Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde, met dien verstande dat verdachte vrijgesproken dient te worden van roekeloos rijgedrag en dat een bewezenverklaring kan volgen voor aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe allereerst aangevoerd dat ten aanzien van beide slachtoffers het dossier onvoldoende medische onderbouwing geeft om te kunnen spreken over zwaar lichamelijk letsel dan wel letsel waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. In elk geval bestaan ten aanzien van [naam] geen aanwijzingen waaruit die tijdelijke ziekte of verhindering blijkt. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat het enkele feit dat verdachte op de cruise control reed en deze niet tijdig heeft uitgeschakeld – een enkele verkeersovertreding – onvoldoende is voor het aannemen van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Het betreft enkel tijdelijke onoplettendheid.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat wel een veroordeling kan volgen voor het subsidiair ten laste gelegde, te weten overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
De rechtbank gaat op grond van de inhoud van het dossier
1en het onderzoek ter terechtzitting uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 6 juni 2019 omstreeks 13:19 uur kreeg de politie een melding van een ongeval op de N7, waarbij meerdere voertuigen betrokken waren en waarbij sprake was van letsel.
2
Uit de VerkeersOngevallenAnalyse (VOA) is het volgende gebleken. Het ongeval heeft plaatsgevonden op de N7 ter hoogte van hectometerpaal 196,0 op de rijbaan vanuit Drachten in de richting van het Julianaplein in Groningen. Deze rijbaan bestaat uit twee rijstroken. Vlak na de ongevalslocatie is een bord bebouwde kom aangebracht. Ter plaatse gold een maximumsnelheid van 100 km/u voor motorvoertuigen en 80 km/u voor vrachtauto’s. Vlak na de ongevalslocatie was een bord zichtbaar met daarop de maximumsnelheid van 70 km/u. De vrachtauto van verdachte met kenteken [kenteken] reed op de rechter rijstrook. Deze vrachtauto is gebotst op een personenauto van het merk Audi met kenteken [kenteken] , waarvan [slachtoffer] bestuurder was en die zich vlak voor de vrachtauto van verdachte op dezelfde rijstrook bevond. Dit voertuig was (vooral aan de achterzijde) zwaar gedeformeerd. De Audi is vervolgens tegen de achterzijde van een aanhangwagen achter een bedrijfsbus van het merk Nissan met kenteken [kenteken] gedrukt. Hierdoor schaarde deze combinatie en botste deze vervolgens tegen de achterzijde van een personenauto van het merk Peugeot met kenteken [kenteken] , waarvan [naam] de bestuurder was. Dit voertuig is vervolgens gebotst op een bedrijfsauto van het merk Mercedes. Ook de vrachtauto van verdachte heeft de rechterzijde van de Mercedes geraakt. Op de Peugeot werd ook oranje lak aangetroffen die qua kleur sterk overeenkomt met de lakkleur van de vrachtauto van verdachte. De Peugeot heeft uiteindelijk een andere vrachtauto met het kenteken [kenteken] naar voren gedrukt. In de VOA is geconcludeerd dat er sprake was van een relatief groot snelheidsverschil tussen de voertuigen, gelet op de grote schades aan de voertuigen.
3
Uit de tachograafdata van de vrachtauto van verdachte is gebleken dat de geregistreerde snelheid, voorafgaand aan de laatste vertraging, gedurende 29 minuten constant of nagenoeg constant 84-86 km/u was. Een dergelijk snelheidspatroon wordt ook geregistreerd indien er op cruise control wordt gereden. Daarnaast heeft de politie uit deze data geconcludeerd dat het niet aannemelijk is dat de vrachtauto van verdachte heeft geremd voordat de eerste aanrijding plaatsvond. Na de constante snelheid op een afstand van ongeveer 80 meter (gemeten vanaf de voorzijde van de vrachtauto tot de voorzijde van de aangetroffen eindpositie) is de snelheid in 0,5 seconde abrupt teruggelopen vanaf 85 km/u tot 72 km/u. Gedurende deze vertraging liepen de vertragings- en versnellingswaarden vanaf normaal remmen met behulp van de bedrijfsrem zodanig hoog op dat deze onder normale omstandigheden niet zelf met deze vrachtauto kunnen worden ontwikkeld. Een dergelijke uitzonderlijke registratie duidt erop dat er een grote kracht van buitenaf op de combinatie wordt uitgeoefend tegengesteld aan de rijrichting van dit voertuig.
4
De voertuigen die betrokken waren bij het ongeval, die zich dus voor de vrachtauto van verdachte bevonden, stonden op het moment van het ongeval stil of reden met lage snelheid. Getuige [slachtoffer] , de bestuurder van Audi, heeft verklaard dat hij stil stond of bijna stilstond. Hij had geanticipeerd op het langzaam rijdende verkeer.
5Getuige [naam] , de bestuurder van de Peugeot, heeft verklaard dat zij stilstond achter een vrachtwagen. Zij had kort daarvoor op de borden gezien dat er sprake was van een file en zij verminderde daarna haar vaart tot stilstand.
6De bestuurder van de vrachtauto met kenteken [kenteken] heeft blijkens de tachograaf reeds op 1083 meter voor zijn aangetroffen eindpositie zijn gas losgelaten en rustig geremd tot stilstand. Deze vrachtauto stond gedurende 7 seconden stil op het moment dat hij door de aanrijding naar voren werd geschoven.
