ECLI:NL:RBNNE:2022:5008

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 december 2022
Publicatiedatum
9 januari 2023
Zaaknummer
18/052263-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met een minderjarige door een stiefvader

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 19 december 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ontucht met een minderjarige. De verdachte, die de stiefvader is van de vriend van het slachtoffer, heeft in de periode van 2 tot 3 oktober 2021 in Kampen ontuchtige handelingen verricht met het slachtoffer, dat op dat moment aan zijn zorg was toevertrouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte door zijn handelen de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer ernstig heeft geschonden en het vertrouwen dat het slachtoffer in hem had, op grove wijze heeft beschaamd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij integraal toegewezen, waarbij een schadevergoeding van € 20.787,04 is vastgesteld, bestaande uit materiële en immateriële schade.

De rechtbank heeft in haar oordeel de verklaringen van het slachtoffer en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd, zwaar laten meewegen. De verdachte heeft de ontuchtige handelingen grotendeels ontkend, maar de rechtbank heeft de verklaring van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij geen eerdere veroordelingen had en dat hij zelf hulp heeft gezocht. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de ernst van de feiten een langdurige gevangenisstraf rechtvaardigt, ondanks het lage recidiverisico van de verdachte. De uitspraak benadrukt de ernst van ontucht met minderjarigen en de verantwoordelijkheden die volwassenen hebben ten opzichte van kwetsbare personen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Groningen
parketnummer 18/052263-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 19 december 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats] , zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 december 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. Schaap, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, in of omstreeks de periode van 2 oktober 2021 tot en met 3 oktober 2021 te Kampen en/of in de omgeving van Kampen, althans in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers heeft hij haar (telkens) gedwongen te dulden dat
  • hij haar (meerdere) zoenen/kussen gaf in/op haar gezicht en/of op haar (blote) buik en/of- hij (meermalen) haar (al dan niet blote) rug, buik, armen, gezicht, borsten, been en/of billen betastte en/of streelde en/of
  • hij haar (beklede) geslachtsdeel betastte en/of streelde
bestaande die andere feitelijkheid uit het onverhoeds (meermalen) zoenen/kussen en/of strelen en/of betasten van het lichaam van die [slachtoffer]
en/of
bestaande die andere feitelijkheid hierin dat hij, verdachte, een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht op die [slachtoffer] had, immers is hij de stiefvader van haar vriend en/of de vader van haar beste vriendin en/of bestaat er een aanzienlijk leeftijdsverschil tussen beiden en/of hadden zij een hechte (vertrouwens)band,
terwijl voornoemde [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2006 en zijnde minderjarig, aan zijn zorg of waakzaamheid was toevertrouwd;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 2 oktober 2021 tot en met 3 oktober 2021 te Kampen en/of in de omgeving van Kampen, althans in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2006, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
  • het (meermalen) zoenen/kussen van die [slachtoffer] in/op haar gezicht en/of op haar (blote) buiken/of
  • het (meermalen) betasten en/of strelen van de (al dan niet blote) rug, buik, armen, gezicht,borsten, been en/of billen van die [slachtoffer] en/of
  • het strelen en/of betasten van het (beklede) geslachtsdeel van die [slachtoffer] ,
terwijl voornoemde [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2006 en zijnde minderjarig, aan zijn zorg of waakzaamheid was toevertrouwd.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van een aantal onderdelen van het primair ten laste gelegde. Daartoe heeft zij aangevoerd dat verdachte het aanraken van de blote buik en van het bedekte dijbeen van [slachtoffer] heeft bekend. Het overige wordt door verdachte ontkend en blijkt volgens de raadsvrouw ook niet uit de stukken. De raadvrouw heeft betoogd dat de getuigenverklaringen niet als betrouwbaar steunbewijs gebruikt kunnen worden, nu hetgeen de getuigen verklaren telkens afkomstig is uit dezelfde bron, zijnde [slachtoffer] . Zij verwijst daarbij naar artikel 342 lid 2 Wetboek van Strafvordering. Daarnaast heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de uitgewerkte schriftelijke versie van de geluidsopname de context van het tussen verdachte en [slachtoffer] gevoerde gesprek onjuist weergeeft.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 5 december 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
We sliepen samen in 1 tent. Ik heb haar toen over haar blote buik en aan de binnenkant van haar dijbeen gestreeld.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 november 2021,opgenomen op pagina 14 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002021306945 d.d. 22 februari 2022, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
V: Je komt aangifte doen van aanranding. Tegen wie kom je aangifte doen? A: [verdachte] .
