Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.De procedure
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 15 november 2022;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 30 november 2022;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 10 november 2022.
Rechtbank Noord-Nederland
Op 6 december 2022 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Nederland een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van een verzoeker, die meende dat de rechter in zijn zaak niet onafhankelijk was. Het verzoek was ingediend naar aanleiding van een eerdere procedure tussen de verzoeker en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over het dagloon van zijn uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De verzoeker stelde dat de rechter tijdens de zitting had aangegeven dat het Uwv 'in zijn recht stond', wat volgens hem een gebrek aan onpartijdigheid zou inhouden.
De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van de wettelijke criteria voor wraking. Het uitgangspunt is dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, en dat er bijzondere omstandigheden moeten zijn die de schijn van partijdigheid rechtvaardigen. De verzoeker heeft geen concrete feiten aangedragen die zouden wijzen op vooringenomenheid van de rechter. De wrakingskamer concludeerde dat er geen aanleiding was om aan de onpartijdigheid van de rechter te twijfelen en dat het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond was.
De beslissing houdt in dat de procedure met zaaknummer LEE 22/2606 wordt voortgezet en dat de verzoeker, de gewraakte rechter en het Uwv onverwijld op de hoogte worden gesteld van deze beslissing. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.