ECLI:NL:RBNNE:2022:4778

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 december 2022
Publicatiedatum
16 december 2022
Zaaknummer
18.239090.20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor verkeersdelict met zwaar lichamelijk letsel als gevolg van ongeval

Op 11 februari 2019 vond er een ernstig verkeersongeluk plaats in Darp, waarbij de verdachte, bestuurster van een Fiat, met hoge snelheid tegen de achterkant van een Audi botste. Het slachtoffer, bestuurster van de Audi, liep hierbij zwaar lichamelijk letsel op, waaronder een dubbele breuk in het borstbeen en een gebroken pols. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gereden, wat leidde tot het ongeval. Hoewel de verdachte mogelijk een black-out had op het moment van de aanrijding, kon dit niet met zekerheid worden vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat zelfs als de verdachte buiten bewustzijn was, het ongeval nog steeds aan haar kon worden toegerekend. De officier van justitie had een taakstraf van 100 uren geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een taakstraf van 60 uren op, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de strafzaak. De rechtbank weigerde een ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen, aangezien het rijbewijs van de verdachte al ongeldig was verklaard door het CBR. De uitspraak vond plaats op 16 december 2022.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Groningen
parketnummer 18.239090.20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 16 december 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1961 te [geboorteplaats], wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 december 2022.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. A.A. Scholtmeijer, advocaat te Heerenveen, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 11 februari 2019 te Darp, althans in de gemeente Westerveld, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, een personenauto, merk Fiat, daarmede rijdende over de Van Helomaweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, met het door haar, verdachte bestuurde, motorrijtuig, met hoge, althans verhoogde snelheid, tegen de achterkant van een voor haar, verdachte, rijdende personenauto, merk: Audi, te rijden/botsen, waardoor genoemde Audi van de rijbaan werd gedrukt en/of tegen een boom is gebotst en/of waardoor [slachtoffer], bestuurster van genoemde Audi, zwaar lichamelijk letsel, te weten een dubbele breuk in het borstbeen en/of een gebroken rechter pols en/of een hersenschudding, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 11 februari 2019, te Darp, althans in de gemeente Westerveld, als bestuurder van een voertuig (een personenauto, merk: Fiat), daarmee rijdende op de Van Helomaweg,
- met hoge snelheid, tegen de achterkant van een voor haar, verdachte, rijdende personenauto, merk:
Audi, bestuurd door [slachtoffer], is gereden/gebotst, en/of
- met het door haar, verdachte bestuurde voertuig, een ander motorvoertuig, te weten eenVolkswagen, bestuurd door [naam 1], heeft ingehaald, terwijl uit tegengestelde richting een personenauto, te weten een Peugeot, bestuurd door [naam 2], reeds dicht was genaderd, tengevolge waarvan een aanrijding is ontstaan met de voertuigen bestuurd door [naam 1] en/of [naam 2], door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd voor het primair ten laste gelegde, in de zin dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair betoogd dat verdachte van het primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken en van het subsidiair ten laste gelegde dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De raadsman heeft aangevoerd dat er sprake is van afwezigheid van alle schuld, nu hij meent dat verdachte op het moment van het ongeluk een black-out heeft gehad. Uit de stukken is gebleken dat verdachte in de weken voorafgaand aan het ongeval ten minste tweemaal eerder blackouts heeft gehad. Aan haar is toen medegedeeld dat zij mocht blijven rijden. Daarnaast is bij verdachte later, in de maanden nadat het ongeluk heeft plaatsgevonden, epilepsie vastgesteld. Een epileptische aanval kan een black-out veroorzaken, hetgeen past in het beeld dat verdachte zich niets meer kan herinneren van de aanrijding. De raadsman heeft ter onderbouwing van zijn standpunt verwezen naar jurisprudentie, waaruit volgt dat complexe handelingen kunnen worden uitgevoerd gedurende een epileptische aanval. Gelet op voornoemde omstandigheden is het waarschijnlijk dat verdachte een black-out heeft gehad en dat zij dit redelijkerwijs niet had kunnen voorzien.
