ECLI:NL:RBNNE:2022:4785

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 december 2022
Publicatiedatum
16 december 2022
Zaaknummer
18/325816-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor overtreding van de Wegenverkeerswet met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 9 december 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 18 december 2020 in Sumar een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, die onder invloed van een stof verkeerde die zijn rijvaardigheid beïnvloedde, reed met zijn auto, een Peugeot, over de Van Harinxmaweg en kwam in botsing met een tegemoetkomende BMW, bestuurd door het slachtoffer. Door deze aanrijding heeft het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opgelopen, waaronder enkelfracturen en andere verwondingen die meerdere operaties vereisten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen, wat leidde tot het ongeval. De verdachte weigerde bovendien mee te werken aan een bloedonderzoek, wat als strafverzwarende factor werd meegenomen in de beoordeling. De officier van justitie had een gevangenisstraf van drie maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor drie jaar geëist. De rechtbank volgde deze eis gedeeltelijk en legde een gevangenisstraf van drie maanden op, evenals een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twee jaar. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling werd afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat de nieuwe feiten andersoortig waren dan de eerdere veroordeling.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Leeuwarden
parketnummer 18/325816-20
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 22/003140-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 9 december 2022 de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 november 2022. De strafzaak tegen de verdachte is eerder aangevangen op de zitting van 25 augustus 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.J. Jager, advocaat te Utrecht. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D.P. Menting.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 december 2020 te Sumar in de gemeente Tytsjerksteradiel als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Peugeot), daarmede rijdende over de weg, de Van Harinxmaweg, zich zodanig, te weten zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft hij, verdachte – na voorafgaand gebruik van een middel/middelen welke de rijvaardigheid kan/kunnen verminderen – het door hem bestuurde motorrijtuig niet voortdurend onder controle gehad en/of toen en daar niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden en/of (daarbij) de dubbele doorgetrokken (witte) (as)strepen - gelegen tussen de twee rijstroken - heeft overschreden en/of op het weggedeelte dat bestemd was voor het tegemoetkomende verkeer heeft gereden, (mede) waardoor hij, verdachte, met het door hem bestuurde motorrijtuig in botsing of aanrijding is gekomen met tegemoetkomende motorvoertuig (te weten een personenauto, merk BMW, bestuurd door [slachtoffer] ), door welk verkeersongeval aan [slachtoffer] (ernstig/zwaar) letsel aan haar been/benen en/of enkel(s), althans zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht of zodanig letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende ligt van genoemde wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 18 december 2020 te Sumar, gemeente Tytsjerksteradiel als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, Van Harinxmaweg, daarmede rijdende over de weg, de Van Harinxmaweg, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof (welke stof de rijvaardigheid kan verminderen) is blijven rijden, (mede) waardoor hij niet met voldoende aandacht deelnam aan het verkeer, en/of toen en aldaar, het door hem bestuurde motorrijtuig niet voortdurend onder controle heeft gehad en/of toen en daar niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden en/of (daarbij) de dubbele doorgetrokken (witte) (as)strepen - gelegen tussen de twee rijstroken - heeft overschreden en/of op het weggedeelte dat bestemd was voor het tegemoetkomende verkeer heeft gereden, tengevolge, althans mede tengevolge waarvan, een hem,met het door hem bestuurde motorrijtuig in botsing of aanrijding is gekomen met tegemoetkomende motorvoertuig (te weten een personenauto, merk BMW, bestuurd door [slachtoffer] ) en/of (aldus) door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2.
hij op of omstreeks 18 december 2020 te Sumar, gemeente Tytsjerksteradiel als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, Van Harinxmaweg, daarmede rijdende over de weg, de Van Harinxmaweg, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof (welke stof de rijvaardigheid kan verminderen) is blijven rijden, (mede) waardoor hij niet met voldoende aandacht deelnam aan het verkeer, en/of toen en aldaar, het door hem bestuurde motorrijtuig niet voortdurend onder controle heeft gehad en/of toen en daar niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden en/of (daarbij) de dubbele doorgetrokken (witte) (as)strepen - gelegen tussen de tweerijstroken - heeft overschreden en/of op het weggedeelte dat bestemd was voor het tegemoetkomende verkeer heeft gereden, tengevolge, althans mede tengevolge waarvan een hem, verdachte, tegemoetkomende bestuurder van een motorvoertuig (te weten een personenauto, merk Mercedes-Benz, bestuurd door [naam 1] ), zich genoodzaakt achtte en mocht achten (sterk) uit te wijken (teneinde een (frontale) aanrijding of botsing met het door hem, verdachte, bestuurde voertuig te voorkomen) en/of (waarna) hij, verdachte, met (een (buiten)spiegel van) het door hem bestuurde motorrijtuig tegen (een (buiten)spiegel van) die personenauto (Mercedes-Benz) heeft gereden/gebotst, en/of (aldus) door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
3.