7
[slachtoffer] is op 6 juni 2019 onderzocht door een arts. De arts heeft geconstateerd dat sprake is van type I intima ruptuur thoracale aorta, een wervelfractuur en een ribfractuur C11 + 12 rechts.
8
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij twee dagen op de intensive care heeft gelegen en daarna nog vier dagen op de afdeling in het ziekenhuis. Ten tijde van het verhoor op 27 juni 2019 was hij voor 50 procent weer thuis aan het werk.
9
[naam] is ook op 6 juni 2019 onderzocht door een arts. De arts heeft geconstateerd dat sprake was van zwelling en roodheid van het aangezicht, scheefstand van de neus, cervicale klachten en shock.
10Op 25 juni 2019 heeft [naam] verklaard dat zij nog steeds nekletsel heeft en dat het onzeker is of het volledig zal herstellen. Zij ondervindt problemen met kracht zetten en tillen. [naam] heeft een baan en zij zit op dat moment in de ziektewet. Op 8 juli 2019 is een afspraak gepland voor een revalidatietraject.
11
Verdachte heeft verklaard dat hij die dag in zijn vrachtauto op de N7 richting Groningen reed en dat hij de cruise control had ingeschakeld. Hij keek op zijn navigatie en kort nadat hij op de weg keek, is hij op het voertuig gebotst dat voor zijn vrachtauto reed. Verdachte reed destijds twee of drie keer per week op deze weg en hij wist dat er vaak sprake is van een drukke verkeerssituatie op de plaats van het ongeval.
12Verdachte heeft verklaard dat hij niet meer weet hoe lang hij op zijn navigatie heeft gekeken en hoe het ongeluk heeft kunnen gebeuren. Hij weet ook niet meer of hij voor of na de botsing heeft geremd.
Juridisch kader
In het algemeen geldt dat voor een bewezenverklaring van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (verder: WVW) moet worden vastgesteld dat verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden met als gevolg dat iemand is overleden dan wel zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank dient te beoordelen of het handelen van de verdachte is aan te merken als roekeloos of aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend.
Het juridische begrip ‘schuld’ in het kader van artikel 6 WVW houdt in dat voor strafbaarheid ten minste sprake moet zijn van een aanmerkelijke onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Onvoorzichtig of onoplettend handelen op zichzelf is niet voldoende om tot een bewezenverklaring van ‘schuld’ te kunnen komen.
Bij de beoordeling van schuld in de zin van artikel 6 WVW komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat niet in zijn algemeenheid gesteld kan worden dat één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van bedoelde bepaling. Daarvoor zijn immers verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Voor schuld is derhalve meer nodig dan het veronachtzamen van de voorzichtigheid en oplettendheid die van een normaal oplettende bestuurder mag worden verwacht. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag in strijd met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Conclusie
De rechtbank stelt vast dat verdachte op de cruise control net boven de maximaal toegestane snelheid (ruim 80 km/u) en zonder te remmen is ingereden op een langzaam rijdende of stilstaande rij voertuigen, die forse schade hebben opgelopen. Verdachte was kennelijk niet in staat zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kan overzien en waarover deze vrij is.
Dat levert een overtreding op van artikel 19 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990. Andere weggebruikers hebben verklaard dat zij al een langzaam rijdende file en een waarschuwingsbord voor filevorming hadden gezien en om die reden zelf ruim op tijd konden afremmen en/of tot stilstand konden komen. Daarnaast blijkt uit de tachograafdata van de andere vrachtwagen die in de botsing betrokken was, dat deze al ruim van tevoren had afgeremd. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte gedurende een langere tijd gelegenheid moet hebben gehad om te zien dat het verkeer vaart minderde en om zelf eveneens af te remmen. Nu dat niet is gebeurd kan van slechts een enkel moment van onoplettendheid naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake zijn geweest; die onoplettendheid moet van enige duur zijn geweest. Verdachte heeft, gelet op de gegevens van de tachograaf, in het geheel niet geremd en is in volle vaart bovenop zijn voorgangers gebotst. De rechtbank acht voorts relevant dat verdachte de verkeerssituatie als professionele weggebruiker goed kende en dat hij wist ook dat het daar doorgaans druk is.
De voorgaande omstandigheden leiden volgens de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte aanmerkelijk onoplettend heeft gereden. Daarom is sprake van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
De gedragingen van verdachte zijn niet toereikend voor het oordeel dat de verdachte de hoogste mate van schuld heeft en dat hij ‘roekeloos’ heeft gereden. De rechtbank zal verdachte derhalve van dit bestanddeel vrijspreken.
De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen door het ongeval. Uit de bewijsmiddelen kan voldoende worden afgeleid wat de aard van dat letsel is en dat het slachtoffer enkele dagen op de intensive care in het ziekenhuis heeft gelegen. Naar het oordeel van de rechtbank is het vastgestelde letsel naar normaal spraakgebruik zonder meer te duiden als zwaar lichamelijk letsel.
Ten aanzien van [naam] acht de rechtbank bewezen dat door het ongeval sprake is van zodanig lichamelijk letsel, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Ook in dit geval kan uit de bewijsmiddelen voldoende worden afgeleid dat sprake is van letsel en dat het slachtoffer in elk geval in de weken na het ongeval niet volledig heeft kunnen werken.