ECLI:NL:RBNNE:2022:5365
Rechtbank Noord-Nederland
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake Wob-verzoek
Op 16 mei 2022 heeft de opposant beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (geopposeerde) op zijn verzoek in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De rechtbank heeft op 17 augustus 2022 dit beroep niet-ontvankelijk verklaard. Hiertegen heeft de opposant verzet ingesteld, dat op 8 november 2022 aan de orde is gesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opposant op juiste wijze was uitgenodigd om ter zitting te verschijnen, maar dat hij niet is verschenen.
De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat geopposeerde reeds op 12 april 2022 een besluit had genomen op het Wob-verzoek van de opposant. In de verzetzaak beoordeelt de rechtbank of zij terecht heeft geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is. De rechtbank komt tot de conclusie dat de argumenten van de opposant in zijn verzetschrift geen aanleiding geven om anders te oordelen dan in de eerdere uitspraak.
De rechtbank heeft de brief van 18 juli 2022 doorgezonden als bezwaar tegen het besluit van 12 april 2022, en geopposeerde zal de bezwaren van de opposant opnieuw beoordelen in zijn besluit op bezwaar. Het verzet is ongegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.W. de Jonge, rechter, in aanwezigheid van A.J. Kinds, griffier, en is uitgesproken in het openbaar op 15 november 2022. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.