hij op of omstreeks 18 december 2020 te Leeuwarden, in elk geval in Nederland, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenvoertuig te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het vermoeden bestond dat hij onder invloed van een stof als bedoeld in artikel 8, eerste of vijfde lid van genoemde wet verkeerde, nadat hij de door een opsporingsambtenaar aan hem gevraagde toestemming tot het verrichten van bloedonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanheb en onder b van genoemde wet, niet had verleend, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie of van een daartoe bij regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen en/of geen medewerking daaraan heeft verleend.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1 primair, 2 en 3.
Feit 1 primair kan op basis van de verklaring van [slachtoffer] , de geneeskundige verklaring, de letselverklaring en de verklaring van getuige [naam 2] wettig en overtuigend bewezen worden. Er is sprake geweest van aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam gedrag bij verdachte.
Voor een bewezenverklaring van feit 2 liggen er verklaringen van getuige [naam 2] en getuige [naam
1] .
Feit 3 kan op basis van het proces-verbaal bevindingen en de verklaring van verdachte bewezen worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1 primair en subsidiair en feit 2. Ze heeft verweer gevoerd met betrekking tot roekeloos rijgedrag. Er is sprake geweest van een enkele verkeersovertreding. Deze werd volgens de verdediging veroorzaakt doordat verdachte onwel was geworden. Verdachte was op de bewuste dag niet onder invloed van verdovende middelen. De raadsvrouw heeft voorwaardelijk verzocht de zaak aan te houden voor het indienen van stukken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 25 november 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik reed op 18 december 2020 als bestuurder van een personenauto over de Van Harinxmaweg richting Burgum. Ik ben in botsing gekomen met andere auto’s.
Ik heb de avond voor het ongeval een joint gerookt. Ik heb geweigerd mee te werken aan een bloedonderzoek.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor slachtoffer d.d. 15 februari2021, opgenomen op pagina 29 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002020349198 d.d. 25 maart 2021, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] , onder meer:
Op vrijdag 18 december 2020, omstreeks 11.15 uur, reed ik als bestuurder in een personenauto, BMW, zwart. Ik reed over de brug van het kanaal, richting de rotonde. Ik reed met een normale snelheid met het overige verkeer mee, ongeveer 50 kilometer per uur. Ik reed op mijn eigen weghelft. Terwijl ik daar reed kwam er plotseling een tegenligger op mij afrijden. Hij had kenteken [kenteken] . Hij kwam op mijn weghelft en botste frontaal tegen de linker voorzijde van mijn auto. Het was een hele harde klap. Door deze aanrijding raakte ik bekneld in mijn auto. Mijn onderbenen zaten vast. Men heeft mij drie keer moeten opereren aan mijn letsel. Het bleek dat ik door de aanrijding aan beide onderbenen botbreuken heb opgelopen. Deze zijn vastgezet met platen en schroeven. Nu ben ik weer thuis, maar nog steeds bedlegerig. Links mag ik niet belasten, rechts geleidelijk. Ik heb, nu acht weken na het ongeluk, mijn werkzaamheden niet kunnen hervatten.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 18 december2020, opgenomen op pagina 6 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 1] , onder meer:
Ik reed in mijn zwarte Mercedes komende vanaf Burgum in de richting van de brug die over het kanaal loopt. Ik reed over de brug. Ik was net over de brug heen toen ik een auto op mij af zag komen. Ik zag dat deze auto vlak voor mij opeens op de andere weghelft kwam. Ik zag dat het een zwarte auto was. Ik zag dat hij steeds meer op mij af kwam. Ik probeerde hem nog te ontwijken. Ik stuurde hierdoor mijn auto naar rechts richting de berm. Ik zag dat hij nog meer naar mij toe kwam. Ik zag en hoorde dat de andere auto mijn spiegel raakte. Ik remde hierdoor gelijk mijn voertuig af. Ik hoorde vrijwel direct daarop een harde klap. Ik zag dat de zwarte auto een andere auto geraakt had.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d., opgenomen oppagina 8 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 2] , onder meer:
Vandaag 18 december 2020 omstreeks 11.15 uur vertrok ik vanuit huis. Op een gegeven moment reden wij vanuit Sumar richting Burgum.
