ECLI:NL:RBNNE:2022:5185

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 december 2022
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
18-140977-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van bestuurder voor opzettelijk gevaar veroorzaken voor het spoorwegverkeer

De rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft op 13 december 2022 een man veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden. De verdachte, als bestuurder van een vrachtwagencombinatie, heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk in gevaar brengen van het spoorwegverkeer. Op 11 januari 2019 parkeerde hij zijn vrachtwagencombinatie midden op een bewaakte spoorwegovergang en verliet deze, wat leidde tot een ernstig treinongeluk. Door zijn handelen ontstond er gevaar voor de trein, de machinist en de reizigers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet vol opzet had, maar wel voorwaardelijk opzet, omdat hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaardde dat zijn gedrag gevaar zou veroorzaken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn vrachtwagen bijna drie minuten op de spoorwegovergang had laten staan, terwijl de spoorwegovergang beveiligd was met automatische overwegbomen en signalering. De verdachte was zich bewust van de risico's, maar handelde toch onverantwoordelijk. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en legde een voorwaardelijke gevangenisstraf op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de spijt van de verdachte. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Leeuwarden
parketnummer 18-140977-20
Verkort vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 13 december 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats], wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 29 november 2022.
Verdachte is verschenen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D.P. Menting.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 januari 2019 te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, op de (bewaakte) spoorwegovergang gelegen tussen het bedrijfsterrein van het bedrijf "Friesland Campina" en de Merodestraat, welke was voorzien van automatische overwegbomen, alsmede overweglichten en geluids-signalering, waarbij aan weerzijden van de overweg borden (J 10 en 12 van bijlage 1 RVV) waren aangebracht, opzettelijk gevaar heeft veroorzaakt voor het verkeer door mechanische kracht over een spoorweg, te weten de spoorweg tussen Leeuwarden en Groningen, immers heeft verdachte opzettelijk als bestuurder van een combinatie van (bedrijfs)auto (van het merk Volvo, voorzien van het kenteken [kenteken]) met aanhangwagen (van het merk Kaesbohrer, voorzien van het kenteken [kenteken]) (trekker met oplegger), die combinatie van (bedrijfs)auto met
aanhangwagen (in strijd met artikel 23 lid 1 onder a van het RVV 1990)(deels) geparkeerd, althans tot stilstand gebracht, en gedurende geruime, althans enige, tijd doen en/of laten staan
op die (bewaakte) spoorwegovergang gelegen tussen het bedrijfsterrein van het bedrijf "Friesland Campina" en de Merodestraat, aldaar, en vervolgens die (bedrijfs)auto (gedurende enige tijd) verlaten op een moment dat op die voornoemde spoorweg een spoorvoertuig, te weten een (reizigers)trein (van het merk Staedler), die spoorwegovergang naderde uit de richting van Leeuwarden, ten gevolge waarvan (kort, althans enige tijd, daarna) op die spoorwegovergang een aanrijding of botsing is ontstaan tussen die trein en die combinatie van (bedrijfs)auto en aanhangwagen (trekker met oplegger) en ten gevolge waarvan die trein (daarna) gedeeltelijk is ontspoord en door welke voornoemde gedraging(en) van verdachte opzettelijk gevaar is veroorzaakt voor het verkeer, te weten die trein en/of de machinist/steward en/of inzittenden/reizigers van/in die trein, over die spoorweg;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 januari 2019 te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, op de (bewaakte) spoorwegovergang gelegen tussen het bedrijfsterrein van het bedrijf "Friesland Campina" en de Merodestraat, welke was voorzien van automatische overwegbomen, alsmede overweglichten en geluids-signalering, waarbij aan weerzijden van de overweg borden (J 10 en 12 van bijlage 1 RVV) waren aangebracht, zich zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld te wijten is dat gevaar is ontstaan voor het verkeer door mechanische kracht over een spoorweg, te weten de spoorweg tussen Leeuwarden en Groningen, immers heeft verdachte zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend als bestuurder van een combinatie van (bedrijfs)auto (van het merk Volvo, voorzien van het kenteken [kenteken]) met aanhangwagen (van het merk Kaesbohrer, voorzien van het kenteken [kenteken]) (trekker met oplegger), die combinatie van (bedrijfs)auto met aanhangwagen (in strijd met artikel 23 lid 1 onder a van het RVV 1990)(deels) geparkeerd, althans tot stilstand gebracht, en gedurende geruime, althans enige, tijd doen en/of laten staan op die (bewaakte) spoorwegovergang gelegen tussen het bedrijfsterrein van het bedrijf "Friesland Campina" en de Merodestraat, aldaar, en vervolgens die (bedrijfs)auto (gedurende enige tijd) verlaten op een moment dat op die voornoemde spoorweg een spoorvoertuig, te weten een (reizigers)trein (van het merk Staedler), die spoorwegovergang naderde uit de richting van Leeuwarden, ten gevolge waarvan (kort, althans enige tijd, daarna) op die spoorwegovergang een aanrijding of botsing is ontstaan tussen die trein en die combinatie van (bedrijfs)auto en aanhangwagen (trekker met oplegger) en ten gevolge waarvan die trein (daarna) gedeeltelijk is ontspoord en door welke voornoemde gedraging(en) van verdachte aldus gevaar is ontstaan gevaar is veroorzaakt voor die trein en/of de machinist/steward en/of inzittenden/reizigers van/in die trein, over/op die voornoemde spoorweg;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 januari 2019 te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, als bestuurder van een voertuig, te weten een combinatie van (bedrijfs)auto (van het merk Volvo, voorzien van het kenteken [kenteken]) met aanhangwagen (van het merk Kaesbohrer, voorzien van het kenteken [kenteken]) (trekker met oplegger), daarmee rijdende op de weg, de Merodestraat, en rijdende in de richting van het bedrijfsterrein van het bedrijf "Friesland Campina", aldaar een aanwezige (bewaakte) spoorwegovergang is opgereden, welke was voorzien van automatische overwegbomen, alsmede overweglichten en geluids-signalering, waarbij aan weerzijden van de overweg borden (J 10 en 12 van bijlage 1 RVV) waren aangebracht, en (vervolgens) die combinatie van (bedrijfs)auto met aanhangwagen (in strijd met artikel 23 lid 1 onder a van het RVV 