Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf dienen de bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld zoals die door de reclassering zijn geadviseerd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, gelijk aan de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis, gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. In geval van een veroordeling tot een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal verdachte mogelijk zijn woning en zijn werk verliezen. Bovendien dient meegewogen te worden dat verdachte eerlijk is geweest, verantwoordelijkheid heeft genomen en spijt heeft betuigd. De raadsvrouw heeft voorts aangevoerd om in strafmatigende zin rekening te houden met het tijdsverloop, omdat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn in strafzaken.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontucht met een destijds 13-jarige jongen. Hij is met het slachtoffer in contact gekomen via de datingapp ‘Bullchat’, gericht op het maken van seksafspraken. In augustus 2019 heeft de eerste ontmoeting in de woning van verdachte plaatsgevonden, waarbij verdachte met het slachtoffer (deels) onbeschermde seks heeft gehad. Ondanks dat het slachtoffer nadien direct kenbaar heeft gemaakt dat hij geen zestien maar slechts vijftien jaar zou zijn geweest, heeft dit verdachte er niet van weerhouden later nog een tweede afspraak met hem te maken. In februari 2020 hebben zij wederom afgesproken, ditmaal bij de auto van verdachte, waarbij verdachte zonder nader onderzoek is afgegaan op de stelling van het slachtoffer dat hij inmiddels zestien jaar zou zijn geworden. Vervolgens heeft verdachte bij het slachtoffer nogmaals zonder enig voorbehoedsmiddel seksuele handelingen verricht.
De wet beschermt minderjarigen jonger dan 16 jaar tegen het ondergaan van seksuele handelingen. Zij moeten zich veilig kunnen ontwikkelen op seksueel gebied. Gezien hun jeugdige leeftijd kan van hen niet worden verwacht dat zij zelf voldoende in staat zijn om hun seksuele integriteit te bewaken en de gevolgen en draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien. Om deze ontwikkeling normaal te laten verlopen moet de minderjarige beschermd worden tegen seksueel contact met volwassenen, ook als dit met wederzijds goedvinden tot stand is gekomen.
Verdachte heeft met zijn handelen blijk gegeven slechts oog te hebben gehad voor zijn eigen lustgevoelens en niet voor de leeftijd van het slachtoffer. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk. Ook het feit dat verdachte (deels) onbeschermde seks heeft gehad, en daarmee het slachtoffer zeer waarschijnlijk heeft besmet met syfilis rekent de rechtbank hem zwaar aan. Uit de op de terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaringen blijkt dat het onderhavige feit nog altijd een grote impact heeft op het slachtoffer en zijn ouders. Gebleken is dat het slachtoffer al ruim twee jaar niet meer woonachtig is bij zijn ouders door de ondervonden spanningen en onzekerheden in het gezin als gevolg van het feit.
De reclassering heeft over verdachte gerapporteerd. Uit het reclasseringsrapport van 20 juni 2022 volgt dat de kans op recidive als matig-laag wordt ingeschat. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling en het vermijden van contact met minderjarigen.
Uit het uittreksel van de justitiële documentatie van 1 december 2022 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde acht de rechtbank slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur aangewezen. De rechtbank zal voor het bepalen van de hoogte van de straf de door de officier van justitie geëiste straf als uitgangspunt nemen. Gelet op het tijdsverloop van de zaak – de geringe overschrijding van de redelijke termijn in strafzaken – en het feit dat verdachte in de tussentijd niet opnieuw de fout is ingegaan, ziet de rechtbank aanleiding om de door de officier van justitie gevorderde straf te matigen. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte ter zitting de volledige verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen, hij het strafwaardige hiervan lijkt in te zien en hij oprecht spijt lijkt te betuigen.
Alles afwegend acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van
18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden. De rechtbank legt daarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden op, een en ander zoals hierna in het dictum is bepaald.