3.1Verzoeker heeft het griffierecht voldaan. De rechtbank zal het verzoek inhoudelijk behandelen.
4. De rechtbank beoordeelt het verzoek om schadevergoeding. Zij doet dat aan de hand
van de feiten en de argumenten die verzoeker heeft aangevoerd.
5. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af. Hierna legt de rechtbank
uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. Verzoeker betoogt samengevat dat hij als zelfstandig ondernemer kosten heeft
gemaakt bij de procedure rondom zijn aanvraag in 2018 om een WIA-uitkering en dat die schade moet worden vergoed. Verzoeker heeft ter zitting toegelicht dat hij vindt dat het oorspronkelijke primaire besluit van 15 oktober 2019 onrechtmatig is en dat de kosten die hij daarvoor heeft gemaakt moeten worden vergoed door het Uwv.
7. In artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb) is bepaald
dat de bestuursrechter bevoegd is op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van:
a. een onrechtmatig besluit;
b. een andere onrechtmatige handeling ter voorbereiding van een onrechtmatig besluit;
c. het niet tijdig nemen van een besluit;
d. een andere onrechtmatige handeling van een bestuursorgaan waarbij een persoon als bedoeld in artikel 8:2, eerste lid, onder a, zijn nagelaten betrekkingen of zijn rechtverkrijgenden belanghebbende zijn.
8. De rechtbank stelt vast dat het bezwaar van verzoeker tegen het primaire besluit van
15 oktober 2019 door het Uwv bij besluit van 29 mei 2020 gegrond is verklaard en het besluit van 15 oktober 2019 gedeeltelijk is herroepen. Uit de vaststellingsovereenkomst die zowel verzoeker als het Uwv hebben ondertekend en die hiervoor onder 2.2 werd aangehaald, volgt echter dat die gedeeltelijke herroeping wat partijen betreft niet het gevolg is van de onrechtmatigheid van het primaire besluit, maar is ingegeven door de behoefte aan finale geschilbeslechting. Ook uit het besluit van 29 mei 2020 volgt niet dat het Uwv de onrechtmatigheid van het primaire besluit zou erkennen. Er is ook geen rechterlijke uitspraak waarbij de onrechtmatigheid van dat besluit is vastgesteld. Dit alles betekent dat geen sprake is van een onrechtmatig besluit als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb. Die bepaling geeft dan ook geen grond voor toekenning van de door verzoeker gevraagde schadevergoeding.
9. Hetgeen overigens door verzoeker is aangevoerd geeft de rechtbank geen aanleiding
voor een ander oordeel.