ECLI:NL:RBNNE:2022:486

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 februari 2022
Publicatiedatum
25 februari 2022
Zaaknummer
177886
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om kinderalimentatie en verzoek om onderzoek naar zorgregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 10 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om kinderalimentatie en een zorgregeling. De verzoekster, aangeduid als de vrouw, heeft niet voldaan aan haar stelplicht met betrekking tot de behoefte en draagkracht voor de kinderalimentatie. Het petitum bevatte geen specifiek bedrag voor de kinderalimentatie, wat de rechtbank heeft doen besluiten het verzoek af te wijzen. De rechtbank had eerder een termijn gesteld voor de vrouw om aan haar stelplicht te voldoen, maar deze termijn is niet benut.

Daarnaast is er een verzoek gedaan om onderzoek naar de zorgregeling en de hoofdverblijfplaats van de minderjarige, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming is verzocht om dit onderzoek uit te voeren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw zonder toestemming van de man met de minderjarige is verhuisd, wat heeft geleid tot complicaties in de zorgregeling. De rechtbank heeft de zaak pro forma behandeld en de Raad voor de Kinderbescherming gevraagd om advies over de zorgregeling en het hoofdverblijf van de minderjarige.

De rechtbank heeft de zaak voor de ouderschapsregeling en co-ouderschapsregeling opnieuw geagendeerd voor 22 maart 2022, waarbij partijen de gelegenheid krijgen om te reageren op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming. De beschikking is uitgesproken door mr. G.J. Baken, lid van de kamer en kinderrechter, en is openbaar gemaakt op 10 februari 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rekestnummer: C/17/177886 / FA RK 21-340
beschikking van de enkelvoudige kamer d.d. 10 februari 2022
inzake
[de man],
wonende te [plaats] ,
hierna ook te noemen: de man,
advocaat: mr. M.R. Rauwerda, kantoorhoudende te Joure,
tegen
[de vrouw],
wonende te [plaats] ,
hierna ook te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. F.H. Gart, kantoorhoudende te Leeuwarden.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Bij beschikking van deze rechtbank van 30 juni 2021, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast moet worden beschouwd, is de zaak wat betreft de zorgregeling/ouderschapsplan verwezen naar de pro forma datum van 27 januari 2022, in afwachting van door partijen te volgen hulpverleningstraject ouderschapsmediation bij het Kenniscentrum Kind & Echtscheiding van Jeugdhulp Friesland (hierna: KKE). Daarnaast is de zaak wat betreft de kinderalimentatie eveneens naar deze pro forma datum aangehouden, in afwachting van nadere informatie van partijen. Verder heeft de rechtbank een voorlopige zorgregeling tussen de man en de minderjarige [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2018 te [plaats] (hierna: [de minderjarige] ), vastgelegd, zoals nader omschreven in voormelde beschikking.
1.2.
De rechtbank heeft daarna kennis genomen van:
- een afsluitbrief van het KKE van 29 november 2021, ingekomen op 8 december 2021;
- een brief van de Raad voor de Kinderbescherming, locatie Leeuwarden (hierna: de RvdK) van 14 december 2021, ingekomen op 15 december 2021;
- een brief van de man van 12 januari 2022 met bijlagen, tevens inhoudende wijziging verzoek, ingekomen op diezelfde datum.
1.3.
Gelet op de inhoud van voormelde stukken is de zaak - bij vervroeging - pro forma behandeld.

2.Wijziging verzoek

Bij brief van 12 januari 2022 heeft de man zijn verzoek gewijzigd. De man verzoekt de rechtbank:
- de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de man te bepalen;
- met betrekking tot de verdeling van de zorgtaken van [de minderjarige] een zorgregeling vast te stellen, waarbij [de minderjarige] volgens een week-op-week-af-schema, de ene week bij de man en de andere week bij de vrouw verblijft, met als wisselmoment de maandagochtend om 10:00 uur.

