ECLI:NL:RBNNE:2022:5000

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
4 januari 2023
Zaaknummer
LEE 22/909
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een correctieverzoek inzake de polisadministratie door het Uwv

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn correctieverzoek door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beoordeeld. Eiser had op 24 november 2021 een correctieverzoek ingediend met betrekking tot de polisadministratie over 2013, waarin hij stelde dat het aantal loondagen onjuist was ingevoerd. Het Uwv had echter besloten om het verzoek niet verder in behandeling te nemen, omdat er al eerder beslissingen waren genomen over de verzekeringsplicht en de gegevens in de polisadministratie. Eiser heeft in zijn beroep aangevoerd dat het Uwv ten onrechte geen correctie heeft uitgevoerd en dat er sprake is van meerdere dienstverbanden.

De rechtbank heeft op 30 september 2022 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van het Uwv aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat het Uwv voldoende heeft toegelicht hoe het aantal gewerkte uren in 2013 is verwerkt en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de gegevens in de polisadministratie onjuist zijn. De rechtbank wijst het verzoek van eiser om vrijstelling van het griffierecht af, omdat de zaken verschillende besluiten en rechtsvragen betreffen. Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat het Uwv terecht het verzoek om correctie heeft afgewezen en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding voor proceskosten en het griffierecht wordt niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/831

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 december 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

(gemachtigde: S.S. Wiltjer - Rienstra).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in
behandeling nemen van zijn correctieverzoek op 24 november 2021.
2. Met het bestreden besluit van 16 februari 2022 op het bezwaar van eiser is het
Uwv bij dat besluit gebleven.
3. Eiser heeft nadere stukken aan de rechtbank toegezonden.
4. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
5. De rechtbank heeft het beroep op 30 september 2022 op zitting behandeld. Hieraan
hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van het Uwv.

Totstandkoming van het besluit

6. Op 16 september 2021 heeft eiser een brief gestuurd aan het Uwv waarin hij onder meer schrijft dat de polisadministratie (SUWI-net) over 2013 onjuist is. Volgens een overzicht dat met de brief is meegestuurd is voor 2013 handmatig een aantal van 208 loondagen ingevoerd, en dat aantal is volgens eiser niet correct. Bovendien was er sprake van meerdere dienstverbanden. Op 5 oktober 2021 heeft eiser bij het Uwv een formeel correctieverzoek ingediend. Hierbij heeft eiser verzocht om zijn arbeidsverleden te wijzigen vanaf 1 januari 2013. Op 15 november 2021 heeft eiser aanvullende stukken gemaild aan het Uwv.
7. Bij besluit van 24 november 2021 heeft het Uwv aan eiser medegedeeld dat de door
hem aangeleverde bewijsstukken betrekking hebben op de onderzoeken verzekeringsplicht van 20 augustus 2021 en 2016. Omdat hierover al een beslissing is genomen wordt het correctieverzoek niet verder in behandeling genomen.
8. Bij het bestreden besluit heeft het Uwv aangegeven dat er geen aanleiding is om een
correctie te (laten) uitvoeren. Hiertoe heeft het Uwv aangegeven dat eiser geen stukken heeft overgelegd waaruit volgt dat de gegevens in de polisadministratie onjuist zijn. Eiser stelt dat er sprake is van meerdere dienstverbanden en dat de totale omvang van deze dienstverbanden groter is dan uit de polisadministratie blijkt. Het Uwv geeft aan dat er over dit onderwerp al meerdere procedures zijn gevoerd waarbij het Uwv stelt dat er geen sprake is van meerdere dienstverbanden. Het verrichte overwerk wordt geacht te zijn verdisconteerd in de bestaande dienstbetrekking, dus ook daar blijkt niet uit dat eiser meer dan één dienstverband zou hebben gehad, aldus het Uwv.