De raadsman heeft subsidiair verzocht, gezien voornoemde omstandigheden, de behandeling van de zaak aan te houden teneinde een medische deskundige te benoemen, die zich kan uitlaten over de vraag of het waarschijnlijk is geweest dat verdachte ten tijde van het ongeluk een black-out heeft gehad als gevolg van een epileptische aanval. Vervolgens kan deze deskundige beoordelen of verdachte dat redelijkerwijs had kunnen voorzien en of zij passende maatregelen heeft genomen ter voorkoming van het ongeval. De raadsman heeft meer subsidiair verzocht om deze deskundige te laten horen als getuige.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring, van het onder 1 primair ten laste gelegde, redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.

1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 1 november 2019, opgenomen op pagina 25 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019036348 d.d. 5 februari 2020, inhoudend als verklaring van [verdachte]:

V: Ik sprak uw moeder op die avond van 11 februari, de dag van het ongeval, ze vertelde mij dat u al langere tijd last heeft van black-outs. U zou dan tijdelijk buiten westen zijn en na een korte tijd weer bij kennis komen. Wat kunt u mij daar over vertellen?
A: Ik was toen al wel bij de dokter geweest omdat ik bij mijn ouders wel eens een black-out had gehad.
V: Uw moeder vertelde mij dat u in de drie weken voor 11 februari tenminste tweemaal een black-out hebt gehad waar ze zelf bij was. Wat kunt u mij daarover vertellen? A: Dat zegt mij wel iets. Wat mijn moeder u toen vertelde kan wel kloppen.
V: Heeft u zelf er over nagedacht of het nog verstandig zou zijn om auto te gaan rijden terwijl u wist van de black-outs? A: Eerlijk gezegd niet nee.
V: Lijkt mij toch wel zorgelijk dat als je weet dat je black-outs hebt en dan toch auto gaat rijden, wat vindt u daar zelf van?
A: Dat is wel gebruikelijk ja dat je je dan zulke dingen af gaat vragen. Ik doe vaak gewoon mijn dingen en denk er vaak niet over na. Ik had misschien niet in de auto moeten stappen achteraf en ik heb er natuurlijk wel spijt van. Het was een Fiat, een kleine rood /oranjekleurige auto.
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 27 maart 2019,opgenomen op pagina 14 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 1]:
Ik reed in een Volkswagen Caddy over de provinciale weg van Wapserveen richting Darp. Ik werd ingehaald door een kleine rode auto die mij schampte aan de linkerzijde van mijn auto. De zijspiegel van de auto is ook geraakt en er van af gevallen. Auto ging er als een haas vandoor. Ik haalde een vrachtauto in om bij haar te komen. Ik zag dat de auto slingerde over de weg en kwam daadwerkelijk naast de weg terecht. Ze reed hard, dat kan ik weten, omdat ik zelf tachtig reed en zij mij met een behoorlijk snelheid inhaalde.
3.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 27 maart 2019,opgenomen op pagina 16 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 3]:
Ik reed over de provinciale weg in de richting van Havelte in de vrachtwagen. Ik werd ingehaald door een rode auto. Naar mijn idee reed ze behoorlijk hard. Ik zag dat de auto in de berm kwam aan de linkerkant en weer terug de weg op. Ik zag ook dat ik werd ingehaald door een busje. Vervolgens zag ik dat de rode auto, net voor de Marechaussee, weer in de berm terecht kwam aan de rechterzijde en vervolgens weer op de weg kwam.
4.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 29 maart 2019,opgenomen op pagina 23 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 2]:
Op 11 februari 2019 reed ik omstreeks 15.00 uur in mijn auto op de Van Helomaweg vanuit de richting
Havelte in de richting van Wapserveen. Ik reed daar ongeveer de toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur. Ik zag dat een auto mij tegemoet kwam rijden. Vrijwel op het moment dat ik en die auto elkaar zouden passeren zag ik een kleinere rode auto achter de grotere vandaan komen, die ging inhalen. Ik zag dat daar absoluut geen ruimte voor was omdat de grotere auto en ik al vrijwel naast elkaar waren. Ik zag dat de kleinere auto de inhaalactie doorzette. Ik moest naar rechts sturen de berm in om een frontale aanrijding te voorkomen. Ik zag de kleinere rode auto snel mijn richting op komen. Ik voelde dat die auto mijn auto aan de linkerzijkant raakte.
