ECLI:NL:RBNNE:2022:4997
Rechtbank Noord-Nederland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verzoek om schadevergoeding na onterecht ondergane voorlopige hechtenis en inverzekeringstelling
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 22 december 2022 uitspraak gedaan op een verzoekschrift ex artikel 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering. Verzoeker, geboren in 1998, had schadevergoeding aangevraagd voor de schade die hij zou hebben geleden door een onterecht ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis. Het verzoek was ingediend op 31 januari 2022 en strekte tot een schadevergoeding van € 4.220,-, alsook een standaardvergoeding van € 340,- voor de kosten van het indienen van het verzoekschrift. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, maar kende wel de kosten voor het indienen en de mondelinge behandeling van het verzoekschrift toe.
De rechtbank overwoog dat de zaak was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, maar dat er geen gronden van billijkheid waren voor het toekennen van schadevergoeding. De officier van justitie had betoogd dat de voorlopige hechtenis noodzakelijk was voor het onderzoek naar de psychische problematiek van verzoeker en dat hij na 41 dagen kon worden opgenomen in de zorg op basis van een zorgmachtiging. De rechtbank concludeerde dat de voorlopige hechtenis niet onredelijk was en dat verzoeker niet in aanmerking kwam voor schadevergoeding.
Desondanks werd een vergoeding van € 680,- toegekend voor de kosten van het indienen van het verzoekschrift. De rechtbank benadrukte dat de omstandigheden van de zaak en de noodzaak van de voorlopige hechtenis in overweging waren genomen, en dat de periode van voorlopige hechtenis niet als onredelijk lang werd beschouwd. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de meervoudige raadkamer.