Wettelijk kader

9. Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Wet SUWI is het Uwv belast met de
uitvoering van de werknemersverzekeringswetten.
10. Op grond van artikel 33, eerste lid, van de Wet SUWI draagt het Uwv zorg
voor de inrichting en adequate werking van de polisadministratie. Op grond van het tweede lid heeft de polisadministratie onder andere ten doel van de werknemer gegevens over zijn arbeidsverhouding en uitkeringsverhouding — daaronder begrepen duur, loon en premies werknemersverzekeringen — vast te leggen ten behoeve van de werknemersverzekeringen en de uitvoering van taken die bij of krachtens enige andere wet dan bedoeld in artikel 30, eerste lid, aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen zijn opgedragen en besluiten over recht op uitkering of verstrekking te baseren op gegevens als bedoeld in onderdeel a met het oog waarop de werknemer wordt geïnformeerd over die gegevens en het al dan niet verzekerd zijn voor de werknemersverzekeringen.
11. Op grond van artikel 33c, derde lid, van de Wet SUWI kan de werknemer, indien
de gegevens niet juist of niet volledig zijn, een verzoek indienen tot onverwijlde rectificatie van onjuiste gegevens met aanduiding van de juiste gegevens.

Beoordeling door de rechtbank

12. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht omdat deze zaak
samenhangt met de beroepszaak die bij de rechtbank is geregistreerd onder het nummer LEE 21/3320. De rechtbank wijst dit verzoek af. Hiertoe overweegt de rechtbank dat in de betreffende zaken sprake is van verschillende besluiten met verschillende data waarbij specifieke rechtsvragen aan de orde zijn. Aangezien eiser het griffierecht heeft voldaan, gaat de rechtbank hierna over tot de inhoudelijke behandeling van het beroep.
13. De rechtbank stelt vast dat het geschil zich toespitst op een tweetal
punten. Allereerst is tussen partijen het aantal gewerkte uren in 2013 in geschil. Daarnaast wenst eiser te zien dat zijn arbeidsverleden zoals dat is opgenomen in de polisadministratie wordt gewijzigd.
Aantal gewerkte uren in 2013
14. Eiser betoogt dat uit het overzicht dat hij heeft opgestuurd blijkt dat in de polisadministratie ten onrechte is uitgegaan van 208 loondagen voor het jaar 2013. Voor januari 2013 stonden ten onrechte nul gewerkte uren genoteerd, en dat is pas na het bezwaar aangepast in de administratie.
15. Naar het oordeel van de rechtbank kan deze beroepsgrond van eiser niet slagen.
Hiertoe overweegt de rechtbank dat het Uwv in het bestreden besluit, in het verweerschrift en ter zitting voldoende heeft toegelicht hoe het aantal gewerkte uren in 2013 in de administratie is verwerkt. Het Uwv heeft namelijk aangegeven dat het rapport waarnaar eiser verwijst dateert van 6 februari 2014 en dat dit rapport geen uitdraai is van de polisadministratie, maar uit de eigen administratie van het Uwv komt. Het rapport is gebruikt bij het vaststellen van eisers recht op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (de WW). Omdat er op dat moment nog geen gegevens waren over het aantal uren dat eiser in 2013 heeft gewerkt en deze gegevens voor de vaststelling van de duur van de WW-uitkering van belang zijn heeft een medewerker de gegevens handmatig ingevoerd in het systeem. Hierbij heeft het Uwv aangegeven dat het minimum aantal uren dat er gewerkt moet zijn om een jaar mee te kunnen laten tellen voor het bepalen van de duur van de WW-uitkering 208 is. Omdat duidelijk was dat eiser aan deze voorwaarde voldeed is ervoor gekozen om 208 uur in te vullen. Op 3 april 2014 zijn de gegevens over het totale aantal uren dat eiser in 2013 heeft gewerkt aan de polisadministratie toegevoegd. Dit laatste is, aldus het Uwv, niet handmatig gedaan, maar is gebaseerd op gegevens die door de werkgever zijn verstrekt. Het totaal aantal gewerkte uren voor 2013 is 2088. De rechtbank ziet geen aanleiding het Uwv niet te volgen in deze toelichting. Uit de rapportage komt op geen enkele manier naar voren dat het daadwerkelijk om een afdruk uit de polisadministratie zou gaan, en eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat dat desondanks wel zo zou zijn. Ook heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat correctie, anders dan het Uwv stelt, pas naar aanleiding van zijn bezwaar zou hebben plaatsgevonden. Hierbij betrekt de rechtbank eveneens dat eiser onvoldoende concreet heeft gemaakt dat het in de administratie opgenomen totaal aantal gewerkte uren in 2013 van 2088 onjuist zou zijn.