Wij stonden te wachten bij de rotonde bij de brug op de H van Kattendykeweg. Toen zag ik een zwarte Peugeot stilstaan op de rotonde. Ik zag het hoofd van de bestuurder heen en weer bewegen, het leek alsof hij aan het zoeken was. Ik zag vervolgens dat het voertuig afsloeg richting Burgum. Dit deed ik ook en toen kwam ik dus achter de zwarte Peugeot te rijden. Het voertuig reed de toegestane snelheid, rond de 50 a 60. Ik zag vervolgens dat de Peugeot langzaam richting de tegenovergestelde rijbaan reed. Ik zag dat hij de spiegel van een zwarte Mercedes A-klasse. Ik zag dat deze Mercedes uitweek en ik vermoed dat wanneer de Mercedes dit niet had gedaan, de Peugeot op deze auto was geklapt. Ik zag dat de zwarte Peugeot weer richting onze rijbaan reed. Gelijk daarna maakte hij een scherpe beweging naar de tegenovergestelde rijbaan en raakte hij de volgende auto aan de bestuurderszijde op de hoek.
Deze auto was een zwarte BMW 5 serie. Ik zag de bestuurder. Hij maakte op mij een afwezige indruk. Hij keek verward om zich heen en had een lege blik.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 januari 2021,opgenomen op pagina 21 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant(en):
Op vrijdag 18 december 2020 kregen wij, verbalisanten, het verzoek om een bloedproef uit te voeren. De bloedproef had betrekking op verdachte:
  • Naam: [verdachte] ,
  • Geboren: [geboorteplaats] ,
  • adres: [straatnaam] te [woonplaats] .
Er is door mij, verbalisant [verbalisant] , telefonisch contact gezocht met hulp officier van justitie [naam 3]. Om 13:55 uur hoorden wij, verbalisanten, dat [naam 3] aan verdachte [verdachte] het bevel gaf tot medewerken aan bloedafname. Wij, verbalisanten hoorden dat de verdachte meerdere malen verklaarde niet mee te willen werken aan de bloedafname. Daarbij is de verdachte mede gedeeld wat de eventuele gevolgen waren. Ondanks aangeven wat de gevolgen voor de verdachte waren bleef hij bij zijn beslissing om te weigeren.
6. Een geneeskundige verklaring, op 26 februari 2021 opgemaakt en ondertekend door dr. H.P.A.M. Poos, traumachirurg MCL, voor zover inhoudend, als zijn/haar geneeskundige verklaring:
Medische informatie betreffende:
Achternaam: [slachtoffer]
Voornamen: [slachtoffer]
Uitwendig waargenomen letsel: schaafwonden knieën. Afwijkende stand beide enkels.
Is er vermoeden van niet uitwendig waarneembaar letsel? Ja
Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht: 18/12/20
Overige van belang zijnde informatie
Enkelfractuur R wo operatie
Sprousbeenfractuur L wo meerdere operaties en grote kans op blijvend letsel
Geschatte duur van de genezing: 1,5 jaar
Bewijsoverwegingen
Om tot een veroordeling op grond van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 te komen, moet worden vastgesteld dat verdachte zich in het verkeer zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Het juridische begrip “schuld” in het kader van de Wegenverkeerswet houdt in dat voor strafbaarheid minimaal sprake moet zijn van aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam handelen.
Of er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet hangt volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad af van het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag, dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af.
Verdachte reed op 18 december 2020 met zijn auto op de Van Harinxmaweg, terwijl hij de avond ervoor een joint had gerookt. Het rijgedrag van verdachte viel op bij getuige [naam 2] doordat de door verdachte bestuurde auto op een rotonde stilstond. Verdachte is in de richting van Burgum gereden en de door hem bestuurde auto is op enig moment, over de dubbel doorgetrokken witte streep tussen de twee rijstroken, op de voor tegenliggers bedoelde weghelft terecht gekomen waardoor hij de buitenspiegel van de uit tegengestelde richting naderende personenauto van [naam 1] heeft geraakt.
