Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummers
18/327475-21 onder 1 primair ten laste gelegde feit, poging tot doodslag, en het onder 18/252831-22 ten laste gelegde feit, bedreiging, wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 291 dagen met aftrek van de tijd dat verdachte in voorarrest heeft gezeten. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een voorwaardelijke maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna te noemen: PIJ-maatregel) wordt opgelegd waaraan de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld zoals geadviseerd door de reclassering in haar advies d.d. 24 november 2022. Voorts heeft de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van de hiervoor bedoelde bijzondere voorwaarden gevorderd.
Ten aanzien van het onder parketnummer 18/327475-21 onder 2 ten laste gelegde feit, het dragen van een wapen (zijnde een overtreding), heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wordt schuldig verklaard zonder oplegging van een straf of maatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Daarnaast heeft de raadsvrouw gepleit voor veroordeling tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van het voorarrest. Ten aanzien van het dragen van een wapen in de zin van de WWM heeft de raadsvrouw subsidiair verzocht geen straf op te leggen. De raadsvrouw heeft voorts verzocht verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie dan wel voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen met de voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd, waaronder de klinische opname bij de [instelling 2] . Deze opname is voorzien voor 13 december 2022. De raadsvrouw heeft aan de rechtbank verzocht om bij vervroeging uitspraak te doen zodat verdachte per genoemde datum aldaar kan worden opgenomen. Een andere mogelijkheid om de klinische opname van verdachte met ingang van 13 december 2022 te realiseren, zou een schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van voornoemde datum kunnen zijn, aldus de raadsvrouw.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapporten en het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 9 november 2022, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten, en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan
Verdachte heeft slachtoffer [benadeelde partij] met een bijl geslagen en gepoogd hem daarmee te doden. Naar eigen zeggen heeft verdachte bewust een bijl en een mes meegenomen naar een ruzie omdat hij had gehoord dat anderen, die bij deze ruzie betrokken waren, ook wapens mee zouden nemen. Slachtoffer [benadeelde partij] heeft getracht de ruzie tussen de twee groepen te deescaleren, maar heeft dit moeten bekopen met ernstig letsel aan zijn arm. Dit alles heeft blijkens de ter terechtzitting voorgehouden slachtofferverklaring van slachtoffer [benadeelde partij] een grote impact op hem gehad en de gevolgen ervan ondervindt hij nog dagelijks. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Daarnaast heeft verdachte op de openbare weg een mes gedragen. Dit brengt in het algemeen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van de openbare orde en individuele personen met zich.
Ten slotte heeft verdachte zijn moeder met de dood bedreigd. Dit is een ernstig feit dat gevoelens van onrust, angst en onveiligheid heeft opgeleverd. Uit het dossier volgt dat de moeder en zus van verdachte heel bang zijn geweest dat verdachte zijn bedreigingen zou uitvoeren. De rechtbank neemt in het nadeel van verdachte in aanmerking dat de voorlopige hechtenis van verdachte onder voorwaarden was geschorst op het moment dat hij zijn moeder bedreigde.
Toerekeningsvatbaarheid
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport d.d. 30 mei 2022 van M.A. Westerborg, psychiater, die verdachte heeft onderzocht. Dit rapport houdt onder meer als conclusie het volgende in:
Ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde was er bij verdachte sprake van een dreigende ontwikkeling bij een lichte verstandelijke beperking. Daarnaast is er ook sprake van het gebruik van alcohol en cannabis. Verdachte was ten tijde van het onder parketnummer 18/327475-21 bewezen verklaarde onder invloed van alcohol en cannabis. Door zijn licht verstandelijke beperking is verdachte niet in staat adequaat te reageren op situaties of deze goed in te schatten. De psychiater adviseert het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank heeft eveneens acht geslagen op het rapport d.d. 26 mei 2022 van J. Husmann, GZpsycholoog. De GZ-psycholoog komt eveneens tot de conclusie dat het onder parketnummer 18/327475-21 ten laste gelegde in verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank kan zich met deze conclusies verenigen, neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het onder parketnummer 18/327475-21 bewezen verklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
De op te leggen straf en maatregel
De forensisch deskundigen Westerborg en Husmann komen in voornoemde rapporten tot het eensluidend advies om het jeugdstrafrecht toe te passen. Verdachte kan beter beschouwd worden als een jeugdige, ondanks zijn meerderjarige leeftijd. Daarnaast schatten de deskundigen de kans op recidive in als hoog. Om dit recidiverisico in te perken wordt behandeling onontbeerlijk geacht. Vanwege het tekortschietend probleembesef van verdachte, alsmede zijn neiging om de problematiek te bagatelliseren en normaliseren en ook vanwege zijn weerstand tegen bemoeienis van autoriteiten, dient behandeling in verplichtend kader plaats te vinden. Eerdere hulpverlening waarbij begeleiding of behandeling geboden werd in vrijwillig kader, hebben onvoldoende resultaat opgeleverd. Zijn gedragsproblemen zijn hierdoor niet verminderd en het delictgedrag is hiermee onvoldoende voorkomen. Van belang wordt geacht dat de geboden behandeling uitgevoerd wordt door professionals met een duidelijk forensische expertise. Ingeschat wordt dat met het kader van de voorwaardelijke PIJ-maatregel deze behandeling wordt gewaarborgd.