Arbeidsverleden
16. Vervolgens betoogt eiser dat het Uwv ten onrechte heeft nagelaten om de gegevens
van zijn arbeidsverleden aan te passen. Hierbij heeft eiser ter zitting verklaard dat het niet gaat om de vraag wie de werkgever is maar dat het gaat om de vraag hoe de administratie eruit moet zien nu er sprake is van meerdere dienstverbanden. Hiertoe heeft eiser aangegeven dat er sprake is van overeenkomsten van opdracht, zowel vanuit [naam 1] als vanuit [Naam 2] , waarbij [naam 1] de werkgever is vanuit een managementovereenkomst. De gegevens in de polisadministratie zijn, aldus eiser, onjuist en gelet hierop dient het Uwv onderzoek te verrichten en aanpassingen te doen.
17. Het Uwv geeft aan dat het zich bij het verzoek van eiser om correctie heeft
gebaseerd op de onderzoeken die reeds eerder hebben plaatsgevonden. Een (aanvullend) onderzoek is, aldus het Uwv, niet aan de orde. Hiertoe heeft het Uwv aangegeven dat er al eerder onderzoek heeft plaatsgevonden naar het bestaan van meerdere dienstverbanden, waarin ook de stellingen van eiser over de omvang van het dienstverband / de dienstverbanden zijn betrokken.
18. Naar het oordeel van de rechtbank kan ook deze beroepsgrond van eiser niet slagen.
Hiertoe overweegt de rechtbank dat – ook al gaat het nu niet rechtstreeks om de vraag wie de werkgever is – eiser feitelijk met zijn correctieverzoek beoogt om aan de hand van dezelfde (reeds bekende) argumenten een discussie te voeren die in eerdere procedures al aan de orde is geweest. Zo heeft deze rechtbank in de uitspraak van 8 september 2017 de vraag behandeld of het Uwv terecht heeft bepaald dat eiser geen uitkering op grond van de ZW kan krijgen aangezien hij niet verzekerd is voor de ZW, omdat geen sprake is van een dienstbetrekking tussen hem en [naam 3] of [naam 1] . De rechtbank heeft in die uitspraak het standpunt van het Uwv gevolgd dat geen sprake is van een dienstbetrekking tussen eiser en [naam 3] of [naam 1] (dan wel [naam 4] ), omdat tussen eiser en [naam 3] en/of [naam 1] geen schriftelijke arbeidsovereenkomst is gesloten. Verder heeft deze rechtbank geoordeeld dat het Uwv het standpunt heeft kunnen innemen dat eiser zijn werkzaamheden, ook voor zover deze voor [naam 3] en/of [naam 1] (dan wel [naam 4] ) hebben plaatsgevonden, heeft verricht uit hoofde van zijn dienstbetrekking met [Naam 2] De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 2 april 2020 deze uitspraak van de rechtbank bevestigd. De rechtbank gaat hier dan ook van uit. In hetgeen eiser heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om te concluderen dat de gegevens zoals deze nu in de polisadministratie zijn opgenomen onjuist zijn. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv, gelet op de discussie die reeds in de eerdere procedures heeft gespeeld, een verder nader onderzoek achterwege kunnen laten.
19. Ook wat eiser verder naar voren heeft gebracht kan niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.

Conclusie en gevolgen

20. Gelet op al het bovenstaande heeft het Uwv naar het oordeel van de rechtbank
terecht eisers verzoek om correctie van het aantal gewerkte uren in 2013 en zijn arbeidsverleden afgewezen. Het beroep is ongegrond. Het Uwv hoeft het griffierecht niet aan eiser te vergoeden en ook krijgt eiser geen vergoeding voor zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.I. Havinga, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
22 december 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.