Verdachte heeft vervolgens zijn auto teruggestuurd naar de voor zijn rijrichting bedoelde rijstrook. Kort daarna heeft verdachte weer een stuurbeweging naar links gemaakt waardoor de door hem bestuurde auto, wederom over de dubbele doorgetrokken streep, is terechtgekomen op de voor tegenliggers bedoelde weghelft. Hier is verdachte met zijn auto frontaal op de auto van het slachtoffer
[slachtoffer] gebotst. Ten gevolge van deze botsing is bij [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel ontstaan. Verdachte heeft na het ongeval geweigerd mee te werken aan een speekseltest en aan bloedonderzoek.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zich op grond van het bovenstaande aanmerkelijk onvoorzichtig en onachtzaam gedragen. Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto tweemaal, kort na elkaar, naar de voor tegenliggers bedoelde weghelft gestuurd waarbij hij twee keer over de dubbel doorgetrokken streep is gereden. Hij heeft hierbij tweemaal een tegenligger geraakt. De tweede keer betrof het een frontale botsing waardoor de bestuurster van de auto zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Uit deze omstandigheden volgt dat verdachte onvoldoende aandacht heeft gehad bij de weg en/of het verkeer waardoor hij niet heeft voorkomen dat hij op de verkeerde weghelft terecht is gekomen, dan wel niet tijdig heeft gereageerd door terug te sturen en niet nogmaals op de verkeerde weghelft te komen. Een omstandigheid die hierbij meespeelt is dat verdachte de avond voor dit rijgedrag een middel heeft gebruikt dat de rijvaardigheid kan beïnvloeden. Bovendien heeft verdachte geweigerd mee te werken aan een bloedproef. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het voorgaande dat verdachte zich niet alleen een enkel moment onoplettend in het verkeer heeft gedragen.
De raadsvrouw heeft verweer gevoerd ten aanzien van roekeloosheid. Omdat dat niet in de tenlastelegging staat opgenomen zal de rechtbank hier niet op ingaan.
Onwel wording
Namens verdachte is aangevoerd dat hij onwel is geworden waardoor het ongeval heeft plaatsgevonden.
Uit het dossier blijkt dat verdachte na het ongeval is vervoerd naar het ziekenhuis voor nader onderzoek. Hier is geen geneeskundige verklaring van opgesteld omdat er geen sprake was van letsel. Uit de verklaring van getuige [naam 2] volgt dat verdachte kort na de frontale botsing met de auto van [slachtoffer] uit zijn auto is gestapt. Het verweer van de verdediging dat verdachte onwel is geworden wordt niet ondersteund door andere stukken in het dossier. Dat verdachte mogelijk op 8 oktober 2019 eerder door ambulancepersoneel is onderzocht toen hij langs een snelweg stond zegt niets over de gezondheidstoestand van verdachte ruim een jaar later. De rechtbank is van oordeel dat het gestelde voorval van meer dan een jaar geleden, waarbij verder ook niets bekend is over de omstandigheden van destijds, niet van belang is in onderhavige zaak. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat verdachte onwel is geworden en dus in verontschuldigbare onmacht verkeerde.
Voorwaardelijk verzoek tot aanhouding
De verdediging heeft de rechtbank (voorwaardelijk) verzocht de zaak aan te houden voor het indienen van stukken met betrekking tot het voorval op 8 oktober 2019 en de uitslag van een bloedonderzoek dat volgens de verdediging op 18 december 2020 op medische gronden zou zijn verricht. De rechtbank zal dit verzoek tot aanhouding afwijzen aangezien zij deze eventuele stukken niet van belang vindt voor de beantwoording van de vragen ex artikel 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering.
Gelet op het hiervoor overwogene acht de rechtbank het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. primair hij op 18 december 2020 te Sumar in de gemeente Tytsjerksteradiel als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Peugeot), daarmede rijdende over de weg, de Van Harinxmaweg, zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onachtzaam heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft verdachte – na voorafgaand gebruik van een middel welke de rijvaardigheid kan verminderen – het door hem bestuurde motorrijtuig niet voortdurend onder controle gehad en niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden en de dubbele doorgetrokken witte asstrepen - gelegen tussen de twee rijstroken - heeft overschreden en op het weggedeelte dat bestemd was voor het tegemoetkomende verkeer heeft gereden, waardoor hij met het door hem bestuurde motorrijtuig in botsing is gekomen met een tegemoetkomende personenauto, merk BMW, bestuurd door [slachtoffer] , door welk verkeersongeval aan [slachtoffer] zwaar letsel aan haar benen en enkels, werd toegebracht, terwijl hij na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, zesde en achtste lid van genoemde wet;
2.
hij op 18 december 2020 te Sumar, gemeente Tytsjerksteradiel als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Van Harinxmaweg, en het door hem bestuurde motorrijtuig niet voortdurend onder controle heeft gehad en niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden en daarbij de dubbele doorgetrokken witte asstrepen - gelegen tussen de tweerijstroken heeft overschreden en op het weggedeelte dat bestemd was voor het tegemoetkomende verkeer heeft gereden, tengevolge, waarvan een hem, verdachte, tegemoetkomende bestuurder van een motorvoertuig te weten een personenauto, merk Mercedes-Benz, bestuurd door [naam 1] , zich genoodzaakt achtte en mocht achten sterk uit te wijken teneinde een frontale botsing met het door verdachte, bestuurde voertuig te voorkomen en waarna verdachte, met een buitenspiegel van het door hem bestuurde motorrijtuig tegen een buitenspiegel van die personenauto (Mercedes-Benz) heeft gereden, en door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt;
3.
