In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 15 september 2022 uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot vaststelling van een dwangakkoord, ingediend door een verzoeker die in financiële problemen verkeert. Het verzoekschrift was primair gericht op de vaststelling van een dwangakkoord op basis van artikel 287a van de Faillissementswet (Fw) en subsidiair op toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. De verzoeker had een schuldregeling aangeboden gekregen van de Gemeentelijke Kredietbank Midden-Groningen, waarbij de schuldeisers, met uitzondering van PayPal, akkoord waren gegaan met de regeling. PayPal had geweigerd in te stemmen met het akkoord, wat leidde tot de procedure bij de rechtbank.
De rechtbank heeft allereerst de bevoegdheid om van het verzoek kennis te nemen beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat de internationale dimensie van de zaak, gezien de vestiging van PayPal in Luxemburg, een rol speelde. De rechtbank concludeerde dat zij bevoegd was op basis van de Brussel Ibis-Verordening, aangezien er sprake was van een nauwe band tussen de vorderingen van de verschillende schuldeisers. Vervolgens werd het toepasselijke recht vastgesteld aan de hand van de Rome I-Verordening, waarbij het Nederlands recht van toepassing werd verklaard.
In de verdere beoordeling heeft de rechtbank overwogen dat een schuldeiser in beginsel vrij is om zijn medewerking aan een schuldregeling te weigeren, maar dat er in dit geval bijzondere omstandigheden waren die de weigering van PayPal onredelijk maakten. De rechtbank concludeerde dat de vooruitzichten voor PayPal bij aanvaarding van het akkoord gunstiger waren dan bij verwerping, en dat de belangen van de overige schuldeisers, die wel akkoord waren gegaan, zwaar wogen. Daarom heeft de rechtbank het verzoek om toepassing van het dwangakkoord toegewezen en PayPal bevolen in te stemmen met de schuldregeling.