ECLI:NL:RBNNE:2022:5032

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
12 januari 2023
Zaaknummer
9521987
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van informatieplichten bij energieleveringsovereenkomst en sanctie voor schending

In deze bodemzaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland, is op 6 december 2022 vonnis gewezen in een geschil tussen Intrum Nederland B.V. en een gedaagde partij. De zaak betreft een energieleveringsovereenkomst tussen de gedaagde en Nuon Sales Nederland N.V., waarbij de gedaagde een betalingsachterstand heeft laten ontstaan. De vordering van Intrum Nederland, die de vordering van Nuon heeft overgenomen, betreft een bedrag van € 1.718,99, vermeerderd met rente en kosten. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de gedaagde erkend dat hij moet betalen, maar betwistte hij de hoogte van de kosten en de wijze van totstandkoming van de overeenkomst.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst niet op afstand is gesloten, maar buiten de verkoopruimte, en dat Intrum Nederland niet heeft voldaan aan de informatieplichten zoals voorgeschreven in het Burgerlijk Wetboek. Dit leidde tot de conclusie dat de vordering van Intrum Nederland gedeeltelijk toewijsbaar is, maar met een vermindering van 25% van de betalingsverplichting van de gedaagde, als sanctie voor de schending van de informatieplichten. De kantonrechter heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Groningen
Zaaknummer: 9521987 CV EXPL 21-6849
Vonnis van 6 december 2022
in de zaak van
INTRUM NEDERLAND B.V.,
te Amsterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: Intrum Nederland,
gemachtigde: Inkassier Gerechtsdeurwaarders & Incasso,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het tussenvonnis van 23 augustus 2022, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald. Nadien heeft Intrum Nederland een akte houdende eiswijziging genomen. De mondelinge behandeling heeft vervolgens op 26 oktober 2022 plaatsgevonden. Ter zitting zijn namens Intrum Nederland (digitaal) [vertegenwoordiger] en [vertegenwoordiger 2] verschenen. [gedaagde] is in persoon verschenen. Partijen hebben ter zitting hun standpunten (nader) toegelicht. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen ter zitting is besproken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De (verkort weergegeven) feiten

2.1.
Tussen Nuon Sales Nederland N.V. (hierna: Nuon) en [gedaagde] is een energieleveringsovereenkomst tot stand gekomen op grond waarvan [gedaagde], tegen betaling van maandelijkse voorschotbedragen, energie geleverd heeft gekregen.
2.2.
[gedaagde] heeft een betalingsachterstand laten ontstaan.
2.3.
De vordering van Nuon op [gedaagde] is uiteindelijk aan Intrum Nederland gecedeerd.
3. De vordering en het verweer
3.1.
Intrum Nederland vordert na eiswijziging - zakelijk weergegeven - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om aan Intrum Nederland een bedrag te betalen van € 1.718,99, vermeerderd met rente en kosten. Intrum Nederland legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] zijn verplichting niet is nagekomen om voor de energielevering te betalen.
3.2.
[gedaagde] heeft de betalingsachterstand erkend.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt bij de beoordeling het volgende voorop. Artikel 130 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt dat, zolang de rechter nog geen eindvonnis heeft gewezen, de eisende partij bevoegd is de eis of de gronden daarvan schriftelijk, bij conclusie of bij akte ter rolle, te veranderen of te vermeerderen. Een gedaagde partij is bevoegd hiertegen bezwaar te maken, op grond dat de verandering of vermeerdering in strijd is met de eisen van een goede procesorde. [gedaagde] heeft evenwel geen bezwaar gemaakt tegen de eiswijziging en naar het oordeel van de kantonrechter is de eiswijziging ook niet in strijd met de eisen van de goede procesorde. De eiswijziging zal aldus worden toegestaan.
4.2.
[gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat de overeenkomst niet op afstand is gesloten zoals Intrum Nederland heeft gesteld, maar buiten de verkoopruimte. Volgens [gedaagde] is een verkoper namens Nuon bij hem aan de deur geweest en heeft hij op die manier met Nuon gecontracteerd. Deze verkoper heeft [gedaagde] een korting van 25 % voorgespiegeld, waarna [gedaagde] de overeenkomst heeft getekend. Na een jaar kreeg [gedaagde] van Nuon echter te horen dat deze korting van 25 % niet gegeven had mogen worden, met als gevolg dat [gedaagde] de beloofde korting nimmer heeft gekregen. Intrum Nederland heeft deze uiteenzetting van [gedaagde] niet bestreden. Verder heeft [gedaagde] zowel in de stukken als ter zitting aangegeven dat hij weet dat hij moet betalen, hij heeft immers stroom ontvangen, maar dat hij het niet terecht vindt dat hij nu met allerlei extra kosten wordt geconfronteerd. Hij heeft namelijk steeds getracht een regeling met Nuon c.q. Intrum Nederland te treffen.
4.3.
De vordering van Intrum Nederland ziet op een overeenkomst buiten de verkoopruimte tussen een handelaar en een consument. De handelaar moet bij het sluiten van dat soort overeenkomsten voldoen aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van artikel 6:230m en 6:230t van het Burgerlijk Wetboek (BW).
4.4.
In deze procedure moet Intrum Nederland gemotiveerd stellen en onderbouwen dat aan de essentiële informatieplichten is voldaan. De kantonrechter moet vervolgens ambtshalve onderzoeken of aan de plichten is voldaan, dus ook als de vordering is erkend. Als sprake is van een voldoende ernstige schending van zo’n informatieplicht moet de rechter een sanctie toepassen (zie het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677). De rechtbanken hebben naar aanleiding van de uitspraak van de Hoge Raad een sanctierichtlijn opgesteld. [1]
de totale prijs
4.5.
Artikel 6:230m lid 1 sub e BW verplicht de handelaar tot het duidelijk en begrijpelijk uiteenzetten van de prijscondities. Niet ter discussie staat dat de verkoper van Nuon [gedaagde] een onjuiste voorstelling heeft gegeven van de prijs die [gedaagde] voor de energielevering moest betalen. Er is dan ook niet voldaan aan de verplichting van artikel 6:230m lid 1 sub e BW.
conclusie essentiële informatieplichten
4.6.
De kantonrechter stelt tot slot vast dat aan de overige (wettelijke) verplichtingen ter zake het dwingende consumentenrecht is voldaan, waaronder de informatieplichten.
4.7.
Uit het voorgaande volgt dat de vordering van Intrum Nederland toewijsbaar is, de kantonrechter zal echter op grond van de hiervoor vastgestelde schending van de informatieplichten de overeenkomst met toepassing van de sanctierichtlijn gedeeltelijk vernietigen in die zin dat de betalingsverplichting van [gedaagde] wordt verminderd met 25%. Dat betekent dat aan hoofdsom een bedrag van € 910,50 (75 % van € 1.214,00) toewijsbaar is.
4.8.
De gevorderde reeds verschenen wettelijke rente van € 284,77 zal worden afgewezen, omdat Intrum Nederland hiervoor (mede) nadrukkelijk heeft verwezen naar artikel 12.9 van de algemene voorwaarden van Vattenfall en zij deze algemene voorwaarden niet bij dagvaarding heeft overgelegd. Intrum Nederland had deze algemene voorwaarden bij dagvaarding over moeten leggen, omdat deze ambtshalve (op oneerlijke bedingen) moeten worden getoetst indien hierop een beroep wordt gedaan. Intrum Nederland kan immers niet terugvallen op de wet als een oneerlijk beding buiten toepassing moet worden gelaten (zie HvJ EU van 27 januari 2021, ECLI:EU:C:2021:68). De (verder) gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van de volledige voldoening.
4.9.
Nu Intrum Nederland ter zitting afstand heeft gedaan van haar vordering met betrekking tot de buitengerechtelijke incassokosten, behoeft dit verder geen bespreking.
4.10.
De kantonrechter is van oordeel dat van Intrum Nederland als professionele procespartij verwacht mag worden dat er geen wezenlijke fouten in de dagvaarding zitten. Intrum Nederland heeft de verkeerde totstandkomingswijze van de overeenkomst in de dagvaarding opgenomen en uitgewerkt (de overeenkomst op afstand in plaats van de overeenkomst buiten de verkoopruimte). Dit getuigt naar het oordeel van de kantonrechter van onvolledigheid. Het is aan de kantonrechter om ambtshalve te controleren of Intrum Nederland aan het dwingende consumentenrecht heeft voldaan, waaronder de informatieplichten. Om die reden moet Intrum Nederland een volledig beeld van de zaak geven. Aangezien Intrum Nederland de voor de beslissing van belang zijnde feiten niet volledig heeft aangevoerd, kan de kantonrechter op grond van artikel 21 Rv aan de niet naleving van deze verplichting de consequenties verbinden die zij geraden acht. In deze situatie ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. De kantonrechter komt dan ook niet toe aan de beoordeling van de hoogte van het liquidatietarief.
4.11.
De kantonrechter overweegt nog dat (desgevraagd) door Intrum Nederland ter zitting is aangegeven dat de uitkomst van deze procedure de betalingsregeling tussen partijen onverlet laat, oftewel dat deze op de oude voet zal worden voortgezet.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Intrum Nederland een bedrag van € 910,50 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van de volledige voldoening;
5.2.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer en anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.F. Clement en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2022.
48315

Voetnoten

1.Richtlijn Sanctiemodel essentiële informatieplichten, laatstelijk gewijzigd op 17 mei 2022.