1990)(deels) geparkeerd, althans tot stilstand gebracht, en gedurende geruime, althans enige, tijd doen en/of laten staan op die (bewaakte) spoorwegovergang gelegen tussen het bedrijfsterrein van het bedrijf "Friesland Campina" en de Merodestraat, aldaar, en vervolgens die (bedrijfs)auto (gedurende enige tijd) verlaten op een moment dat op die voornoemde spoorweg een spoorvoertuig, te weten een (reizigers)trein (van het merk Staedler), die spoorwegovergang naderde uit de richting van Leeuwarden, ten gevolge waarvan (kort, althans enige tijd, daarna) op die spoorwegovergang een aanrijding of botsing is ontstaan tussen die trein en die combinatie van (bedrijfs)auto en aanhangwagen (trekker met oplegger) en ten gevolge waarvan die trein (daarna) gedeeltelijk is ontspoord, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg en/of die spoorwegovergang werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg en/of die spoorwegovergang werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte weliswaar geen vol opzet had op het veroorzaken van de botsing met de passagierstrein, maar dat het een feit van algemene bekendheid is dat het stilstaan met een voertuig op een spoorwegovergang gevaar met zich meebrengt voor de veiligheid van personen/goederen die zich op het spoor bevinden. Verdachte wist dat hij zijn vrachtwagen (trekker met oplegger) op de spoorwegovergang stil had gezet. Door daar toch langdurig stil te blijven staan (en zelfs zijn vrachtwagen te verlaten) heeft hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat daarmee gevaar werd veroorzaakt voor het spoorverkeer op het traject Leeuwarden – Groningen. Door het handelen van verdachte is de trein in botsing gekomen met de oplegger.
Standpunt van verdachte
Verdachte heeft betoogd dat hij geen opzet had op het veroorzaken van gevaar voor het treinverkeer. Hij wist dat hij zijn vrachtwagen op een spoorwegovergang had stilzet, maar hij ging er niet vanuit dat er een (passagiers)trein aan zou komen omdat hij in de veronderstelling verkeerde dat hij zich op een bedrijfsterrein bevond en de spoorlijn slechts een industrielijntje betrof.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat niet is gebleken dat verdachte vol opzet had op het veroorzaken van gevaar voor het spoorwegverkeer.
Ten aanzien van de vraag of de verdachte voorwaardelijk opzet had, stelt de rechtbank voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier veroorzaken van gevaar voor het spoorverkeer, met als gevolg de botsing van de trein tegen de vrachtwagen – aanwezig is indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Op grond van het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast.
Verdachte is in de avond van 11 januari 2019 met zijn vrachtwagen (trekker en oplegger) over de bewaakte spoorwegovergang aan de Merodestraat in Leeuwarden gereden. Verdachte heeft zijn vrachtwagen midden op de spoorwegovergang stilgezet. Na bijna twee minuten te hebben stilgestaan is verdachte iets achteruitgereden. Hij heeft de alarmlichten van zijn vrachtwagen aangezet, is uitgestapt én weggelopen. De oplegger blokkeerde op dat moment het gehele spoor. Toen de waarschuwingslampen van de spoorwegovergang gingen knipperen en de slagbomen naar beneden gingen, is verdachte naar de vrachtwagen terug gerend. Verdachte is nog ingestapt om weg te rijden, maar voordat hij kon wegrijden is de passagierstrein uit de richting van Leeuwarden met een aanzienlijke snelheid tegen de oplegger gebotst en ontspoord. De vrachtwagen heeft op het moment van de botsing bijna drie minuten stilgestaan op de spoorwegovergang. Verdachte heeft bij de politie en op zitting verklaard dat hij wist dat hij zijn vrachtwagen op een spoorwegwegovergang stil had gezet.
Uit het strafdossier blijkt dat de spoorwegovergang was beveiligd en was voorzien van zogenoemde overwegborden, andreaskruizen en automatische overwegbomen over de gehele rijbaan met overweglichten en geluidssignalering.
De rechtbank is gelet op deze feiten en omstandigheden van oordeel dat verdachte met zijn gedragingen en in het bijzonder gelet op de lange duur van stilstaan en het verlaten van zijn vrachtwagen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er gevaar zou ontstaan voor het treinverkeer. Het opzettelijk meerdere minuten met een vrachtwagen op een spoorwegovergang stilstaan is, óók als het spoor zich op een bedrijfsterrein zou bevinden en slechts een industrielijntje zou zijn, bij uitstek een gevaar scheppende situatie waarin voor een ongeluk kan worden gevreesd. In dit geval heeft het handelen van verdachte ook werkelijk tot een ernstig treinongeluk geleid.
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde opzettelijk gevaar veroorzaken voor het spoorwegverkeer dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Indien tegen dit verkort vonnis een rechtsmiddel wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring, opgenomen in een aanvulling op dit verkort vonnis. Die aanvulling wordt dan aan dit verkort vonnis gehecht.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 11 januari 2019 te Leeuwarden, op de bewaakte spoorwegovergang gelegen tussen het bedrijfsterrein van het bedrijf "Friesland Campina" en de Merodestraat, welke was voorzien van automatische overwegbomen, alsmede overweglichten en geluids-signalering, waarbij aan weerszijden van de overweg borden (J 10 en 12 van bijlage 1 RVV) waren aangebracht, opzettelijk gevaar heeft veroorzaakt voor het verkeer door mechanische kracht over een spoorweg, te weten de spoorweg tussen Leeuwarden en Groningen, immers heeft verdachte opzettelijk als bestuurder van een combinatie van een bedrijfsauto van het merk Volvo, voorzien van het kenteken [kenteken], met aanhangwagen van het merk Kaesbohrer, voorzien van het kenteken [kenteken], (trekker met oplegger), die combinatie van bedrijfsauto met aanhangwagen, in strijd met artikel 23 lid 1 onder a van het RVV 1990, geparkeerd en gedurende geruime tijd laten staan op die bewaakte spoorwegovergang gelegen tussen het bedrijfsterrein van het bedrijf "Friesland Campina" en de Merodestraat, aldaar, en vervolgens die bedrijfsauto gedurende enige tijd verlaten op een moment dat op die voornoemde spoorweg een spoorvoertuig, te weten een reizigerstrein (van het merk Staedler), die spoorwegovergang naderde uit de richting van Leeuwarden, ten gevolge waarvan op die spoorwegovergang een aanrijding is ontstaan tussen die trein en die combinatie van bedrijfsauto en aanhangwagen (trekker met oplegger) en ten gevolge waarvan die trein gedeeltelijk is ontspoord en door welke voornoemde gedragingen van verdachte opzettelijk gevaar is veroorzaakt voor het verkeer, te weten die trein en de machinist en inzittenden van die trein, over die spoorweg.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

