ECLI:NL:RBNNE:2022:4816

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 december 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
18-256515-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van noodweerexces bij poging tot zware mishandeling in Wolvega

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 16 december 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling. De feiten vonden plaats op 25 november 2017 in Wolvega, waar de verdachte, na een confrontatie met de benadeelde partij, deze meermalen tegen het hoofd sloeg terwijl hij op de grond lag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich in een noodweersituatie bevond, nadat hij eerder door de benadeelde partij was aangevallen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, hoewel hij zich mocht verdedigen, de grenzen van noodzakelijke verdediging had overschreden door de benadeelde partij te blijven slaan toen deze geen weerstand meer bood. Desondanks werd het beroep op noodweerexces van de verdachte gehonoreerd, wat leidde tot ontslag van alle rechtsvervolging. De benadeelde partij had een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar deze werd niet ontvankelijk verklaard omdat de verdachte geen straf of maatregel opgelegd kreeg. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het meer of anders ten laste gelegde en de benadeelde partij in zijn vordering niet ontvankelijk verklaard, met de bepaling dat de benadeelde partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/256515-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 16 december 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[benadeelde partij] ,

geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats] , wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 maart 2018 en 2 december 2022.
Verdachte is ter terechtzitting van 2 december 2022 verschenen, bijgestaan door mr. M.P.K. Ruperti, advocaat te Almere. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D.P. Menting.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 november 2017 te Wolvega , gemeente Weststellingwerf , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen heeft die Woudstra, terwijl hij op de grond lag (en buiten kennis is), meermalen tegen het hoofd geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 november 2017 te Wolvega , gemeente
Weststellingwerf ,
[benadeelde partij] heeft mishandeld door hem, terwijl hij op de grond lag (en buiten kennis is), meermalen tegen het hoofd te slaan.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte erkent aangever meermalen tegen het hoofd te hebben geslagen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 december 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 27 november 2017,opgenomen op pagina 33 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002017310783 d.d. 2 januari 2018, inhoudend de verklaring van
[benadeelde partij] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.
20 december 2017, opgenomen op pagina 56 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] .
Bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat op basis van voornoemde bewijsmiddelen het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De rechtbank stelt verder vast dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat aangever buiten kennis was op het moment dat hij door verdachte werd geslagen. De rechtbank zal verdachte daarom van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 25 november 2017 te Wolvega , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [benadeelde partij] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die Woudstra, terwijl hij op de grond lag, meermalen tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op: primair: poging tot zware mishandeling.

