomen, in de andere Verdragsluitende Staat van rechtswege wordt erkend. Deze schriftelijke verklaring ontbreekt. Dit heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat verzoekster niet over de noodzakelijke beginseltoestemming beschikt.
Het ontbreken van deze verklaring heeft tot gevolg dat de in Namibië uitgesproken adoptie niet van rechtswege in Nederland kan worden erkend nu niet is voldaan aan de vereisten van het HAV 1993 is voldaan. Het verzoek van verzoekster om voor recht te verklaren dat de adoptiebeslissing van de children's court for the district of Karibib d.d. 13 mei 2022 wordt erkend, zal daarom worden afgewezen.
3.9.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat zij, gezien het feit dat het HAV 1993 van toepassing is op onderhavige situatie, ook niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling om de in Namibië uitgesproken adoptie op grond van artikel 10:108 en 10:109 BW te erkennen.
Het subsidiaire verzoek
3.10.
Nu de rechtbank het primaire verzoek heeft afgewezen, komt zij toe aan een inhoudelijke beoordeling van het subsidiaire verzoek.
3.11.
De rechtbank dient te beoordelen of voldaan is aan de gronden en voorwaarden zoals genoemd in artikel 1:227 en artikel 1:228 van het BW. Op grond van artikel 1:227, eerste lid geschiedt adoptie door een uitspraak van de rechtbank op verzoek van twee personen tezamen of op verzoek van één persoon alleen. Uit het derde lid van voornoemd artikel volgt dat het verzoek alleen kan worden toegewezen, indien de adoptie in het kennelijk belang van het kind is, op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat het kind niets meer van zijn ouder of ouder(s) in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft en aan de voorwaarden genoemd in artikel 1:228 BW wordt voldaan.
3.12.
De voorwaarden, voor zover van belang, genoemd in artikel 1:228 BW zijn:
dat het kind op de dag van het eerste verzoek minderjarig is;
dat het kind niet het kleinkind is van adoptant;
dat de adoptant ten minste achttien jaren ouder is dan het kind;
at geen der ouders het verzoek tegenspreekt;
(…)
dat de adoptant het kind gedurende ten minste een jaar heeft verzorgd en opgevoed;
dat de ouder(s) niet of niet langer het ouderlijk gezag over de minderjarige heeft of hebben.
3.13.
De rechtbank overweegt dat aan alle voornoemde vereisten zijn voldaan, behoudens de vereiste verzorgingstermijn zoals genoemd onder sub f.
3.14.
Verzoekster stelt dat in de periode na het overlijden van de moeder van [de minderjarige] door de autoriteiten in Namibië is onderzocht in hoeverre zij een acceptabele toekomst had in Namibië. [de minderjarige] verbleef bij haar grootmoeder (moederszijde), maar dit was een verre van wenselijke situatie omdat de grootmoeder op het platteland woonde, 30 kilometer verwijderd van scholen, winkels en kliniek. [de minderjarige] ging dus niet naar school en er was sprake van een leerachterstand. Verzoekster was vanaf de geboorte van [de minderjarige] betrokken in haar leven. Deze betrokkenheid wordt bevestigd door de autoriteiten van Namibië. Uit de brief van de executive director van het Ministry of gender quality, poverty eradication and social welfare van Namibië van 6 oktober 2021 blijkt dat verzoekster
"(…) has provided care and support to the child concerned even before the death of the biological mother and as a result had formed an attachment with the child". De RvdK heeft in zijn onderzoek ook aandacht besteed aan de verzorgingstermijn. In het onderzoek is vastgesteld dat verzoekster al langere tijd (en ook al langer dan een jaar) zich verantwoordelijk toont voor [de minderjarige] , door bijvoorbeeld in financiële zin bij te dragen aan haar verzorging en opvoeding. De RvdK heeft geen twijfels of zorgen geuit over de mogelijkheden van verzoekster om (samen met haar partner) zorg te dragen voor [de minderjarige] . De RvdK heeft benadrukt dat het voor [de minderjarige] van zeer groot belang is dat zij duidelijkheid en zekerheid krijgt over haar verblijf bij verzoekster in Nederland en haar verdere toekomstperspectief. De RvdK heeft in het onderzoek vastgesteld dat er in Namibië en binnen het familienetwerk van [de minderjarige] geen geschikte personen zijn die de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van haar op zich kunnen nemen.
3.15.
De verzorgingstermijn is naar oordeel van de rechtbank met name bedoeld om te beoordelen of de adoptant geschikt is om de verzorging en opvoeding van de te adopteren minderjarige op zich te nemen. In dit geval is sprake van een bijzondere situatie waarbij deze termijn geen redelijk doel meer dient en strikte toepassing van deze termijn in strijd is met de belangen van [de minderjarige] . De rechtbank zal in dit geval de verzorgingstermijn zoals genoemd onder sub f daarom buiten beschouwing laten.