V: Hoe lang ken je [verdachte] al?
A: 11 jaar lang.
V: Wat voor band heb jij met [verdachte] ?
A: Hartstikke goed. Hij was een soort van oom voor mij, hij stond altijd voor mij klaar.
V: Wat kun je vertellen over wat er gebeurd is?
A: Toen zijn we naar de plek gereden, dichtbij Overijssel. We zeiden welterusten en hij gaf mij een kus op mijn gezicht. Hij gaf mij een knuffel, maar bleef mij vasthouden. Hij bleef mij alleen aaien. Ook bleef hij mij kusjes geven. Dan zei hij weer welterusten en gaf hij mij weer kusjes. Toen ik wakker werd had ik niet meer mijn eigen deken om, maar ik had zijn deken over mij heen. Toen ging hij mij de hele tijd aaien. Hij ging onder mijn kleren, over mijn rug en over mijn buik. Hij aaide mij over mijn armen. Hij drukte mij dichterbij. Af en toe gaf hij weer kusjes. Ik voelde mij ongemakkelijk door zijn aanrakingen. Ik voelde dat hij weer dichter tegen mij aan kwam liggen toen ik mij had omgedraaid en ik voelde dat hij lepeltje lepeltje met mij ging liggen. Toen ging hij weer met zijn hand onder mijn kleding. Hij aaide vervolgens over mijn arm over mijn kleding heen. Hij raakte ook mijn gezicht aan met zijn hand. Hij ging dan met zijn hand over mijn borsten naar mijn gezicht en gaf dan weer kusjes op mijn gezicht. Daarna weer verder aaien of over mijn arm. Ik voelde dat hij over mijn been ging aaien en over mijn kont heen ging en daar ook bleef. Hij aaide ook over mijn kont. Voor de rest van de nacht aaide hij over mijn lichaam, benen, mijn buik, mijn armen. Hij maakte mij wakker. Hij kuste mij. Op mijn hoofd of op mijn wang. Hij gaf mij meerdere kusjes achter elkaar en daarna kneep hij mij helemaal fijn. Toen begon hij aan mijn kut te zitten en ging hij wrijven en zei dat hij daar heel goed was. Toen begon hij er weer aan te zitten, op dezelfde manier als eerst. Ik drukte hem weg. Hij zat weer aan mijn kut en ik drukte hem steeds weg. In de ochtend gaf hij mij de hele tijd kusjes, ook gaf hij kusjes op mijn blote buik. Hij zei: "Houd wel tussen ons wat er is gebeurd, de anderen zouden dit niet kunnen begrijpen."
V: Hetgeen wat je vertelt over de situatie in de tent, wanneer is dat geweest? A: 2 op 3 oktober 2021.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 december 2021, opgenomen op pagina 32 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Aangever [slachtoffer] heeft na de aanranding een confrontatie gesprek gevoerd met verdachte [verdachte] waarvan zij een auditieve opname aan de politie heeft verstrekt. Ten einde de volledige context van dit confrontatie gesprek helder te krijgen, is dit gesprek zoveel mogelijk woordelijk uitgewerkt.
V: Aangever [slachtoffer]
A: Verdachte [verdachte]
0: Opmerking verbalisant
V: Want ik wil het met je hebben over de camping, wat daar gebeurd is.
A: Ja dat zit mij ook dwars.
V: Ik zit daar wel mee en wil niet dat dit de relaties tussen mij en [naam 1] , tussen mij en [naam 2] of met jou veranderd.
A: Dat zal ook geen tweede keer gebeuren schat, echt niet! V: Ja, want je zat wel gewoon aan mijn kut? zeg maar. A: Ja dat weet ik.
V: Zeg maar, ik vind een knuffel van jou helemaal prima. Of een kus op mijn hoofd voor het slapen gaan vind ik ook helemaal prima maar het was die nacht veel intenser. En ook vooral die ochtend dat je bij mijn?
A: Weet ik. Ja, weet ik.