5.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 29 maart 2019,opgenomen op pagina 18 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer]:
Op 11 februari 2019 omstreeks 15.00 uur reed ik in een witte Audi over de Van Helomaweg, ik kwam vanuit de richting Wapserveen en reed richting Havelte. Ik reed zeker niet harder dan de toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur. Ik weet dat ik de afslag naar de kazerne precies voorbij was toen ik een keihard knappend en krakend geluid vanuit de achterkant van mijn auto hoorde. Door de schok die door de auto ging voelde het alsof in gelanceerd werd. Ook merkte ik dat ik niet meer kon sturen. De auto werd naar de linkerkant van de weg geduwd.
6.
Een geneeskundige verklaring, op 4 november 2019 opgemaakt en ondertekend door arts K.G.Dinkla, opgenomen op pagina 11 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend zijn of haar verklaring:
Medische informatie betreffende: [slachtoffer]
Uitwendig waargenomen letsel: gebroken pols rechts, gebroken borstbeen rechts, hersenschudding. Tevens doofheid voeten agv zenuwschade door het ongeval, kan nog verbeteren.
7.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Verkeersongevalanalyse d.d. 10 april2019, opgenomen op pagina 32 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 11 februari 2019, omstreeks 15:55 uur, hebben wij naar de toedracht van het hierna omschreven verkeersongeval ter plaatse een onderzoek ingesteld. Het ongeval had eerder die dag, omstreeks 14:51 uur, plaatsgevonden op de Van Helomaweg onder Darp, in de gemeente Westerveld. Ongeveer ter hoogte van hectometeraanduiding 4.5 botste de bestuurster van de Fiat met de voorzijde van haar voertuig tegen de achterzijde van de Audi.
Wij vonden op het door de bestuurster afgelegde traject ter hoogte van hectometeraanduiding 5.3 een spiegelkap van de linker buitenspiegel van een Volkswagen Caddy. Ongeveer 200 meter voor de plaats van het ongeval met de Audi reed de bestuurster van de Fiat een stuk door de rechter berm. Zij raakte daarbij een aanwijzingsbordje met de tekst J. Postkazerne en een lichtmast. Er werden, voor zover na te gaan, geen gebreken aan de Fiat aangetroffen die konden leiden tot het ontstaan van dit ongeval. Het ongeval was vrijwel zeker te wijten aan bestuursterafhankelijke factoren van de bestuurster van de Fiat. Zij hield onvoldoende afstand ten opzichte van de bestuurster van de Audi die voor haar reed en botste tegen de achterzijde. Door de botsing raakten beide voertuigen in een slip en botsten ieder afzonderlijk van elkaar tegen een boom.
Bewijsoverweging
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet. Daarvoor moet er ten minste sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtig- en/of onoplettendheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende is voor een bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van de gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen het volgende feitencomplex vast. Verdachte heeft op 11 februari 2019 met een door haar bestuurde Fiat over de Van Helomaweg in de richting van Havelte gereden. Op enig moment heeft verdachte de Volkswagen Caddy – bestuurd door getuige [naam 1] – met behoorlijk meer dan de toegestane maximumsnelheid ingehaald. Voor deze inhaalactie is onvoldoende ruimte geweest, nu in tegengestelde richting de door getuige [naam 2] bestuurde auto naderde. De auto van verdachte heeft daarbij – ter hoogte van hectometerpaal 5.3 – de linkerbuitenspiegel van de Volkswagen Caddy geraakt. Daarnaast is de auto van verdachte op de andere weghelft terecht gekomen en heeft zij de linkerzijkant van de auto van getuige [naam 2] geraakt. Getuige [naam 2] heeft hierbij moeten uitwijken naar de berm om een frontale aanrijding te voorkomen. Vervolgens heeft verdachte met een behoorlijk hogere snelheid dan toegestaan haar weg vervolgd. Voorts is gebleken dat verdachte met haar auto tweemaal naast de weg – zowel aan de linker- als de rechterzijde – in de berm terecht is gekomen, waarbij voor de afslag naar de kazerne een aanwijzingsbordje en een lichtmast zijn geraakt. Ongeveer 200 meter verderop – ter hoogte van hectometerpaal 4.5 – is verdachte tegen de achterzijde van de door [slachtoffer] bestuurde Audi gereden, zijn beide voertuigen in een slip geraakt en zijn deze ieder afzonderlijk van elkaar tegen een boom gebotst.
