ECLI:NL:RBNNE:2022:4890

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 september 2022
Publicatiedatum
23 december 2022
Zaaknummer
C/18/215027 / FT RK 22/415
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Internationaal privaatrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een verzoek tot vaststelling van een dwangakkoord in het kader van de schuldsaneringsregeling met internationale schuldeiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 15 september 2022 uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot vaststelling van een dwangakkoord, ingediend door een verzoeker die in financiële problemen verkeert. Het verzoekschrift was primair gericht op de vaststelling van een dwangakkoord op basis van artikel 287a van de Faillissementswet (Fw) en subsidiair op toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. De verzoeker had een schuldregeling aangeboden gekregen van de Gemeentelijke Kredietbank Midden-Groningen, waarbij de schuldeisers, met uitzondering van PayPal, akkoord waren gegaan met de regeling. PayPal had geweigerd in te stemmen met het akkoord, wat leidde tot de procedure bij de rechtbank.

De rechtbank heeft allereerst de bevoegdheid om van het verzoek kennis te nemen beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat de internationale dimensie van de zaak, gezien de vestiging van PayPal in Luxemburg, een rol speelde. De rechtbank concludeerde dat zij bevoegd was op basis van de Brussel Ibis-Verordening, aangezien er sprake was van een nauwe band tussen de vorderingen van de verschillende schuldeisers. Vervolgens werd het toepasselijke recht vastgesteld aan de hand van de Rome I-Verordening, waarbij het Nederlands recht van toepassing werd verklaard.

In de verdere beoordeling heeft de rechtbank overwogen dat een schuldeiser in beginsel vrij is om zijn medewerking aan een schuldregeling te weigeren, maar dat er in dit geval bijzondere omstandigheden waren die de weigering van PayPal onredelijk maakten. De rechtbank concludeerde dat de vooruitzichten voor PayPal bij aanvaarding van het akkoord gunstiger waren dan bij verwerping, en dat de belangen van de overige schuldeisers, die wel akkoord waren gegaan, zwaar wogen. Daarom heeft de rechtbank het verzoek om toepassing van het dwangakkoord toegewezen en PayPal bevolen in te stemmen met de schuldregeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie: Groningen
zaaknummer: C/18/215027 / FT RK 22/415

vonnis van 15 september 2022

in de zaak van:
[verzoeker], geboren op [geboortedatum] te Hoogezand-Sappemeer, wonende te [adres], hierna te noemen: verzoeker,
tegen
PayPal (Europe) S.a.r.l. & Cie S.C.A., correspondentieadres: 22-24 Boulevard Royal, L-2449, Luxemburg, hierna te noemen: PayPal.

PROCESGANG

Op 19 juli 2022 is ter griffie van deze rechtbank ingekomen een verzoekschrift tot primair vaststelling van een dwangakkoord als bedoeld in artikel 287a Faillissementswet (Fw), en subsidiair toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling.
Het verzoekschrift tot vaststelling van een dwangakkoord is behandeld ter zitting op
22 augustus 2022, alwaar is gebleken dat PayPal niet op de juiste wijze is opgeroepen. Partijen zijn vervolgens opnieuw opgeroepen voor de zitting van 8 september 2022. Hierbij zijn verschenen:
  • [verzoeker], verzoeker;
  • [betrokkene], werkzaam bij de Gemeentelijke Kredietbank Midden-Groningen.
Namens PayPal is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niemand verschenen.

