ECLI:NL:RBNNE:2022:4798

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 december 2022
Publicatiedatum
19 december 2022
Zaaknummer
18-136712-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldwitwassen door ter beschikking stellen van bankrekening voor oplichting

Op 19 december 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan schuldwitwassen. De verdachte heeft in een periode van vijftien maanden zijn bankrekening ter beschikking gesteld aan een vriend, die door middel van oplichting bedragen op de rekening van de verdachte liet storten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 20 maart 2017 tot 15 juni 2018 in totaal 45.676,20 euro heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat deze bedragen afkomstig waren uit misdrijf. De rechtbank heeft de pleegperiode aangepast op basis van de beschikbare bankafschriften en heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de verantwoordelijkheid die de verdachte heeft genomen voor zijn handelen. De officier van justitie had een taakstraf van 80 uren gevorderd, en de verdediging pleitte voor een onvoorwaardelijke taakstraf. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gehonoreerd en de verdachte veroordeeld tot de taakstraf, met de bepaling dat bij niet-naleving vervangende hechtenis van 40 dagen zal worden opgelegd. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, waarbij mr. O.J. Bosker als voorzitter fungeerde, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18.136712.22

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken

d.d. 19 december 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] , wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 5 december 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.W. van der Zee, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S. Broekstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 27 februari 2017 tot en met 28 augustus 2018, in de gemeente Groningen, althans in Nederland, van voorwerpen, te weten een of meer geldbedragen (totaal
45.676,20 euro), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op die voorwerpen was, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie die voorwerpen voorhanden heeft gehad, en/of voorwerpen, te weten een of meer geldbedragen (totaal 45.676,20 euro), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van die voorwerpen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, en hij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde schuldwitwassen. Zij heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat, gelet op de in het dossier aanwezige bankafschriften, de pleegperiode moet worden aangepast naar 20 maart 2017 tot 15 juni 2018.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen uitdrukkelijk bewijsverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 december 2022;
een rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel d.d. 7 november 2018, opgenomen op pagina 286 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NN2R018063 (onderzoek ‘EDSEL’) d.d. 13 november 2018.
Uit de opgenomen bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het meermalen plegen van schuldwitwassen. De rechtbank zal de pleegperiode inkorten tot de periode van 20 maart 2017 tot 15 juni 2018, gelet op de in het dossier aanwezige bankafschriften van de rekening van verdachte, waarop de door oplichting verkregen bedragen werden gestort.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 20 maart 2017 tot 15 juni 2018 in Nederland, voorwerpen, te weten geldbedragen (totaal 45.676,20 euro), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van die voorwerpen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden, dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op: schuldwitwassen, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, indien de rechtbank van oordeel is dat een straf moet volgen, gepleit voor een geheel onvoorwaardelijke taakstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in een periode van vijftien maanden schuldig gemaakt aan het meermalen plegen van schuldwitwassen door zijn bankrekening ter beschikking te stellen aan een vriend, die door middel van oplichting bedragen op de bankrekening van verdachte liet storten. Hiermee heeft verdachte het mogelijk gemaakt dat crimineel geld in het legale verkeer is gebracht. In totaal gaat het om een bedrag van ruim € 45.000,-.
In strafmatigende zin houdt de rechtbank rekening met het tijdsverloop tussen de afronding van het onderzoek en de behandeling van de zaak op zitting. Ook neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen.
Alles afwegende acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde taakstraf van 80 uren passend en geboden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 57 en 420quater van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van tachtig uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. H.R. Bracht en mr. J. Duiven, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 december 2022.
Mr. Bosker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.