De reclassering komt in haar rapport d.d. 24 november 2022 tot hetzelfde advies om, vanwege het cognitieve niveau van verdachte en het belang van een pedagogische aanpak, het jeugdstrafrecht toe te passen. Voorts adviseert de reclassering, in overeenstemming met de forensisch deskundigen, een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen, en de dadelijke uitvoerbaarheid van de daaraan verbonden voorwaarden en toezicht te bevelen.
Verdachte was 18 jaar oud toen hij het bewezenverklaarde pleegde. Het Wetboek van Strafrecht geeft de rechter de mogelijkheid om rekening te houden met de jeugdige leeftijd van verdachten en het jeugdstrafrecht toe te passen (artikel 77c). De rechtbank heeft besloten om in dit geval, in navolging van het bovengenoemde adviezen van de forensisch deskundigen en de reclassering, van deze mogelijkheid gebruik te maken.
Met betrekking tot de op te leggen straf overweegt de rechtbank het volgende.
De feiten die de rechtbank bewezen heeft verklaard, betreffen ernstige feiten. In het bijzonder de poging tot doodslag rechtvaardigt het opleggen van een onvoorwaardelijke jeugddetentie. De rechtbank neemt in aanmerking dat verdachte niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld. Daarnaast acht de rechtbank het van belang dat verdachte ervan wordt weerhouden dat hij opnieuw strafbare feiten pleegt.
De rechtbank acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het voorarrest, namelijk 298 dagen, passend en geboden. Bij het bepalen van het aantal dagen voorarrest heeft de rechtbank betrokken dat zij bij beslissing van 8 december 2022 de schorsing, met ingang van 13 december 2022, van de voorlopige hechtenis van verdachte heeft bevolen, teneinde mogelijk te maken dat verdachte met ingang van genoemde datum wordt opgenomen in de [instelling 2] voor klinische behandeling.
De rechtbank stelt vast dat de gepleegde poging tot doodslag een feit is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Op grond van hetgeen de forensisch deskundigen en de reclassering in hun rapporten vermelden is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat bij verdachte ten tijde van het begaan van het misdrijf een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en daarnaast de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van een (voorwaardelijke) PIJ-maatregel eisen. Bovendien is deze maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte. Daarmee is voldaan aan de in artikel 77s, eerste lid, onder a, b en c, van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte een kans moet worden geboden zich in te zetten om mee te werken aan zijn behandeling, zodat hij hulp krijgt bij zijn problematiek. Een voorwaardelijke PIJmaatregel biedt de meeste garanties voor het uitvoeren van de geïndiceerde behandeling en zal functioneren als ‘stok achter de deur’. Mocht verdachte zich aan de voorwaarden onttrekken of opnieuw strafbare feiten plegen, dan kan de behandeling in een verplicht kader worden voortgezet, dit in tegenstelling tot de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie. Daarom legt de rechtbank een voorwaardelijke PIJ-maatregel op met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering zijn geadviseerd met een proeftijd van twee jaren.
De rechtbank zal daarbij bevelen dat de hierna gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn omdat, zoals reeds overwogen, er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De rechtbank zal gelet op artikel 77a van het Wetboek van Strafrecht geen afzonderlijke straf of maatregel opleggen voor het onder parketnummer 18/327475-21 onder 2 bewezen verklaarde feit.