RECHTSOVERWEGINGEN

De Gemeentelijke Kredietbank Midden Groningen (hierna: de GKB) heeft op 9 februari 2022 namens verzoeker een schuldregeling aangeboden aan de schuldeisers van verzoeker. Dit akkoord houdt – samengevat – in: verzoeker zal gedurende drie jaar zijn afloscapaciteit, vastgesteld volgens de VTLB-rekenmethode, sparen. Jaarlijks zal het gespaarde bedrag worden doorbetaald aan de schuldeisers. De GKB houdt toezicht op de nakoming van de verplichtingen op grond van de schuldregeling en draagt jaarlijks zorg voor een herberekening van de afloscapaciteit. Ten tijde van de indiening van het verzoekschrift is (blijkens de ingevulde vergelijkingstool) de prognose van de GKB dat er circa 41,2% aan de concurrente schuldeisers kan worden uitgekeerd.
De hierboven genoemde schuldregeling is door alle schuldeisers behalve PayPal aanvaard. PayPal heeft als reden voor haar weigering opgegeven dat zij geen zaken wil doen met de GKB.
De rechtbank overweegt als volgt.
Bevoegdheid en toepasselijk recht
Nu PayPal gevestigd is in Luxemburg en de vordering zodoende een internationaal karakter draagt, dient de rechtbank allereerst te beoordelen of zij bevoegd is van het verzoekschrift kennis te nemen en, zo ja, welk recht van toepassing is.
De rechtbank stelt voorop dat de vraag of zij bevoegd is van het verzoekschrift kennis te nemen niet dient te worden beantwoord aan de hand van de Verordening (EU) nr. 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van 29 mei 2000 betreffende insolventieprocedures (de Insolventieverordening). Er is immers géén sprake van een procedure die er toe strekt dat verzoekers van het beheer en de beschikking over hun vermogen (gedeeltelijk) verliezen, het verzochte dwangakkoord dient die situatie juist te voorkomen. Evenmin is sprake van een tijdelijke schorsing van een afzonderlijke executieprocedure.
Het verzochte dwangakkoord kwalificeert naar het oordeel van de rechtbank als een burgerlijke - of handelszaak. De vraag of de Nederlandse rechter bevoegd is van het verzoekschrift kennis te nemen dient derhalve te worden beantwoord aan de hand van Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: Brussel I
bis-Verordening). In artikel 1 lid 2 onder b is weliswaar bepaald dat de verordening niet van toepassing is op “het faillissement, akkoorden en andere soortgelijke procedures”, maar hieronder dienen uitsluitend vorderingen die rechtstreeks voortvloeien uit een insolventieprocedure en daarmee nauw samenhangen te worden verstaan (vgl. HvJ EU 19 april 2012, ECLI:EU:C:2012:215).
Uit artikel 8 lid 1 van de Brussel Ibis-Verordening volgt dat wanneer er sprake is van meer dan één verweerder, allen kunnen worden opgeroepen voor het gerecht van de woonplaats van een van de verweerders, mits er sprake is van een zodanig nauwe band tussen de vorderingen dat een goede rechtsbedeling vraagt om gelijktijdige behandeling en berechting. Naar het oordeel van de rechtbank doet deze situatie zich voor. De dwangakkoord-regeling van artikel 287a Fw is naar zijn aard een regeling waarbij meerdere schuldeisers betrokken zijn, zelfs wanneer maar één van de schuldeisers heeft geweigerd met de regeling in te stemmen. Bij een beoordeling van een verzoek op grond van artikel 287a Fw gaat het immers niet alleen om een weging van de belangen van verzoeker tegenover die van PayPal, maar moeten mede de belangen worden betrokken van de schuldeisers die wel met de regeling hebben ingestemd. In zekere zin kunnen deze overige schuldeisers ook als belanghebbenden bij het verzoek worden aangemerkt, hoewel zij niet formeel als partij in de procedure worden betrokken. Een goede rechtsbedeling vraagt om een gelijktijdige beoordeling van al deze belangen, teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven.
Met betrekking tot de vraag welk recht op de vordering van toepassing is, overweegt de rechtbank als volgt. Uit artikel 287a Fw jo. artikel 3:300 lid 1 BW volgt dat met een dwangakkoord wordt beoogd om de wederpartij te verplichten om met verzoeker een schuldregelingsovereenkomst aan te gaan, waarbij het vonnis van de rechtbank in de plaats treedt van de van de door verweerder daartoe op te maken akte. Aldus is sprake van een procedure die ziet op een verbintenis uit een (weliswaar afgedwongen) overeenkomst.
