[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 18.287,04 ter vergoeding van materiële schade en € 2.500,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij volledig kan worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de gevorderde immateriële schade de rechtbank verzocht deze te matigen naar € 1000,- omdat zij van mening is dat slechts een deel van de tenlastegelegde handelingen bewezen kan worden verklaard. Van de gevorderde materiële schade acht de raadsvrouw de reiskosten voor toewijzing vatbaar. Met betrekking tot de materiële schadepost die ziet op de studievertraging stelt de raadvrouw dat deze vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard wegens onvoldoende onderbouwing van het causale verband tussen de gevorderde schade en de ontuchtige handelingen.
Oordeel van de rechtbank
Immateriële schade
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade van € 2.500,- merkt de rechtbank op dat recht bestaat op vergoeding van immateriële schade bij een aantasting in de persoon (artikel 6:106, onder b BW). De rechtbank overweegt dat de aard en de ernst van het bewezen verklaarde meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Daarnaast is met stukken onderbouwd dat de benadeelde partij als gevolg van het handelen van verdachte last heeft van angst- en stemmingsklachten alsmede dat zij PTSS, en daarmee samenhangende concentratie- en vermoeidheidsklachten, heeft opgelopen. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Nu de rechtbank tot een volledige bewezenverklaring komt ziet zij geen grond voor matiging van het gevorderde bedrag. De vordering van € 2.500,- zal daarom in zijn geheel worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 oktober 2021.
Materiële schade
De verdediging heeft de niet-ontvankelijkheid van de gevorderde materiële schadevergoeding bepleit voor zover het de studiekosten betreft. De raadsvrouw van verdachte heeft het causale verband tussen de studievertraging en het bewezen verklaarde betwist.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de bij de vordering gevoegde stukken genoegzaam dat de benadeelde partij als gevolg van het door de verdachte gepleegde feit PTSS heeft opgelopen. Dit heeft onder andere concentratieproblemen en vermoeidheid met zich meegebracht, waardoor benadeelde partij niet in staat is geweest om deel te nemen aan de proefwerken. Dit heeft tot gevolg gehad dat er studievertraging is ontstaan. Hiermee staat het causale verband tussen het bewezen verklaarde en de gevorderde schade vast.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de door de benadeelde partij gevorderde materiële schade van € 18.287,04 volledig dient te worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 3 oktober 2021.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.