1. opzettelijk gevaar veroorzaken voor het verkeer door mechanische kracht over een spoorweg.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met een proeftijd van twee jaar.
Standpunt van de verdachte
Verdachte heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en de verklaring van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich als bestuurder van een vrachtwagencombinatie schuldig gemaakt aan het opzettelijk in gevaar brengen van het spoorwegverkeer. Hij heeft zijn vrachtwagencombinatie midden op een bewaakte spoorwegovergang geparkeerd en verlaten.
Door zijn onverantwoordelijke handelen heeft hij een ernstig treinongeluk veroorzaakt ten gevolge waarvan forse schade is ontstaan aan de trein en de spoorwegovergang en waarbij de machinist en vier reizigers lichtgewond zijn geraakt. De botsing heeft een grote impact gehad voor de machinist van de trein; hij dacht dat hij de botsing niet zou overleven.
Verdachte mag van geluk spreken dat het ongeluk geen fatale gevolgen heeft gehad voor anderen én voor zichzelf.
De rechtbank heeft er rekening mee gehouden dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Verder is ter terechtzitting gebleken dat verdachte oprecht spijt heeft. Deze omstandigheden en het tijdsverloop, het feit dateert van bijna drie jaar geleden, zal de rechtbank in strafmatigende zin meewegen.
Alles overwegend acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaar passend en geboden.

Benadeelde partij

[benadeelde partij] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 300,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel kan worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdachte
Verdachte heeft zich bereid verklaard de gevorderde schade te vergoeden.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het primair bewezenverklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 11 januari 2019.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 164 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
[benadeelde partij]te betalen:
  • het bedrag van € 300,00 (zegge: driehonderd euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 januari 2019 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van
[benadeelde partij]aan de Staat te betalen een bedrag van € 300,00 (zegge: driehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2019 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van zes dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M.L. Wolters, voorzitter, mr. R.B. Maring en mr. M.M. Spooren, rechters, bijgestaan door K. de Ruiter, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 december 2022.