ECLI:NL:RBNNE:2022:4870

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
21/2521
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de verleende omgevingsvergunning voor de sloop van een tankstation en de verwijdering van verharding in Zuidlaren

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van Stichting Platform Keelbos, die als belangenbehartiger voor homo-ontmoetingsplaatsen optreedt, tegen een verleende omgevingsvergunning voor de sloop van een tankstation en de verwijdering van de verharding van een perceel langs de N34 in Zuidlaren, Drenthe. De vergunning werd verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tynaarlo op 24 februari 2021, en het bezwaar van eiseres tegen deze vergunning werd ongegrond verklaard in een besluit van 6 juli 2021.

De rechtbank heeft het beroep op 11 november 2022 behandeld, waarbij de gemachtigden van eiseres en verweerder aanwezig waren. Eiseres betoogde dat zij belanghebbende is, omdat de locatie als homo-ontmoetingsplaats wordt gebruikt. De rechtbank oordeelt dat eiseres voldoende heeft aangetoond dat zij rechtstreeks in haar belangen wordt geraakt door het bestreden besluit, en dat zij als belanghebbende kan worden aangemerkt volgens de Algemene wet bestuursrecht.

De rechtbank heeft vervolgens de beroepsgronden van eiseres inhoudelijk beoordeeld. Eiseres stelde dat de vergunning in strijd is met de Provinciale Omgevingsverordening Drenthe en dat de parkeerplaatsen aan de openbaarheid worden onttrokken. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht de vergunning niet heeft geweigerd en dat er geen belemmeringen zijn voor de verlening van de omgevingsvergunning. De overige gronden van eiseres, waaronder het verbod van détournement de pouvoir, werden ook verworpen. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen griffierecht terugkrijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/2521

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 december 2022 in de zaak tussen