Bewijsmotivering
Zoals bij veel zedenzaken, staat ook in deze zaak de verklaring van aangeefster tegenover die van de verdachte. Er zijn geen getuigen die de tenlastegelegde handelingen hebben gezien. Aangeefster verklaart dat verdachte ontuchtige handelingen bij haar heeft verricht. Deze handelingen worden voor het grootste gedeelte door verdachte ontkend. De rechtbank heeft daarom allereerst de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster beoordeeld, waarbij de rechtbank gekeken heeft naar de consistentie, accuraatheid en volledigheid van deze verklaring. De rechtbank stelt in dit verband vast dat aangeefster zeer gedetailleerd en - zowel bij de politie alsook tegenover derden die als getuigen zijn gehoord - consistent heeft verklaard over de handelingen die verdachte bij haar heeft verricht. Aangeefster verklaart daarbij een langdurige en hechte band met verdachte te hebben gehad - hetgeen verdachte ter zitting ook bevestigt - en dat zij zich vreselijk schuldig voelt, met name gelet op de consequenties die haar aangifte, onder meer, voor haar vriendin hebben gehad. Van enige reden om verdachte onterecht te beschuldigen is dan ook niet gebleken. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster te twijfelen.
Nu de verklaring van aangeefster betrouwbaar wordt geacht, dient de rechtbank te bepalen of er voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is. Ingevolge artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan de rechtbank het bewijs dat de verdachte een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend baseren op de verklaring van één getuige. Dat betekent niet dat voor alle onderdelen van de tenlastelegging steunbewijs aanwezig hoeft te zijn. Het gaat erom dat in elk geval een deel van de feiten en omstandigheden die in de aangifte worden genoemd ondersteuning vindt in een of meer andere bewijsmiddelen.
Verdachte heeft (ook ter terechtzitting) bekend dat hij aangeefster over haar blote buik en aan de binnenkant van haar dijbeen heeft gestreeld. Voorts kan naar het oordeel van de rechtbank, anders dan de raadsvrouw heeft gesteld, uit de schriftelijk uitgewerkte versie van het door aangeefster opgenomen geluidsfragment tussen verdachte en aangeefster in deze zaak worden opgemaakt dat verdachte ook haar (beklede) geslachtsdeel heeft betast. De rechtbank ziet geen aanleiding, ook niet na het luisteren van het audiofragment om te twijfelen aan de strekking van het antwoord dat verdachte geeft na de confrontatie door aangeefster dat hij “aan haar kut heeft gezeten”. Daarmee acht de rechtbank bewezen dat verdachte alle in de tenlastelegging genoemde handelingen heeft verricht. Het verweer van de raadsvrouw wordt dan ook verworpen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij, in de periode van 2 oktober 2021 tot en met 3 oktober 2021 in de omgeving van Kampen, door een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, immers heeft hij haar (telkens) gedwongen te dulden dat
  • hij haar meerdere zoenen/kussen gaf in haar gezicht en op haar (blote) buik en
  • hij meermalen haar (al dan niet blote) rug, buik, armen, gezicht, borsten, been en/of billenbetastte en/of streelde en
  • hij haar (beklede) geslachtsdeel betastte en/of streelde
bestaande die andere feitelijkheid uit het onverhoeds meermalen zoenen/kussen en strelen en betasten van het lichaam van die [slachtoffer]
en
bestaande die andere feitelijkheid hierin dat hij, verdachte, een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht op die [slachtoffer] had, immers is hij de stiefvader van haar vriend en de vader van haar beste vriendin en bestaat er een aanzienlijk leeftijdsverschil tussen beiden en hadden zij een hechte (vertrouwens)band,
terwijl voornoemde [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2006 en zijnde minderjarig, aan zijn zorg of waakzaamheid was toevertrouwd.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

feitelijke aanranding van de eerbaarheid, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Als bijzondere voorwaarden heeft de officier van justitie een meldplicht, ambulante behandeling en een contactverbod met [slachtoffer] gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit om verdachte te veroordelen tot een taakstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het Reclasseringsadvies van 9 juni 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Aard en ernst van het bewezen verklaarde
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met een minderjarige, terwijl deze minderjarige op dat moment aan zijn zorg en waakzaamheid was toevertrouwd. Verdachte heeft door zijn handelen op ernstige wijze de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer geschonden en het vertrouwen dat zij in verdachte had op grove wijze beschaamd. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder in aanmerking dat slachtoffer en verdachte elkaar al 11 jaar kenden en dat slachtoffer verdachte, blijkens haar verklaringen, als een soort oom zag. Ook de positie van verdachte als vader van de beste vriendin en als stiefvader van het vriendje van slachtoffer, het feit
dat er een hechte vertrouwensband was tussen verdachte en slachtoffer en het grote leeftijdsverschil, maken dat de rechtbank verdachte zijn gedragingen zwaar aanrekent.
Persoon van de verdachte
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank ook gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 oktober 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het omtrent verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 9 juni 2022. Uit dat rapport volgt dat de reclassering hulpverlening binnen een gedwongen kader niet noodzakelijk acht. Er is sprake van een laag risico op recidive en verdachte heeft zelf hulp gezocht bij [instelling] . Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is verder gebleken dat de kinderen van verdachte sinds de zaak aan het licht is gekomen uit huis zijn geplaatst. Verdachte heeft sindsdien geen contact meer gehad met zijn dochter en slechts beperkt contact met zijn zoon. Verdachte heeft daarnaast, naar aanleiding van de gebeurtenissen, zijn relatie verbroken.
Op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat alleen een (langdurige) gevangenisstraf recht doet aan de ernst van het bewezen verklaarde en aan het leed dat verdachte daarmee heeft veroorzaakt.
Gelet op de omstandigheid dat verdachte ‘first offender’ is en het feit dat verdachte zelf al hulp heeft gezocht, is voor de rechtbank wel aanleiding om een lagere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank volgt het advies van de Reclassering om geen bijzondere voorwaarden op te leggen nu het recidive-risico als laag wordt ingeschat. Een contactverbod acht de rechtbank niet noodzakelijk omdat verdachte sinds het voorval geen contact meer met het slachtoffer heeft gezocht en er geen reden is om te vermoeden dat verdachte dit wel zal gaan doen.
Alles overwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden passend en geboden.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 18.287,04 ter vergoeding van materiële schade en € 2.500,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij volledig kan worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de gevorderde immateriële schade de rechtbank verzocht deze te matigen naar € 1000,- omdat zij van mening is dat slechts een deel van de tenlastegelegde handelingen bewezen kan worden verklaard. Van de gevorderde materiële schade acht de raadsvrouw de reiskosten voor toewijzing vatbaar. Met betrekking tot de materiële schadepost die ziet op de studievertraging stelt de raadvrouw dat deze vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard wegens onvoldoende onderbouwing van het causale verband tussen de gevorderde schade en de ontuchtige handelingen.
Oordeel van de rechtbank
Immateriële schade
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade van € 2.500,- merkt de rechtbank op dat recht bestaat op vergoeding van immateriële schade bij een aantasting in de persoon (artikel 6:106, onder b BW). De rechtbank overweegt dat de aard en de ernst van het bewezen verklaarde meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Daarnaast is met stukken onderbouwd dat de benadeelde partij als gevolg van het handelen van verdachte last heeft van angst- en stemmingsklachten alsmede dat zij PTSS, en daarmee samenhangende concentratie- en vermoeidheidsklachten, heeft opgelopen. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Nu de rechtbank tot een volledige bewezenverklaring komt ziet zij geen grond voor matiging van het gevorderde bedrag. De vordering van € 2.500,- zal daarom in zijn geheel worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 oktober 2021.
Materiële schade
De verdediging heeft de niet-ontvankelijkheid van de gevorderde materiële schadevergoeding bepleit voor zover het de studiekosten betreft. De raadsvrouw van verdachte heeft het causale verband tussen de studievertraging en het bewezen verklaarde betwist.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de bij de vordering gevoegde stukken genoegzaam dat de benadeelde partij als gevolg van het door de verdachte gepleegde feit PTSS heeft opgelopen. Dit heeft onder andere concentratieproblemen en vermoeidheid met zich meegebracht, waardoor benadeelde partij niet in staat is geweest om deel te nemen aan de proefwerken. Dit heeft tot gevolg gehad dat er studievertraging is ontstaan. Hiermee staat het causale verband tussen het bewezen verklaarde en de gevorderde schade vast.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de door de benadeelde partij gevorderde materiële schade van € 18.287,04 volledig dient te worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 3 oktober 2021.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 55, 246 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer]te betalen:
  • het bedrag van €
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 oktober 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van € 20.787,04 (zegge twintigduizend zevenhonderdzevenentachtig euro en vier eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 oktober 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 18.287,04 aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 138 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.R. Bracht, voorzitter, mr. O.J. Bosker en mr. J. Duiven, rechters, bijgestaan door mr. H.A. Vonk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 december 2022.
Mr. Bosker en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.