De rechtbank leidt uit het hiervoor weergegeven feitencomplex af dat verdachte over een afstand van minimaal 800 meter meerdere verkeersovertredingen heeft begaan, die uiteindelijk hebben geleid tot de kop-staartbotsing met de Audi waarin slachtoffer [slachtoffer] heeft gereden. Zo heeft verdachte dit traject constant met een te hoge snelheid afgelegd, is zij tweemaal in de berm naast de beide weghelften beland en heeft zij onvoldoende afstand tot andere voertuigen gehouden. Bovendien heeft verdachte als gevolg van dit rijgedrag behoorlijke schade aan meerdere auto’s en verkeersobjecten aangericht. De rechtbank is van oordeel dat het rijgedrag van verdachte, gelet op de afstand die verdachte moet hebben afgelegd, de verschillende verkeerssituaties die zij daarbij tegenkwam en de tijd die hiermee moet zijn gemoeid, veel meer dan één kort moment van onvoorzichtig- en/of onoplettendheid is geweest. De rechtbank komt tot de conclusie dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend heeft gereden, waardoor een verkeersongeval is veroorzaakt.
De rechtbank stelt vast dat dergelijk aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend gedrag, waardoor een verkeersongeval is veroorzaakt, in beginsel tot de conclusie leidt dat er sprake is van verwijtbare schuld als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet. Dat kan evenwel anders zijn indien omstandigheden zijn aangevoerd en aannemelijk zijn geworden waaruit volgt dat verdachte ten tijde van het ongeval in verontschuldigbare onmacht verkeerde, waaruit volgt dat van schuld in vorenbedoelde zin niet kan worden gesproken.
Anders dan de verdediging heeft betoogd kan naar het oordeel van de rechtbank, met de gegevens die zich thans in het dossier bevinden, niet worden vastgesteld of verdachte op enig moment voorafgaand aan dan wel ten tijde van het ongeval een black-out heeft gehad. De raadsman heeft de rechtbank in dit kader verzocht om door een medisch deskundige te laten beoordelen in hoeverre het verkeersongeluk aan verdachte haar schuld te wijten is geweest, nu de verdediging heeft gesteld dat verdachte ten tijde van het incident mogelijk een black-out (als gevolg van een epileptische aanval) heeft gehad. De rechtbank is van oordeel dat een medisch deskundige – op basis van de beschikbare informatie – niet met voldoende mate van zekerheid kan vaststellen of verdachte ten tijde van het ongeluk haar bewustzijn was verloren. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat het feit bijna vier jaar geleden is voorgevallen en er zich in het dossier geen gegevens bevinden van de medische situatie van verdachte van de dag van de aanrijding. Het verzoek van de raadsman zal daarom verworpen worden.
