ECLI:NL:RBNNE:2022:512

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 februari 2022
Publicatiedatum
28 februari 2022
Zaaknummer
18/997502-11
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding na onterechte inverzekeringstelling en immateriële schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 24 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot schadevergoeding, ingediend door een verzoeker die schade heeft geleden als gevolg van een onterechte inverzekeringstelling. Het verzoek is ingediend op 15 maart 2021 en betreft een schadevergoeding van € 520,- voor materiële schade, € 10.000,- voor immateriële schade, en € 275,- voor reiskosten en tijdverzuim. Daarnaast vraagt de verzoeker om een standaardvergoeding van € 340,- voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift.

De rechtbank heeft het verzoek behandeld tijdens een openbare zitting op 11 februari 2022, waar de verzoeker niet aanwezig was, maar zijn advocaat en de officier van justitie wel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker op 21 maart 2011 in verzekering is gesteld en op 25 maart 2011 weer in vrijheid is gesteld. De rechtbank overweegt dat de verzoeker recht heeft op een schadevergoeding op basis van artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering, omdat de strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel.

De rechtbank kent de verzoeker een vergoeding toe van € 1.680,- voor de immateriële schade, rekening houdend met de lange duur van het strafproces, dat met 8 jaar is overschreden. Daarnaast worden reiskosten en tijdverzuimkosten voor een totaalbedrag van € 130,58 vergoed. De kosten van rechtsbijstand worden vastgesteld op € 680,-. In totaal kent de rechtbank een vergoeding toe van € 2.490,58, waarbij het verzoek voor het overige wordt afgewezen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
rekestnummer 21/38 & 21/39 parketnummer 18/997502-11
Beschikking van de enkelvoudige raadkamer d.d. 24 februari 2022 op het verzoekschrift ex artikel 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), ingediend door:

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedatum] 1953 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , in deze zaak woonplaats kiezende ten kantore van zijn advocaat mr. A.S. van der Biezen: [adres] , hierna: verzoeker.

Procesverloop

Het op 15 maart 2021 ter griffie ingekomen verzoek strekt tot vergoeding van schade geleden als gevolg van ondergane inverzekeringstelling tot een bedrag van € 520,-, alsmede een bedrag van € 10.000,- aan extra geleden immateriële schade ten gevolge van de tegen hem gevoerde strafzaak. Voorts strekt het verzoek tot vergoeding van door verzoeker gemaakte reiskosten en tijdverzuimkosten ter hoogte van € 275,-.
Het verzoek strekt tevens tot het toekennen van de standaardvergoeding ten bedrage van
€ 340,- ten laste van de Staat voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift, eventueel te vermeerderen in geval van een zitting.
De rechtbank heeft kennis genomen van het verzoekschrift, het standpunt van de officier van justitie d.d. 22 juli 2021 en de reactie van de advocaat d.d. 5 november 2021.
Het verzoekschrift is behandeld ter openbare zitting van de raadkamer van 11 februari 2022. Daarbij zijn verzoeker zijn advocaat mr. A.S. van der Biezen en de officier van justitie mr. J.P Senior gehoord. Verzoeker is niet verschenen. Zowel de advocaat als de officier van justitie hebben ter zitting gepersisteerd bij hun schriftelijke standpunten.