De bepaling van het toepasselijke recht dient naar het oordeel van de rechtbank daarom plaats te vinden aan de hand van Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (hierna: Rome I-Verordening). Op grond van artikel 4 van Rome I-Verordening is het recht van toepassing van het land waar de partij die de kenmerkende prestatie van de overeenkomst moet verrichten, haar gewone verblijfplaats heeft. De meest kenmerkende prestatie, de uitvoering van een beoogde schuldregelingsovereenkomst, zal in het onderhavige geval (bij toewijzing van het verzoek) door verzoeker worden verricht, zodat op de onderhavige vordering Nederlands recht van toepassing is.
De verdere beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat het een schuldeiser in beginsel vrij staat zijn medewerking aan een door de schuldenaar aangeboden schuldregeling –waarbij hij slechts een (beperkt) deel van zijn vordering betaald krijgt en voor het restant afstand moet doen van zijn recht op voldoening– te weigeren en dat bij toewijzing van een bevel tot instemming terughoudendheid geboden is. Slechts onder zeer bijzondere omstandigheden kan er plaats zijn voor een bevel tot instemming waarbij het in beginsel op de weg van de schuldenaar ligt de specifieke feiten en omstandigheden te stellen en zonodig te bewijzen, waaruit kan worden afgeleid dat de schuldeiser in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking de onevenredigheid tussen het belang dat de schuldeiser heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van de schuldenaar of van de overige schuldeisers die door die weigering worden geschaad.
Bij de beoordeling van de vraag of PayPal in redelijkheid niet tot weigering kon komen zal allereerst moeten worden gekeken naar de inhoud van het akkoord, vergeleken met de situatie waarin verzoeker toegelaten zou worden tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP), zoals subsidiair verzocht.
Uit de bij de aangeboden schuldregeling gevoegde toelichting blijkt dat wanneer verzoeker zou worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling, gebaseerd op het huidige inkomen en na aftrek van de kosten een uitdeling van 31% zal kunnen worden gedaan aan de concurrente schuldeisers. Verzoeker werkt thans fulltime. De kans dat tijdens de wettelijke schuldsaneringsregeling de afloscapaciteit significant zal stijgen is daarom klein.
De aangeboden schuldregeling resulteert voor de concurrente schuldeisers in een uitdeling van 41,2%.
Nu de vooruitzichten voor PayPal als schuldeiser bij aanvaarding van het akkoord gunstiger zijn dan bij verwerping daarvan, is het uitgangspunt dat PayPal op grond van de inhoud van de aangeboden schuldregeling in redelijkheid niet tot weigering van instemming met deze schuldregeling heeft kunnen komen. Immers moet er op grond van de hiervoor genoemde vooruitzichten van uit worden gegaan dat PayPal geen belang heeft bij de weigering van de instemming, dit terwijl de overige schuldeisers wel belang hebben bij aanvaarding van de schuldregeling, zoals nader uiteen zal worden gezet.
Ten aanzien van de belangen van de overige schuldeisers overweegt de rechtbank dat nu de vooruitzichten voor de schuldeisers bij aanvaarding van de aangeboden schuldregeling gunstiger zijn dan bij verwerping daarvan, de aanvaarding in het belang van de overige schuldeisers is. Dit klemt temeer nu deze overige schuldeisers, die wél akkoord zijn gegaan, tezamen circa 99,7% van de totale schuldenlast vertegenwoordigen.
De rechtbank zal het verzoek om toepassing van een dwangakkoord toewijzen. Gelet daarop behoeft het subsidiaire verzoek om toelating tot de WSNP geen verdere behandeling.

BESLISSING

De rechtbank
- beveelt PayPal in te stemmen met de hierboven genoemde schuldregeling.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Baarsma, en in het openbaar uitgesproken op
15 september 2022, in tegenwoordigheid van de griffier. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden.