ECLI:NL:RBNNE:2022:4800

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 december 2022
Publicatiedatum
19 december 2022
Zaaknummer
18-136704-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldwitwassen door ter beschikking stellen van bankrekening aan vriend voor oplichting

Op 19 december 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan schuldwitwassen. De verdachte heeft in de periode van 15 augustus 2017 tot en met 25 oktober 2017 zijn bankrekening ter beschikking gesteld aan een vriend, die door middel van oplichting geldbedragen op de rekening van de verdachte liet storten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de op zijn rekening gestorte bedragen afkomstig waren uit misdrijf. De verdachte is bijgestaan door zijn advocaat, mr. H.L.P. Fauser, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. S. Broekstra. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 750,-, waarbij rekening is gehouden met het tijdsverloop en het blanco strafblad van de verdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte het mogelijk heeft gemaakt dat crimineel geld in het legale verkeer is gebracht door zijn bankrekening ter beschikking te stellen aan zijn vriend. De rechtbank heeft de pleegperiode van het feit aangepast op basis van de beschikbare bewijsstukken, waaronder bankafschriften. De verdachte is vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18.136704.22

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken

d.d. 19 december 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] , wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 december 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.L.P. Fauser, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S. Broekstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 27 februari 2017 tot en met 28 augustus 2018, in de gemeente Groningen, althans in Nederland, van voorwerpen, te weten een of meer geldbedragen (totaal
6.465,01 euro), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op die voorwerpen was, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie die voorwerpen voorhanden heeft gehad, en/of voorwerpen, te weten een of meer geldbedragen (totaal 6.465,01 euro), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van die voorwerpen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, en hij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde schuldwitwassen. Zij heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat, gelet op de in het dossier aanwezige bankafschriften, de pleegperiode moet worden aangepast naar 15 augustus tot en met 25 oktober 2017.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte wist of moest vermoeden dat het geld dat op zijn bankrekening werd gestort, afkomstig was uit door medeverdachte
[medeverdachte 1] gepleegde oplichtingen. Verdachte vertrouwde [medeverdachte 1] , mede gelet op de band die bestond tussen de ouders van beiden, en heeft daarom zijn bankrekening beschikbaar gesteld. Daar komt bij dat in de cultuur van verdachte een bankrekening een soort van algemeen goed is. Verdachte maakte zelf nauwelijks gebruik van die bankrekening en heeft de omschrijvingen die bij de bedragen stonden niet gelezen. Bovendien pasten de bedragen die werden overgemaakt bij de verklaring die [medeverdachte 1] aan verdachte had gegeven, namelijk dat hij bezig was met handelen via Marktplaats.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 05 december 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb mijn bankrekening, die ik ook privé gebruik, aan [medeverdachte 1] ter beschikking gesteld. Hij vertelde dat hij geld naar zijn moeder wilde sturen en dat zijn bankrekening was geblokkeerd. Ik heb hem niet gevraagd waarom. Ik heb ook geld van [medeverdachte 1] overgeboekt naar medeverdachte [medeverdachte 2] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal bevindingen bankafschriften d.d. 4 juli2018, opgenomen op pagina 205 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NN2R018063 (onderzoek ‘EDSEL’) d.d. 13 november 2018, inhoudend als relaas van verbalisant:
Middels een vordering verstrekking historische gegevens zijn de saldo- en transactiegegevens gevorderd van de bankrekening met nummer [nummer] op naam van [verdachte] .
In de periode 01 augustus 2017 t/m 01 november 2017 is er in totaal een bedrag ontvangen van € 6.465,01 wat vermoedelijk afkomstig is van oplichting. Hierbij is gekeken naar de namen en/of de omschrijving bij de overboekingen. De meeste overboekingen komen van mensen met een achternaam die vermoedelijk niet in relatie staan tot de verdachte [verdachte] . De overgemaakte bedragen zijn bijna ook allemaal ronde bedragen en vallen op omdat ze niet in het normale betalingsverkeer van de verdachte passen.
Bij sommige overschrijvingen staat de volgende tekst: “8 uur afspraak/vanavond” en “ [naam] GEEF ME MIJN GELD/TERUG OPLICHTER”.
Vanaf de rekening wordt er een betaling gedaan naar een deurwaarder. Het bedrag is bedoeld om een schuld van [medeverdachte 1] in te lossen. Het gaat hier om een bedrag van € 767,78. In totaal is er een bedrag van € 1.685 overgemaakt naar de moeder van [medeverdachte 1] .
In totaal wordt er € 2.000 overgemaakt naar [medeverdachte 2] en maakt [medeverdachte 2] € 400 over naar [verdachte] .
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte
d.d. 30 augustus 2018, opgenomen op pagina 365 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte [medeverdachte 1] :
V (vraag verbalisant): Je heb eerder verklaard dat je escortadvertenties plaatste op speurders.nl. Wat voor namen gebruikte jij dan?
A (antwoord verdachte): Gewoon vrouwennamen.
V: Dan krijg je contact. Wat doe je dan?
A: Er volgt een gesprekje. Dan noem ik het tarief en dan vraag ik om een borg. Ik noem bij het tarief 100 à 150 euro per uur en ik vraag dan om een borg van 100 à 150 euro.
V: En als er geld wordt overgemaakt, wat doe je dan met die mensen? Heb je dan nog contact?
A: Heel soms wel. Dan vraag ik om nog meer geld. Dan zei ik dat ik de borg niet had ontvangen of dat de borg geen 250 euro was maar 1.250 euro. Ik vertelde een verhaal dat ik werd vastgehouden in Bulgarije. Ik heb ook vaak gezegd dat als mensen mij geld zouden geven dat ik hun dan meer geld terug zou geven. Ik liet het geld overmaken op een bankrekening van een Iraanse man [verdachte] die het dan overmaakte naar mijn moeder. Zij maakte het over naar Marokko waar ik toen zat. [verdachte] is een goeie vriend van mij van vroeger. Zijn achternaam is [verdachte] ofzo. Hij heeft mij wel eens aangesproken met de vraag of het allemaal wel goed kwam en dat hij niet meer wilde.
V: Hoe kwam jij aan het geld dan?
A: In het begin ging hij het overmaken via Western Union naar mij. Daarna maakte hij het over naar mijn moeder.
V: Heeft hij het geld ook wel eens gepind en aan je gegeven?
A: Ja, misschien 2 à 3 keer.
V: [verdachte] heeft verklaard dat hij ook geld heeft overgemaakt naar goksites voor jou.
A: Ik heb wel gegokt via het account van [verdachte] bij UNIBET. Dit was gekoppeld aan zijn bankrekening.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft zijn bankrekening ter beschikking gesteld aan medeverdachte [medeverdachte 1] zonder na te vragen waarom [medeverdachte 1] zijn eigen bankrekening was geblokkeerd. Vervolgens werden er geldbedragen gestort op de bankrekening van verdachte met onder meer de opmerking “ [naam] , geef me mijn geld terug, oplichter”. Volgens verdachte wilde [medeverdachte 1] geld naar zijn moeder sturen. Verdachte heeft echter niet alleen via zijn bankrekening geld overgemaakt naar de moeder van [medeverdachte 1] , maar ook naar [medeverdachte 1] zelf en naar medeverdachte [medeverdachte 2] . Ook heeft verdachte geld voor [medeverdachte 1] gepind en heeft hij geld voor [medeverdachte 1] overgemaakt naar goksites.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de bedragen die op zijn rekening werden gestort, afkomstig waren van een misdrijf. De rechtbank acht daarom het meermalen plegen van schuldwitwassen bewezen. Het dossier bevat bankafschriften betreffende de rekening van verdachte, waarop de door oplichting verkregen bedragen werden gestort in de periode 15 augustus 2017 tot en met 25 oktober 2017. De rechtbank zal daarom de pleegperiode hierop aanpassen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 15 augustus 2017 tot en met 25 oktober 2017 in Nederland, voorwerpen, te weten geldbedragen (totaal 6.465,01 euro), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van die voorwerpen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden, dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op:
schuldwitwassen, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde schuldwitwassen wordt veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring mocht komen, gepleit voor schuldigverklaring zonder oplegging van straf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in een periode van ruim twee maanden schuldig gemaakt aan het meermalen plegen van schuldwitwassen door zijn bankrekening ter beschikking te stellen aan een vriend, die door middel van oplichting bedragen op de bankrekening van verdachte liet storten. Hiermee heeft verdachte het mogelijk gemaakt dat crimineel geld in het legale verkeer is gebracht.
In strafmatigende zin houdt de rechtbank rekening met het tijdsverloop tussen de afronding van het onderzoek en de behandeling van de zaak op zitting en het blanco strafblad van verdachte.
Gelet op de korte pleegperiode en het relatief lage benadelingsbedrag, is de rechtbank van oordeel dat kan worden volstaan met de oplegging van een geldboete van € 750,-.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 23, 24c, 57 en 420quater van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
betaling van een
geldboete ten bedrage van € 750,-(zegge: zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door 15 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. H.R. Bracht en mr. J. Duiven, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 december 2022.
Mr. Bosker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.