Motivering

De rechtbank overweegt als volgt.
Bij onherroepelijk vonnis van de meervoudige kamer van 17 december 2020 is het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de onderhavige strafzaak. De strafzaak is daarmee geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a Wetboek van Strafrecht.
Schade ten gevolge van de inverzekeringstelling en extra immateriële schade
Ingevolge artikel 533 Sv kan indien de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel de rechter, op verzoek van de gewezen verdachte, hem een vergoeding uit ’s Rijks kas toekennen voor de schade welke hij tengevolge van ondergane inverzekeringstelling, klinische observatie of voorlopige hechtenis. Onder schade is begrepen het nadeel dat niet in vermogensschade bestaat.
De rechtbank stelt vast dat verzoeker op 21 maart 2011 in verzekering is gesteld en dat verzoeker op 25 maart 2011 in vrijheid is gesteld. Gevraagd wordt het standaardtarief van € 130,- zoals van toepassing op inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis vanaf1 maart 2021. Nu de immateriële schade voor die datum is ontstaan, past de rechtbank het daarvóór geldende standaardtarief van € 105,- per dag toe. Aldus komt in ieder geval een bedrag van € 420,- voor vergoeding in aanmerking.
Verzoeker vraagt daarnaast een extra vergoeding voor immateriële schade ad € 10.000,- Als redenen voert verzoeker aan de lange duur van het strafproces, media-aandacht en het stuklopen van familierelaties.
De officier van justitie heeft zich verzet tegen toekenning van dit bedrag nu causaliteit met de vrijheidsberoving ontbreekt. Subsidiair stelt de officier van justitie dat de immateriële schade niet is onderbouwd.
De rechtbank overweegt als volgt.
Schade - materiele dan wel immateriële - anders dan door de vrijheidsberoving geleden valt niet onder de reikwijdte van artikel 530 Sv dan wel artikel 533 Sv. Voor zover sprake is van schade anders dan door de vrijheidsberoving zal die in een civiele procedure aan de orde gesteld kunnen worden. Voorts geldt dat de forfaitaire vergoeding bij ten onrechte ondergane inverzekeringstelling ziet op zowel materiële als immateriële schade en daarmee in beginsel ter zake van beide een afdoende vergoeding vormen. Voor toekenning van een hogere vergoeding is derhalve slechts onder bijzondere omstandigheden aanleiding.
De rechtbank ziet in de lange duur van het strafproces aanleiding om aan verzoeker een hogere vergoeding dan de standaardvergoeding toe te kennen. De redelijke termijn is fors overschreden, waardoor verzoeker eerst nu pas in de gelegenheid is om een verzoek tot schadevergoeding in te dienen voor in 2011 geleden schade. In de strafzaak is de redelijke termijn met 8 jaar overschreden. Het betrof een complexe procedure met meerdere verdachten. Rekening houdend met deze omstandigheden en alles afwegend zal de rechtbank de standaardvergoeding verviervoudigen. Aldus zal de rechtbank een bedrag van € 1.680,- toewijzen (€ 420,- maal 4).
Reiskosten en tijdverzuim
Verzoeker vraagt vergoeding van de volgende reis- en tijdverzuimkosten:
  • 25 maart 2011: vervoer naar huis na vrijlating: € 12,60 voor een treinticket en € 79,80 voor een taxirit;
  • 14 januari 2013: voorbereiding zitting RB GR € 50,-, reiskosten bijwonen zitting € 11,89, parkeren zitting € 14,40 en tijdverzuim bijwonen zitting € 225,-‘
  • 21 juni 2013: reiskosten verhoor als verdachte r-c RB GR: € 11,89; - December 2020: reiskosten voorbereiding zitting: € 100,70.
De door verzoeker gemaakte reis- en parkeerkosten in 2011 en 2013 zijn aannemelijk en komen voor vergoeding in aanmerking. De reiskosten in 2020 en de tijdverzuim kosten “voorbereiding zitting RB GR” en “tijdverzuim bijwonen zitting” zijn onvoldoende onderbouwd, noch anderszins aannemelijk geworden zodat die posten zullen worden afgewezen. Zodoende komt van bovengenoemde kosten een totaalbedrag van € 130,58 voor vergoeding in aanmerking.
Kosten van rechtsbijstand
De rechtbank zal, conform de LOVS-richtlijnen, als kosten voor het indienen van het verzoekschrift en de mondelinge behandeling daarvan ter zitting, een vergoeding inclusief BTW toekennen van € 680,-.

Beslissing

De rechtbank:
- kent aan verzoeker, ten laste van de Staat, een vergoeding toe van
€ 2.490,58,-(zegge:
tweeduizendvierhonderdnegentig euro en achtenvijftig eurocent), waarvan
€ 680,-over te maken op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van Advocatenkantoor Van der Biezen en
€ 1.810,58op rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [verzoeker] ; - wijst het verzoek voor het overige af.
Deze beschikking is gegeven door mr. G. Eelsing, rechter, bijgestaan door mr. L. Lamers griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2022.