hij op 18 december 2020 te Leeuwarden, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenvoertuig te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het vermoeden bestond dat hij onder invloed van een stof als bedoeld in artikel 8, vijfde lid van genoemde wet verkeerde, nadat hij de door een opsporingsambtenaar aan hem gevraagde toestemming tot het verrichten van bloedonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van genoemde wet, niet had verleend, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie, zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen en geen medewerking daaraan heeft verleend;
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

primair Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreftwaardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige na het feit niet heeft voldaan aan een bevel krachtens artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
Overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 primair en 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden en ter zake de feiten 1 primair en 3 een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 jaren. De officier van justitie heeft zich ten aanzien van feit 2 op het standpunt gesteld dat hier geen straf of maatregel opgelegd behoeft te worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit voor de feiten 1 primair, subsidiair en 2. Voor een strafoplegging van feit 3 heeft ze aangevoerd dat verdachte als first offender moet worden beschouwd op het gebied van de Wegenverkeerswet 1994. De raadsvrouw heeft verzocht aan te sluiten bij de LOVS oriëntatiepunten met betrekking tot het weigeren van een bloedonderzoek, inhoudende een geldboete van € 1.000,- en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 9 maanden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig verkeersongeval. Verdachte is als bestuurder van een personenauto frontaal op een hem tegemoetkomende personenauto gebotst waarbij de bestuurster van deze auto zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Tijdens de behandeling ter zitting is gebleken dat zij nog steeds pijn en lichamelijke beperkingen als gevolg van het ongeval ondervindt en hiervoor een zesde operatie dient te ondergaan waarbij haar enkelgewrichten worden vastgezet. Zij wordt dagelijks met de gevolgen van het ongeval geconfronteerd en zal die gevolgen mogelijk haar hele leven met zich mee moeten dragen. Het verkeersgedrag van verdachte heeft niet alleen direct gevolgen gehad voor het slachtoffer en haar kinderen die op het moment van het ongeval eveneens in de auto zaten, ook de verkeersveiligheid in het algemeen is door het handelen van verdachte ernstig in gevaar gebracht.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk
Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Strafverzwarend in de zin van art. 6 WVW1994 is onder meer de weigering bloedonderzoek waar in onderhavige zaak sprake van is. Het oriëntatiepunt bij strafverzwarende omstandigheden is vergelijkbaar met het oriëntatiepunt behorende bij een alcoholgehalte van > 570 μg/l. Voor overtreding van art. 6 WVW1994 met zwaar lichamelijk letsel als gevolg voor het slachtoffer waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld en voornoemde strafverzwarende factor geldt als oriëntatiepunt een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaren.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk en geboden is, omdat de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Alles afwegend ziet de rechtbank geen redenen om af te wijken van voornoemde LOVS oriëntatiepunten.
Voor wat betreft de onder feit 2 ten laste gelegde overtreding zal de rechtbank verdachte schuldig verklaren zonder oplegging van straf.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij onherroepelijk arrest van het Gerechtshof Den Haag d.d. 2 maart 2020 is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf van 6 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De proeftijd is ingegaan op 17 maart 2020. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 11 november 2022 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de vordering moet worden afgewezen nu het een veroordeling betreft ter zake andersoortige feiten.
Oordeel van de rechtbank
Hoewel gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan meerdere strafbare feiten heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis, acht de rechtbank het, gelet op de aard van de feiten waarvoor de voorwaardelijke straf is opgelegd en de in dit vonnis bewezenverklaarde feiten geheel andersoortige delicten betreffen, niet opportuun de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf te gelasten. De rechtbank zal de vordering derhalve afwijzen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 5, 6, 163, 175, 176, 177, 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

t.a.v. feit 1 primair en feit 3 een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.

t.a.v. feit 1 primair
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen-bromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van
2 jaren.
Bepaalt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde vóór het tijdstip waarop de uitspraak voor wat betreft de bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van die bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
t.a.v. feit 2
Bepaalt dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

22.003140-19:

Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij arrest van het Gerechtshof Den Haag d.d. 2 maart 2020.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.C. Koelman, voorzitter, mr. M. Brinksma en mr. M.J. Dijkstra, rechters, bijgestaan door W. van Goor, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 december 2022.
Mr. Koelman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.