ECLI:NL:RBNNE:2022:4940

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 oktober 2022
Publicatiedatum
29 december 2022
Zaaknummer
C/18/216157 KG RK 22/220
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke procedure

Op 18 oktober 2022 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Nederland een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoekster die niet als ingezetene was ingeschreven in de basisregistratie personen en zonder bekende woon- of verblijfplaats was. De verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.A. van der Weerd, wilde de rechter mr. B.F. Hammerle wraken vanwege een vermeende vooringenomenheid. De verzoekster stelde dat zij niet in de gelegenheid was gesteld om digitaal of op een andere manier gebruik te maken van haar aanwezigheidsrecht, wat volgens haar leidde tot een onterecht negatieve beoordeling van haar situatie.

De rechter heeft in zijn schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek aangegeven dat er voorafgaand aan de zitting een aanhoudingsverzoek was ingediend, dat was afgewezen. Ook het verzoek om de verdachte via telehoren te horen werd afgewezen. De rechter benadrukte dat zijn beslissingen procesbeslissingen waren en dat er geen inhoudelijke beoordeling van de zaak of de verdachte had plaatsgevonden. De wrakingskamer oordeelde dat de verzoekster geen concrete feiten had aangedragen die de vrees voor partijdigheid van de rechter konden onderbouwen. Het verzoek tot wraking werd daarom als kennelijk ongegrond beschouwd.

De beslissing werd openbaar uitgesproken en er werd bepaald dat de procedure met zaaknummer 18-018627-21 zou worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. Tegen deze beslissing stond geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Wrakingskamer
Zittingsplaats Groningen
zaaknummer: C/18/216157 KG RK 22/220
de beslissing van 18 oktober 2022
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank Noord-Nederland op het verzoek van
[verzoekster] ,
niet als ingezetene ingeschreven in de basisregistratie personen en zonder bekende woon- of
verblijfplaats
hierna te noemen: verzoekster,
gemachtigde: mr. M.A. van der Weerd, advocaat te Den Haag
strekkende tot de wraking van
mr. B.F. Hammerle,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van 1 september 2022 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 12 oktober 2022.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer 18-018627
21 tegen verzoekster als verdachte.
2.2
Verzoekster heeft – blijkens het proces-verbaal van het mondelinge verzoek – aan
haar verzoek ten grondslag gelegd dat omdat zij niet in de gelegenheid wordt gesteld om digitaal dan wel op een andere wijze gebruik te maken van haar aanwezigheidsrecht er sprake is van een vooringenomen standpunt over wie zij is. Hierbij heeft verzoekster aangegeven dat het om een procesbeslissing gaat waarbij haar voor de zoveelste keer onrecht wordt aangedaan. Deze beslissing is voor verzoekster nadelig.
2.3
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek
gereageerd. In deze reactie laat de rechter – kort samengevat – weten dat voorafgaand aan de zitting een aanhoudingsverzoek is ingediend en dat als reactie hierop is aangegeven dat de zaak niet op voorhand zal worden aangehouden. Het verzoek van de raadsman om de verdachte via telehoren te horen is afgewezen. Nagenoeg gelijktijdig met dit verzoek is een verzoek tot aanhouding ontvangen van de verdachte om medische redenen. Ter zitting heeft de raadsman wederom verzocht om de verdachte via telehoren te laten deelnemen aan de zitting en de behandeling van de zaak aan te houden. Het verzoek om telehoren is wederom afgewezen. Met betrekking tot het verzoek om aanhouding geeft de rechter aan dat de raadsman niet kon aangeven wanneer de verdachte in staat zou zijn om een zitting bij te wonen. Nadat de officier van justitie is gehoord over het verzoek is het verzoek afgewezen. De rechter geeft aan dat dit een procesbeslissing betreft en dat niets is gezegd over de inhoud van de zaak of de persoon van de verdachte. Het verzoek is afgewezen omdat de zaak al eerder op verzoek van de verdachte was aangehouden en het onduidelijk is wanneer de verdachte wel in staat zou zijn een zitting bij te wonen.

3.De beoordeling

3.1
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2
De wrakingskamer overweegt dat het verzoek tot wraking van mr. B.F. Hammerle zich richt op de procesbeslissing om het aanhoudingsverzoek af te wijzen en om verzoekster niet via telehoren te laten deelnemen aan de zitting. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig geen grond kan vormen voor wraking; wraking is namelijk geen verkapt rechtsmiddel. Alleen als (de motivering van) die beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden begrepen dan als blijk van vooringenomenheid, kan dit anders zijn. Daarvan is hier geen sprake. Voor het overige heeft verzoekster geen feiten aangedragen waaruit vooringenomenheid van mr. Hammerle blijkt. Het wrakingsverzoek is daarom kennelijk ongegrond. Een mondelinge behandeling van het verzoek tot wraking kan op grond van artikel 4 lid 2 onder a van het Wrakingsprotocol van de rechtbank Noord-Nederland achterwege blijven.

4.De beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het wrakingsverzoek ongegrond;
  • bepaalt dat de procedure met zaaknummer 18-018627-21 wordt voortgezet in de stand waarin het zich ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking, bevond;
  • beveelt onverwijlde mededeling van deze beslissing aan:
  • verzoekster;
  • mr. B.F. Hammerle;
  • de officier van justitie mr. H.J. Veen.
Deze beslissing is gegeven door de mr. Th. A. Wiersma, voorzitter, mr. J.Y.B. Jansen en
mr. L.T. de Jonge, rechters in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.I. Havinga en in openbaar uitgesproken op 18 oktober 2022.
de griffier de voorzitter
(de griffier is verhinderd deze beslissing
mede te ondertekenen)
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.