ECLI:NL:RBNNE:2022:5041

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 december 2022
Publicatiedatum
12 januari 2023
Zaaknummer
18/317109-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen tussen minderjarige broer en zus met gevolgen voor de lichamelijke integriteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 29 december 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2002, die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met zijn zus, geboren in 2004. De tenlastelegging betrof seksuele handelingen die plaatsvonden tussen 5 november 2017 en 4 november 2019 in Drachten, waarbij de verdachte meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn zus, die op dat moment de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt. De verdachte heeft de beschuldigingen tijdens de zitting op 15 december 2022 erkend, wat leidde tot een bekentenis van de gepleegde feiten.

De rechtbank heeft de verklaringen van zowel de verdachte als het slachtoffer in overweging genomen. De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd op basis van deze verklaringen, terwijl de verdediging heeft gepleit voor vrijspraak, stellende dat er geen sprake was van ontuchtige handelingen omdat er wederzijds initiatief en instemming zou zijn geweest. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de handelingen van de verdachte in strijd zijn met de sociaal-ethische norm, vooral gezien de relatie tussen de verdachte en het slachtoffer en de context waarin de handelingen plaatsvonden.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het plegen van ontuchtige handelingen en heeft hem een jeugddetentie van drie maanden opgelegd, die voorwaardelijk is met een proeftijd van twee jaar. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder begeleiding door de jeugdreclassering en ambulante behandeling bij de GGZ. De rechtbank heeft geen onvoorwaardelijke werkstraf opgelegd, omdat de verdachte blijkens rapportages goed functioneert en geen eerdere veroordelingen heeft.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Leeuwarden
parketnummer 18/317109-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 29 december 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting achter gesloten deuren van 15 december 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.M.J.C. van Lee, advocaat te Donkerbroek. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Veen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 5 november 2017 tot en met 4 november 2019 tot Drachten, in de gemeente Smallingerland, meermalen, althans eenmaal, met [slachtoffer] , geboren [geboortedatum] 2004, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die dan zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte - de borsten en/of vagina van die [slachtoffer] gestreeld/betast, althans aangeraakt en/of
  • in de borsten van die [slachtoffer] geknepen en/of
  • een of meer vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of- zich door die [slachtoffer] laten aftrekken.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het ten laste gelegde gevorderd op basis van de verklaring van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) en de verklaring van verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de handelingen niet ontuchtig en strafbaar zijn omdat er geen sprake is van overschrijding van de sociaal-ethische norm. Er was sprake van wederzijds initiatief en instemming.
Oordeel van de rechtbank
Ontuchtige handelingen
Bij ontuchtige handelingen gaat het om handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Het ontuchtig karakter kan onder meer ontbreken bij seksueel contact met een minderjarig als het gaat om vrijwillig contact tussen personen die in geringe mate in leeftijd verschillen. In onderhavige zaak is er sprake geweest van het tegen de zin van [slachtoffer] plegen van seksuele handelingen door verdachte met [slachtoffer] . Verdachte en [slachtoffer] zijn broer en zus. Nog daargelaten het antwoord op de vraag of er daadwerkelijk sprake is van het in de rechtspraak bedoelde geringe leeftijdsverschil, is de rechtbank van oordeel dat het handelen van verdachte in strijd is met de sociaal-ethische norm. Seksuele handelingen met een minderjarige binnen het gezin, zoals hier begaan door verdachte met zijn zus, zijn naar het oordeel van de rechtbank per definitie in strijd met de sociaal-ethische norm. De rechtbank is van oordeel dat er wel sprake is geweest van het plegen van ontuchtige handelingen door verdachte. Hetgeen de raadsvrouw overigens heeft aangevoerd maakt het oordeel van de rechtbank niet anders.
Bekennende verdachte