3.16.
Nu aan de overige vereisten van artikel 1:227 en 1:228 BW is voldaan, ligt het verzoek tot adoptie voor toewijzing gereed.
Geslachtsnaamwijziging
3.17.
[de minderjarige] heeft de Namibische nationaliteit. Op grond van artikel 10:19, eerste lid BW, wordt de geslachtsnaam van een vreemdeling bepaald door het recht van de staat waarvan hij de nationaliteit heeft. Op het moment dat deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, levert dit een grondslag op voor het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit. Dat brengt mee dat op grond van artikelen 10:20 en 10:22 BW het Nederlandse recht van toepassing is op het verzoek dat betrekking heeft op de naam en de geslachtsnaam van de minderjarige.
3.18.
De volledige naam van de minderjarige luidt volgens de Namibische geboorteakte (full birth certificate met kenmerk: [-]) : "
[naam] ".
3.19.
Verzoekster heeft verzocht om vast te stellen dat [de minderjarige] voortaan de geslachtsnaam van verzoekster zal dragen.
3.20.
De RvdK heeft in het rapport naar voren gebracht dat hoewel de achternaam van [de minderjarige] de verbinding vormt met haar vader, zij door de geslachtsnaamwijziging de naam van haar moeder (en verzoekster/tante) zal gaan dragen. Aangezien er vanuit verzoekster openheid is over de vader van [de minderjarige] en zij de mogelijkheid heeft en ook behoudt om contact te hebben met haar familie van vaderszijde, heeft de RvdK geen bezwaren tegen de verzochte geslachtsnaamwijziging.
3.21.
[de minderjarige] zal, gelet op het bepaalde in artikel 1:5, derde lid BW de geslachtsnaam [achternaam vrouw] dragen. Een beslissing hierover van de rechtbank kan op grond van vorenstaand artikel achterwege blijven, de rechtbank zal daarom (slechts) verstaan dat de minderjarige de geslachtsnaam [achternaam vrouw] zal hebben. De rechtbank zal als volgt beslissen.
Geboortegegevens
3.22.
Bij de stukken bevindt zich een overeenkomstig de voorschriften van Namibië door de daartoe bevoegde instantie opgemaakte akte van geboorte van [de minderjarige] (full birth certificate met kenmerk: [-] ). Het betreft hier een herregistratie in verband met de Namibische adoptie die niet de oorspronkelijke geboortegegevens van [de minderjarige] bevat, maar de gegevens van verzoekster als moeder. Dit geeft niet de situatie weer, zoals die gold op het moment van de geboorte van [de minderjarige] .
3.23.
De rechtbank volgt het standpunt van de ABS dat inschrijving daarvan leidt tot een onjuiste en naar Nederlandse begrippen onvolledige geboorteakte. Met het oog hierop moeten de oorspronkelijke geboortegegevens van [de minderjarige] worden vastgesteld.
3.24.
De rechtbank is van oordeel dat uit de brief van het Ministry of home affairs, immigration, safety and security van 7 september 2022 voorzien van apostille, die na de reactie van de ABS is verkregen, voldoende duidelijk is geworden wat de geboortegegevens van de minderjarige waren op het moment van geboorte. Mede gelet op artikel 1:25c BW beslist de rechtbank daarom als na te melden
.

4.Beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst het verzoek strekkende tot erkenning van de in Namibië uitgesproken adoptie van [de minderjarige] door verzoekster af;
4.2.
spreekt uit de adoptie van [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2014 in [Namibië ] door [verzoekster ] , geboren op [geboortedatum] in [Namibië ] ;
4.3.
stelt de geboortegegevens van de minderjarige [de minderjarige] aldus vast, dat deze luiden:
KIND
Geslachtsnaam : [achternaam man]
Voornamen : [X]
Plaats van geboorte : [Namibië ]
Dag van geboorte : [datum]
Geslacht : F
MOEDER
Geslachtsnaam : [achternaam vrouw]
Voornamen : [voornaam vrouw]
Plaats van geboorte : [Namibië ]
Dag van geboorte : [datum]
VADER
Geslachtsnaam : [achternaam man]
Voornamen : [voornaam man]
Plaats van geboorte : [Namibië ]
Dag van geboorte : [datum]
4.4.
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage een latere vermelding van adoptie aan de geboorteakte toe te voegen;
4.5.
verstaat dat de minderjarige de geslachtsnaam:
[achternaam vrouw]zal hebben;
4.6.
bepaalt dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister, om daarin aantekening te doen van deze beschikking;
4.7.
draagt de griffier op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking, en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld, een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. van der Hoeven, (kinder)rechter, bijgestaan door de griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak.
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden
fn: 704