De rechtbank kan op basis van het strafdossier echter ook niet uitsluiten dat er geen sprake kan zijn geweest van een black-out. Ingeval zou worden aangenomen dat er wel sprake is geweest van een black-out dan dient door de rechtbank te worden geoordeeld of verdachte het bewustzijnsverlies redelijkerwijs had kunnen voorzien en of zij ter voorkoming daarvan passende maatregelen heeft getroffen. Verdachte heeft daaromtrent verklaard dat zij wist dat zij – in de periode voorafgaande 11 februari 2019 – ten minste tweemaal eerder (kortstondige) black-outs heeft gehad. Uit het procesdossier is niet gebleken dat verdachte maatregelen heeft genomen ter voorkoming van eventueel bewustzijnsverlies dan wel hoe zij hiermee zou moeten omgaan tijdens het autorijden. Daarbij acht de rechtbank, anders dan de verdediging, de stelling van verdachte dat haar is medegedeeld dat zij mocht blijven autorijden niet aannemelijk, nu het voorgaande geen ondersteuning vindt van een medicus in het procesdossier.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat, zelfs indien er al sprake zou zijn geweest van een blackout, deze voor rekening van verdachte komt en dat haar dit kan worden verweten. Verdachte had dit kunnen voorzien en ter voorkoming daarvan passende maatregelen kunnen en moeten treffen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de afwezigheid van alle schuld niet aannemelijk is geworden en dat er gelet op het voorgaande sprake is van een verkeersongeval dat te wijten is aan de aanmerkelijke onvoorzichtigheid en/of onoplettendheid van verdachte.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
zij op 11 februari 2019 te Darp, in de gemeente Westerveld, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, een personenauto, merk Fiat, daarmede rijdende over de Van Helomaweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend, met het door haar, verdachte bestuurde, motorrijtuig, met verhoogde snelheid, tegen de achterkant van een voor haar, verdachte, rijdende personenauto, merk: Audi, te rijden/botsen, waardoor genoemde Audi van de rijbaan werd gedrukt en tegen een boom is gebotst en waardoor [slachtoffer], bestuurster van genoemde Audi, zwaar lichamelijk letsel, te weten een dubbele breuk in het borstbeen en een gebroken rechter pols en een hersenschudding werd toegebracht.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Dit feit strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportage van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft op 11 februari 2019 in Darp een ongeval veroorzaakt, waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Mogelijk heeft verdachte op dat moment een black-out gehad, maar dat is niet meer met zekerheid vast te stellen. Zelfs als verondersteld wordt dat verdachte toen buiten bewustzijn is geweest, is het verkeersongeluk – met alle gevolgen van dien – nog aan haar toe te rekenen.
Verder is ter zitting gebleken dat het slachtoffer aanhoudende lichamelijke en psychische ongemakken ondervindt als gevolg van de aanrijding. Verdachte heeft zelf op geen enkel moment contact opgenomen met het slachtoffer. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Uit het reclasseringsrapport van 14 november 2022 blijkt dat verdachte momenteel last heeft van gezondheidsklachten, waaronder depressiviteit en epilepsie. Volgens de reclassering kan een passende taakstraf opgelegd worden. De raadsman heeft deze gezondheidsklachten ook kenbaar gemaakt aan de hand van (GGZ-)rapportages. Verder volgt uit het uittreksel justitiële documentatie van 2 augustus 2022 dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
In de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS wordt voor een dergelijk feit een taakstraf van 120 uren en een ontzegging voor de rijbevoegdheid gedurende 6 maanden gehanteerd. De rechtbank constateert dat de redelijke termijn in strafzaken van twee jaren is overschreden. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding matiging van de op te leggen straf tot gevolg moet hebben. Voorts ziet de rechtbank geen aanleiding om een ontzegging voor de rijbevoegdheid op te leggen, gezien het tijdsverloop en nu ter zitting naar voren is gekomen dat na het bewezenverklaarde feit het rijbewijs van verdachte ongeldig is verklaard door het CBR. De rechtbank acht daarom niet aannemelijk dat verdachte in de (nabije) toekomst opnieuw een voertuig zal besturen.
Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf van 60 uren passend en geboden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6 en 175 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 60 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 30 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schuth, voorzitter, mr. T.M.L. Wolters en mr. R.B. Maring, rechters, bijgestaan door mr. M. Huiskamp, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 december 2022.
Mr. T.M.L. Wolters is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.