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 december 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal uitwerking studioverhoor d.d. 31 augustus2021, opgenomen op pagina 13 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2021200587 d.d. 17 oktober 2021, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 5 november 2017 tot en met 4 november 2019 te Drachten, meermalen, met [slachtoffer] , geboren [geboortedatum] 2004, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] , hebbende verdachte
  • de borsten en vagina van [slachtoffer] aangeraakt en
  • in de borsten van [slachtoffer] geknepen en
  • een vinger in de vagina van [slachtoffer] gebracht en- zich door [slachtoffer] laten aftrekken.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en daaraan als bijzondere voorwaarden verbonden:
- begeleiding door de jeugdreclassering; - ambulante behandeling bij de GGZ - dagbesteding.
Daarnaast heeft de officier van justitie een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 100 uren gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gelet op de door haar bepleite vrijspraak geen standpunt ingenomen over een eventueel op te leggen straf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen, waaronder het seksueel binnendringen, met zijn zusje van destijds 13 tot 14 jaar oud, gedurende een langere periode. Met dit handelen heeft hij een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] en haar persoonlijke levenssfeer en dat op een plaats waar het slachtoffer zich veilig had moeten kunnen voelen. Dit ontuchtig handelen kan, naar de ervaring leert, voor de slachtoffers nadelige psychische gevolgen van mogelijk lange duur met zich brengen. Verdachte heeft zich laten leiden door zijn seksuele gevoelens en heeft kennelijk in het geheel niet stilgestaan bij de gevolgen die het voor [slachtoffer] zou kunnen hebben.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte blijkens zijn strafblad niet eerder is veroordeeld. Uit het adviesrapport van Reclassering Nederland d.d. 17 maart 2022 en de korte evaluatie en het plan van aanpak van de jeugdreclassering d.d. 13 december 2022 volgt onder meer dat verdachte op de leefgebieden als dagbesteding, financiën en middelengebruik geen problemen heeft. De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft geconcludeerd dat er een lage kans is dat verdachte zich zal schuldig maken aan strafbaar gedrag in het algemeen. Hij heeft geen strafblad, heeft zijn leven goed op orde en werkt hard. Op vrijwillige basis heeft verdachte contact onderhouden met de jeugdreclassering waarbij verdachte zich goed aan de afspraken heeft gehouden. Daarnaast is verdachte onder behandeling bij de GGZ, welke behandeling tot nu toe goed verloopt.
De Raad heeft geadviseerd bij het opleggen van een voorwaardelijke straf bijzondere voorwaarden te verbinden, namelijk begeleiding door jeugdreclassering, ambulante behandeling, dagbesteding en indien gewenst meewerken aan zoeken naar huisvesting.
Op te leggen straf
De rechtbank acht het gelet op de ernst van het bewezenverklaarde passend om verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 3 maanden op te leggen met als bijzondere voorwaarden begeleiding door de jeugdreclassering en een ambulante behandeling. Tijdens de behandeling ter zitting is de rechtbank duidelijk geworden dat verdachte vrijwel alle dagen aan het werk is. Daar komt bij dat de Raad niet heeft kunnen aangegeven waarom het hebben van dagbesteding de risico’s op herhaling van soortgelijk strafbaar handelen door verdachte beperkt. Daarom ziet de rechtbank geen noodzaak om dagbesteding en huisvesting als bijzondere voorwaarden aan de op te leggen straf te verbinden. Verdachte woont nog bij zijn ouders waarvoor met Veilig Thuis strikte afspraken zijn gemaakt rondom de omgang tussen verdachte en zijn jongere nog thuis wonende zusjes.
De rechtbank ziet geen aanleiding om daarnaast nog een onvoorwaardelijke werkstraf aan verdachte op te leggen, zoals door de officier van justitie is gevorderd.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77zz, 77aa, 77gg en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 3 maanden.

Bepaalt dat deze jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat veroordeelde zich binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij het[instelling] op het adres [straatnaam] te Leeuwarden, en dat hij zich daarna zal blijven melden zo lang en zo frequent als deze instelling dat noodzakelijk acht;
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd of zoveel korter als de jeugdreclassering nodigvindt, onder behandeling zal stellen bij [instelling] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de jeugdreclassering. Veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Geeft aan [instelling] , een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot enmet het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Dijkstra, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. M.R. de Vries en mr. N.A. Vlietstra, rechters, bijgestaan door W. van Goor, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 december 2022.