De rechtbank heeft veroordeelde bij vonnis van 19 december 2022 in de zaak met parketnummer 18/136663-22 veroordeeld ter zake oplichting (meermalen gepleegd) en gewoontewitwassen.
Op grond van de inhoud van wettige bewijsmiddelen is komen vast te staan dat de veroordeelde voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van die door hem gepleegde strafbare feiten en andere strafbare feiten waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de veroordeelde zijn begaan.
De rechtbank neemt het rapport van 7 november 2018 als uitgangspunt voor de berekening van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel door middel van voormelde strafbare feiten wordt geschat. Door middel van de door veroordeelde gepleegde oplichtingen zijn naar de bankrekeningen van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] bedragen overgemaakt van in totaal € 52.141,21. Daarnaast heeft veroordeelde wederrechtelijk voordeel behaald door de verkoop van telefoons van aangevers [benadeelde 3] en [benadeelde 4] en door de oplichting van aangeefster [benadeelde 5] , welke feiten ad informandum zijn gevoegd en als afgedaan zijn beschouwd.
Dit levert de volgende berekening op:
[benadeelde 1] € 45.676,20
[benadeelde 2] - 6.465,01
[benadeelde 3] - 400,00
[benadeelde 4] - 270,00
[benadeelde 5]
- 4.500,00
Totaal € 57.311,21
De rechtbank is van oordeel dat hierop de toegewezen vorderingen van de benadeelde partijen in mindering moeten worden gebracht.
Aan materiële schade is aan de volgende benadeelde partijen toegewezen:
[benadeelde 6] € 1.180,00
[benadeelde 7] - 3.970,00
[benadeelde 8] - 2.690,00
[benadeelde 4] - 270,00
[benadeelde 5] - 3.177,05
[benadeelde 3]
- 792,00Totaal € 12.079,05
De rechtbank komt aldus tot het oordeel dat de veroordeelde € 45.232,16 voordeel heeft genoten.