Stichting Platform Keelbos, uit Nuth, eiseres

(gemachtigden: A.H.M.J. Mathijsen en J.C. Scheffer Emmelkamp),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tynaarlo(verweerder)
(gemachtigde: R. Waijer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen een verleende omgevingsvergunning voor de sloop van een tankstation en de verwijdering van de verharding van een perceel langs de N34 in Zuidlaren, Drenthe.
1.1.
Verweerder heeft deze omgevingsvergunning met het besluit van 24 februari 2021 verleend. Met het bestreden besluit van 6 juli 2021 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de toegewezen vergunning gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 11 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de verleende omgevingsvergunning aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De rechtbank gaat uit van het volgende.
4.1.
Aan de N34 stond een tankstation met daarbij vier parkeerplaatsen. Het perceel valt onder het bestemmingsplan Buitengebied Tynaarlo. Aan het perceel is de bestemming bedrijf -2, met de waarde archeologische verwachting toegekend. De gronden bedrijf -2 zijn bestemd voor de verkoop van brandstof met verkooppunt, met daarbij behorende parkeervoorziening.
4.2.
Op 11 februari 2021 heeft Koers Aannemingen B.V. in opdracht van Hamer Noord B.V. een aanvraag omgevingsvergunning ingediend voor het slopen van het tankstation, met bijbehorende fundering en terreinverharding.
4.3.
In het primaire besluit heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend voor de sloop van een tankstation en de verwijdering van de verharding van een perceel langs de N34 in Zuidlaren, Drenthe.
4.4.
Eiseres heeft bezwaar ingediend tegen het primaire besluit.
4.5.
In het bestreden besluit heeft verweerder het advies van de commissie bezwaarschriften (BAC) overgenomen, het door eiseres gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten. In bezwaar is door de BAC vastgesteld dat de vergunning alleen betrekking heeft op de verwijdering van de fundering van het tankstation, de overige werkzaamheden zijn vergunningvrij.
Ontvankelijkheid
5. Eiseres heeft beroep ingediend tegen het bestreden besluit. Eiseres betoogt dat zij belanghebbende is, omdat zij rechtstreeks in haar belangen wordt geraakt door het bestreden besluit.
5.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres geen belanghebbende is. Volgens verweerder was ter plaatse geen homo-ontmoetingsplaats, althans was het bij verweerder, haar toezichthouders en de politie niet bekend.
5.2.
Eiseres heeft ter zitting gewezen op de feiten en omstandigheden ter plaatse. Zo zijn volgens eiseres bij de bosschages op het perceel prikkeldraden doorgeknipt, aldaar voetafdrukken en diverse andere sporen zichtbaar waaruit het gebruik als homo-ontmoetingsplaats zou blijken. Eiseres heeft aanvullend betoogd dat zij als belangenorganisatie op de hoogte is waar homo-ontmoetingsplaatsen zich bevinden en dat de doelgroep van de homo-ontmoetingsplaatsen bewust in stilte opereert. Dat maakt het volgens de rechtbank aannemelijk dat het niet bij de door verweerder en de door haar genoemde autoriteiten bekend is dat de locatie wordt gebruikt homo-ontmoetingsplaats. Verweerder heeft het standpunt van eiseres onvoldoende gemotiveerd betwist. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiseres ter zitting toereikend heeft gemotiveerd om aan te nemen dat de locatie wordt gebruikt als homo-ontmoetingsplaats.
5.3.
Voor het beantwoorden van de vraag of eiseres belanghebbende is bij deze procedure, acht de rechtbank van belang dat eiseres zich in artikel 3 lid 9 van haar Statuten ten doel heeft gesteld om te streven naar het open van houden homo-ontmoetingsplaatsen en opkomt voor de belangen van de bezoekers van deze plaatsen. Nu eiseres toereikend heeft toegelicht dat de parkeerplaatsen en nabijgelegen bosschages worden gebruikt als homo-ontmoetingsplaats, en het bestreden besluit ziet op het terrein waar de homo-ontmoetingsplaats zich bevindt, wordt eiseres rechtstreeks in haar belangen geraakt. De rechtbank wijst daarbij op de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:393. Gelet hierop, is eiseres in deze procedure belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2 lid 3 Algemene wet bestuursrecht.
5.4.
Nu eiseres als belanghebbende is, zal de rechtbank de beroepsgronden inhoudelijk beoordelen.
Weigeringsgrond provinciale omgevingsverordening
6.1.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat de verleende vergunning in strijd is met de artikelen 10.5, 10.6 en 12.2 van de Provinciale Omgevingsverordening Drenthe. Volgens eiseres mag er niet in de grond van de openbare weg worden gegraven. De vergunning had daarom geweigerd moeten worden.
6.2.
Artikel 2.1, eerste lid, onder b Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) maakt de uitvoeringswerkzaamheden vergunningplichtig in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald. Artikel 2.11, eerste lid Wabo bepaalt dat de omgevingsvergunning moet worden geweigerd, indien de werkzaamheden in strijd zijn met de in artikel 2.1, eerste lid onder b genoemde wettelijke bepalingen of met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1 lid 3 of 4.3 lid 3 Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro).
6.3.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit terecht niet is overgegaan tot weigering van de vergunning. Wat er ook van zij dat er sprake kan zijn van rechtstreeks werkende bepalingen als bedoeld in artikel 4.1 lid 3 Wro, de rechtbank leidt uit hoofdstuk 10 van de Provinciale Omgevingsverordening af dat het bij de toepassing nadrukkelijk gaat om de belangen van doelmatig en veilig gebruik van de wegen. Gesteld noch gebleken is dat daar sprake van is. De verleende vergunning zorgt er immers voor dat de niet gebruikte resten, de fundering van het tankstation, kunnen worden verwijderd. Daarmee wordt het veilig en doelmatig gebruik van een (buiten) weg als bedoeld in Hoofdstuk 10 van de Provinciale Omgevingsverordening niet aangetast en wordt het daarin gestelde doel ook op generlei wijze ondermijnd. Het betoog slaagt niet.
Onttrekking parkeerplaatsen aan openbaarheid
7.1.
Volgens eiseres worden de vier parkeerplaatsen door de verleende omgevingsvergunning feitelijk aan de openbaarheid onttrokken, terwijl verweerder niet het bevoegde bestuursorgaan is om een dergelijk besluit te nemen. Volgens eiseres had eerst een onttrekkingsbesluit in de zin van de Wegenwet genomen moeten worden en kon pas daarna een omgevingsvergunning worden verleend.
7.2.
Deze grond treft geen doel. Voor zover met het wegnemen van de parkeerplaatsen sprake is van een onttrekking aan de openbaarheid in de zin van artikel 7, tweede lid, van de Wegenwet, is er op voorhand geen reden om aan te nemen dat Provinciale Staten, die op dit punt bevoegd zijn, daar niet toe kunnen besluiten. Zij hebben bij het nemen van een dergelijk besluit beleidsruimte en voor een besluit tot onttrekking van een weg(deel) aan het openbaar verkeer hoeft ook geen dringende reden te bestaan. Daarmee is er onvoldoende aangevoerd om aan te nemen dat in de openbaarheid een belemmering ligt voor de verlening van de omgevingsvergunning (vergelijk de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 juni 2021, ECLI:NL:2021:1280, en 15 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1580).
7.3.
Het bestemmingsplan bevat ook geen regel die zich tegen verlening van de omgevingsvergunning verzet. De werkzaamheden anders dan de sloop van de fundatie kunnen vergunningvrij worden uitgevoerd. Verweerder is in zoverre verplicht een omgevingsvergunning te verlenen zonder dat een belangenafweging hoeft plaats te vinden.
Gebruik bevoegdheid verweerder
8.1.
Eiseres betoogt dat verweerder in strijd handelt met het verbod van détournement de pouvoir: verweerder ontmoedigt homo-ontmoetingsplaatsen in de gemeente Tynaarlo. Volgens eiseres is dit in het verleden ook gebeurd bij de Hoornseplas.
8.2.
Er is onvoldoende aangevoerd om aan te nemen dat de bevoegdheid om een omgevingsvergunning te verlenen is gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze is bedoeld. Eiseres onderbouwt haar stellingen enkel met een verwijzing naar de ontmoedigende ervaringen die ze in het algemeen heeft opgedaan in de strijd voor het behoud van homo-ontmoetingsplaatsen. Dit klemt te meer daar het verregaande stellingen betreft en op basis van de stukken en de toelichting ter zitting een ander beeld bestaat. De vergunning ziet immers op de fundering van het tankstation. De parkeerplaatsen vormen integraal onderdeel van het tankstation met tankshop en kunnen niet los gezien worden van de ter plaatse toegekende bestemming bedrijf -2. Met de sloop van het tankstation verliezen ook de parkeerplaatsen op het perceel feitelijk hun (ondersteunende) functie aan het tankstation, waardoor het plausibel is dat het geheel integraal (ook de parkeerplaatsen) wordt gesloopt. Het betoog slaagt niet.
Overige gronden
9. Ook de overige gronden kunnen niet slagen. Zo stelt eiseres dat het besluit onrechtmatig is wegens schending van grond- en mensenrechten. Eiseres bouwt in dit verband voort op de niet onderbouwde stelling dat verweerder misbruik van bevoegdheid maakt en de parkeerplaatsen worden verwijderd om de ontmoeting van homo’s te ontmoedigen. Daarvan kan zoals hierboven is overwogen echter niet worden uit gegaan.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres het griffierecht niet terug krijgt. Ook krijgt eiseres geen vergoeding van proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Dijkstra, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.K. Veenstra, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 december 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.