Strafuitsluitingsgrond

Standpunt van de verdediging
Door en namens de verdachte is ter terechtzitting een beroep gedaan op noodweerexces, ten aanzien van het ten laste gelegde. Verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Aangever was die avond zeer provocerend en achtervolgde met anderen de groep van verdachte. Op enig moment heeft aangever verdachte met een harde fly kick in zijn rug geraakt terwijl verdachte wegliep om verdere escalatie te voorkomen. Om zich tegen verdere mogelijke aanvallen te verdedigen heeft verdachte geweld gebruikt tegen aangever door hem meerdere keren tegen het hoofd te slaan. Verdachte is zich ervan bewust dat hij eerder had moeten stoppen, maar door de hevige gemoedsbeweging waarin hij zich bevond, lukte dit niet.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat er weliswaar sprake is geweest van een noodweersituatie, maar dit het geweld van verdachte nog niet rechtvaardigt. De overheid heeft in beginsel een monopolie op het uitoefenen van geweld. Verdachte had zich moeten onttrekken aan de situatie of de politie moeten inschakelen. Bovendien heeft verdachte de grenzen van de noodzakelijke verdediging overschreden door aangever te slaan tegen het hoofd, terwijl deze buiten bewustzijn was.
Oordeel van de rechtbank
Aanloop
Uit de diverse getuigenverklaringen leidt de rechtbank het volgende af. In de nacht van 24 op 25 november 2017 zijn verdachte en de heer [medeverdachte] op uitnodiging van een bevriend stel, getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , op kroegentocht in Wolvega . Tegen vijf uur in de ochtend lopen zij met zijn vieren terug naar de woning van [getuige 1] en [getuige 2] . Zij zien dan dat aangever en een vriend van hem, [betrokkene 1] , glas op straat gooien. [medeverdachte] spreekt hen daarop aan. Hierop ontstaat een confrontatie waarbij aangever [getuige 1] in het gezicht en [medeverdachte] tegen zijn neus slaat. Voor deze mishandelingen en de mishandeling van verdachte is aangever op 9 april 2018 bij de politierechter veroordeeld.
Vervolg
Op grond van de ter zitting getoonde camerabeelden en de verschillende verklaringen gaat de rechtbank uit van het volgende vervolg. Verdachte en zijn gezelschap lopen, ter voorkoming van verdere confrontatie, bij aangever vandaan. Aangever blijft echter achter verdachte (en diens gezelschap) aanlopen en scheldt ze daarbij uit. Vlak voordat het gezelschap van verdachte de steeg naast de Albert Heijn inloopt, voegt zich een derde bekende van aangever, [betrokkene 2] , bij het gezelschap van aangever. [getuige 2] probeert dan (nogmaals) de drie personen over te halen hen met rust te laten en belt 112, terwijl verdachte, [medeverdachte] en [getuige 1] zich verder verwijderen van aangever en zijn groep. Enige seconden later, krijgt verdachte – als achterste van zijn groep – zonder dat hij daarop verdacht is van aangever een harde trap (de trap wordt middels een sprong gegeven) in zijn rug. Verdachte belandt hierdoor enkele meters verderop op de grond en blijft een tijdje liggen. [betrokkene 1] en [betrokkene 2] komen naar aangever toegerend en ook [medeverdachte] en [getuige 2] lopen terug. Vervolgens staat verdachte op, beweegt in de richting van aangever en probeert hem vast te pakken. Hierbij vallen beiden op de grond waarbij aangever aanvankelijk bovenop verdachte zit. Aangever heeft zijn arm in een soort wurggreep om de keel van verdachte geslagen. Verdachte probeert uit deze greep los te komen door met zijn armen heen en weer te slaan. Hierop trapt [medeverdachte] aangever tegen het hoofd. Niet uit te sluiten, maar ook niet met zekerheid valt vast te stellen of aangever door deze trap het bewustzijn heeft verloren. Aangever is in ieder geval op dat moment (even) niet bij machte om bovenop verdachte te blijven. Verdachte kan aangever op zijn rug draaien en komt bovenop hem te zitten. Verdachte slaat vervolgens 15 keer hard met zijn vuist tegen het hoofd van aangever. Daarna wordt verdachte door zijn vrienden meegenomen en aangever blijft op de grond liggen.
Noodweer?
De rechtbank komt tot de conclusie dat aangever onophoudelijk de confrontatie heeft gezocht met verdachte en zijn vrienden. Verdachte wordt nadat zijn vrienden door aangever zijn mishandeld en juist als hij voor een tweede keer bij aangever vandaan loopt, plotseling en onverwacht hard in zijn rug getrapt, waardoor hij enkele meters verder op de grond belandt. Deze trap is aan te merken als een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zich mocht verdedigen. De rechtbank is, in tegenstelling tot de officier van justitie, van oordeel dat van verdachte niet kon worden gevraagd zich wederom aan de aanranding te onttrekken door weg te lopen. Gebleken was immers dat eerdere pogingen daartoe waren mislukt. Ook het inschakelen van de politie was geen redelijk alternatief. [getuige 2] had 112 al gebeld, maar de politie was (nog) niet ter plaatse. Nadat verdachte aangever vastpakt, is hij onder aangever komen te liggen waarbij aangever verdachte in een wurggreep houdt. Na de trap van [medeverdachte] tegen het hoofd van aangever komt verdachte bovenop en slaat hem 15 keer hard met de vuist. Hoewel verdachte zich mocht verdedigen is die reactie disproportioneel, met name omdat verdachte is doorgegaan met slaan toen aangever geen weerstand meer bood.
Noodweerexces?
Verdachte vertelt heel boos te zijn geweest om het zinloze geweld dat door aangever op zijn vrienden was uitgeoefend en vooral door de onverwachte en laffe harde trap in zijn rug. Daarnaast stelt hij grote angst en wanhoop te hebben gevoeld, omdat hij niet meer wist hoe hij zich aan de aanranding van aangever kon onttrekken. De rechtbank acht voldoende aannemelijk geworden dat sprake is geweest van een hevige gemoedsbeweging als gevolg van de aanval(len) van aangever. Dat verdachte in die hevige gemoedstoestand verder is gegaan dan ter noodzakelijke verdediging was geboden, kan hem dan ook niet worden aangerekend. Hem komt een gerechtvaardigd beroep op noodweerexces toe. Dat betekent dat verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

Benadeelde partij

[benadeelde partij] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 906,09 ter vergoeding van materiële schade en € 400,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Oordeel van de rechtbank
Nu het beroep van verdachte op noodweerexces door de rechtbank is gehonoreerd en verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd, komt de rechtbank niet toe aan het bespreken en beoordelen van de vordering zelf en zal de rechtbank de benadeelde partij in die vordering niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen en te kwalificeren zoals voormeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging.
Ten aanzien van 18/256515-17 primair:
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet ontvankelijk in zijn vordering.
Bepaalt dat deze benadeelde partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. Praamstra, voorzitter, mr. M.J. Dijkstra en mr. G.W.G. Wijnands, rechters, bijgestaan door C. Vellinga-Terpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 december 2022.