3.Beoordeling

Zorgregeling/ouderschapsplan/hoofdverblijf/co-ouderschapsregeling
3.1.
Het KKE heeft in de afsluitbrief onder meer opgenomen, dat het hulpverleningstraject voortijdig is beëindigd. De onverwachte verhuizing van de vrouw met [de minderjarige] is de aanleiding geweest voor het stuk lopen van het prille overleg tussen partijen. Partijen vullen het ouderschap niet samen, maar apart van elkaar in. Het is belangrijk duidelijkheid te krijgen wat de verhuizing betekent voor de zorgregeling, de peuterspeelzaal en de schoolkeuze. Het KKE heeft de afsluitbrief naar de RvdK gezonden, teneinde te beoordelen of ze aanleiding zien om onderzoek te doen naar de zorgregeling en de rechtbank hierover te adviseren.
3.2.
Bij brief van 14 december 2021 heeft de RvdK de rechtbank meegedeeld, dat ze aanleiding zien om onderzoek te doen naar de zorgregeling met betrekking tot [de minderjarige] .
3.3.
Op 12 januari 2022 heeft de rechtbank een brief van de zijde van de man ontvangen. Hierin heeft de man - kort samengevat - opgenomen, dat de directe aanleiding voor het mislukken van het traject ouderschapsmediation bij het KKE is, dat de vrouw plotseling met [de minderjarige] naar [plaats 1] was verhuisd. De vrouw had de man hiervan niet in kennis gesteld en evenmin om toestemming gevraagd. De man heeft een kort-geding procedure aangespannen, teneinde te bewerkstelligen dat de vrouw weer zou terugkeren naar haar oude woonadres en dat ze uitvoering zou geven aan de tussen partijen overeengekomen zorgregeling.
De voorzieningenrechter heeft op 29 december 2021 uitspraak gedaan en bepaald dat de vrouw samen met [de minderjarige] uiterlijk 8 januari 2022 dient terug te verhuizen naar [plaats 2] en tevens gehouden is tot naleving van de tussen partijen overeengekomen zorgregeling, waarbij [de minderjarige] een week bij de vrouw verblijft en vervolgens een week bij de man en het wisselmoment elke maandag om 10:00 uur plaatsvindt.
Tijdens de mondelinge behandeling op 24 december 2021 in voormelde kort-geding procedure heeft de RvdK aangegeven onderzoek te zullen gaan doen naar de zorgregeling. Tevens is op deze zitting afgesproken dat partijen zich opnieuw zullen gaan aanmelden bij het KKE. De man heeft zich inmiddels bij het KKE gemeld. Voor zover de man bekend is het thans nog wachten op de aanmelding van de vrouw bij het KKE.
Gelet op vorenstaande heeft de man zijn verzoek gewijzigd, zoals hierboven onder 2. is opgenomen.
3.4.
De rechtbank ziet gelet op vorenstaande aanleiding om de RvdK te vragen
tevensonderzoek te doen en de rechtbank te adviseren over het hoofdverblijf en de co-ouderschapsregeling met betrekking tot [de minderjarige] en voormelde aanvullende onderzoeksvragen mee te nemen in het reeds lopende onderzoek met betrekking tot [de minderjarige] .
Kinderalimentatie
3.5.
Ten aanzien van de kinderalimentatie heeft mr. Rauwerda namens de man in voormelde brief gesteld, dat het zelfstandig verzoek van de vrouw afgewezen moet worden. De vrouw heeft niet voldaan aan de opdracht zoals geformuleerd door de rechtbank in de tussenbeschikking van 30 juni 2021. Aan de vrouw is opgedragen om uiterlijk zes weken vóór de pro forma datum van 27 januari 2022 een nadere concretisering te geven van haar verzoek, vergezeld van een behoefteberekening, alsmede een bruto draagkrachtberekening met alle daaraan ten grondslag liggende bescheiden. Nu de vrouw geheel niets heeft ingediend, heeft zij niet aan dit verzoek voldaan en is de man van mening dat het zelfstandig verzoek van de vrouw afgewezen moet worden.
3.6.
De rechtbank overweegt dat partijen op de mondelinge behandeling, zoals is opgenomen in de tussenbeschikking van 30 juni 2021, hebben afgesproken dat de advocaten van partijen onderling financiële gegevens zullen uitwisselen, teneinde in onderling overleg zo mogelijk tot overeenstemming te komen. Indien partijen geen overeenstemming bereiken heeft de rechtbank in voormelde tussenbeschikking de vrouw opgedragen de rechtbank nader te informeren zoals in 5.8 van voormelde beschikking is opgenomen, waarna de man de gelegenheid heeft om hierop te reageren binnen de in 5.9. van deze beschikking opgenomen termijn.
3.7.
De rechtbank heeft niets van de vrouw ontvangen, ook geen uitstelbericht. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de vrouw niet heeft voldaan aan haar stelplicht nu zij geen door de man te betalen bedrag aan kinderalimentatie in het petitum van het zelfstandig verzoekschrift noemt en een nadere onderbouwing van de behoefte en draagkracht (met onderliggende) stukken ontbreekt. Het is voor de rechtbank dan ook niet mogelijk het alimentatieverzoek dat bijzonder algemeen geformuleerd is te beoordelen dan wel een bedrag vast te stellen. De rechtbank zal het zelfstandig verzoek van de vrouw dan ook afwijzen.
3.8.
De rechtbank beslist als volgt.

4.Beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst het zelfstandig verzoek van de vrouw met betrekking tot de kinderalimentatie af;
4.2.
verwijst de zaak ten aanzien van
het hoofdverblijf, de zorgregeling/
ouderschapsplan, co-ouderschapsregeling, naar de
pro forma datum van 22 maart 2022;
4.3.
stelt de stukken
- voor zover nog niet reeds verstrekt -in handen van de Raad voor de Kinderbescherming, locatie Leeuwarden, met de opdracht om
tevens:
onderzoek te doen naar
het hoofdverblijf en de zorgregeling (waaronder ook begrepen de verzochte co-ouderschapsregeling)met betrekking tot de minderjarige [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2018 te [plaats] ,
de rechtbank
uiterlijk twee weken vóór voormelde pro forma datumte rapporteren en te adviseren, althans te berichten over de voortgang van het onderzoek;
4.4.
stelt partijen in de gelegenheid
om binnen twee wekenna ontvangst van het rapport van de RvdK daarop te reageren en te berichten omtrent hun actuele standpunten ten aanzien van de verzoeken;
4.5.
bepaalt dat aan de hand van de op voormelde zitting voorhanden zijnde gegevens - zo mogelijk - een beslissing zal worden genomen, tenzij partijen dan gemotiveerd hebben aangegeven alsnog een mondelinge behandeling te wensen, althans aanhouding tot een nadere pro forma behandeling;
4.6.
bepaalt dat partijen in geval van aanhouding tot een nadere behandeling tegen die behandeling op dezelfde wijze aan voormelde opdrachten dienen te voldoen, voor zover dat dan nog niet heeft plaatsgevonden en de rechtbank niet anders heeft bepaald;
4.7.
bepaalt, dat partijen de rechtbank een pro forma afdoening bij vervroeging kunnen verzoeken indien daartoe aanleiding bestaat;
4.8.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven te Leeuwarden door mr. G.J. Baken, lid van de kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 10 februari 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat. worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden
fn: 433