ECLI:NL:RBNNE:2022:4745

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
18-311296-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gewelddadige woningoverval en diefstal met geweld

Op 15 december 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewelddadige woningoverval. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor het tezamen en in vereniging op gewelddadige wijze overvallen van een woning in de voor de nachtrust bestemde uren, het plegen van een diefstal in vereniging door middel van een valse sleutel en diefstal. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met anderen, de woning van het slachtoffer binnenging, waarbij geweld werd gebruikt en bedreigingen werden geuit. Het slachtoffer liep hierbij letsel op, waaronder een gebroken neus. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en getuigen als betrouwbaar beoordeeld en heeft vastgesteld dat de verdachte een motief had om de overval te plegen, aangezien zij eerder door het slachtoffer uit zijn woning was gezet. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar zwangerschap en de impact van de straf op haar leven. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schade die het slachtoffer heeft geleden door de diefstal.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18-311296-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 15 december 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 1 december 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B. Hartman, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Hoekman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 21 augustus 2019, in de gemeente Groningen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in/uit een woning, te weten [straatnaam] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (onder meer) (een) mobiele telefoon(s), flessen champagne, een hoeveelheid geld en/of kleding, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door :
  • die [benadeelde partij 1] op te wachten in zijn woning, en/of
  • het dragen van bivakmutsen, en/of
  • een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te richten op die [benadeeldepartij 1] , en/of
  • die [benadeelde partij 1] bij de benen te grijpen, waardoor die [benadeelde partij 1] kwam te vallen,en/of
  • pepperspray in het gezicht van die [benadeelde partij 1] te spuiten, en/of
  • die [benadeelde partij 1] te slaan en/of te stompen, en/of
  • die [benadeelde partij 1] de woorden toe te voegen: "ga dood, ga dood";
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 2] en/of één of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 21 augustus 2019, in de gemeente Groningen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in/uit een woning, te weten [straatnaam] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (onder meer) (een) mobiele telefoon(s), flessen champagne, een hoeveelheid geld en/of kleding, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan die [medeverdachte 2] en/of één of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 1] , heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door :
  • die [benadeelde partij 1] op te wachten in zijn woning, en/of
  • het dragen van bivakmutsen, en/of
  • een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te richten op die [benadeeldepartij 1] , en/of
  • die [benadeelde partij 1] bij de benen te grijpen, waardoor die [benadeelde partij 1] kwam te vallen,en/of
  • pepperspray in het gezicht van die [benadeelde partij 1] te spuiten, en/of
  • die [benadeelde partij 1] te slaan en/of te stompen, en/of
  • die [benadeelde partij 1] de woorden toe te voegen: "ga dood, ga dood", bij en/of tot het plegenvan welk misdrijf verdachte toen en aldaar opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door aan die [medeverdachte 2] en/of één of meer onbekend gebleven perso(o)n(en):
  • het adres van die [benadeelde partij 1] door te geven, en/of
  • een sleutel van de woning van die [benadeelde partij 1] te geven/beschikbaar te stellen;
2.
zij in of omstreeks de periode van 27 oktober 2019 tot en met 29 oktober 2019, in de gemeente Groningen en/of Noordenveld, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (in/uit een ING-geldautomaat en/of in/uit een of meer pinautomaten in winkels en/of een café) één of meer geldbedragen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedragen onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een weggenomen bankpas van die [benadeelde partij 2] en/of de daarbij behorende pincode;
3.
zij op of omstreeks 20 januari 2020, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 2 laptops (merk: Apple) en/of een mobiele telefoon (merk: Apple), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
zij op of omstreeks 4 april 2020, in de gemeente Groningen, een mobiele telefoon en/of een portemonnee met onder meer een of meer pasjes, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 primair, 2 en 4 ten laste gelegde en vrijspraak voor het onder 3 ten laste gelegde. Met betrekking tot het onder 1 primair ten laste gelegde heeft de officier van justitie (onder meer) aangevoerd dat het wegnemen van kleding en champagne niet kan worden bewezen, nu deze goederen (mogelijk) al eerder op de avond werden veiliggesteld, waardoor het gebruik van het geweld, voor wat betreft die goederen, in onvoldoende relatie tot elkaar staan.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsman gesteld dat het onderzoek van de politie te eenzijdig was. De uiterlijke verschijning van verdachte past ook niet in wat de aangever beschrijft over drie mannen, waarbij degene met het wapen zeker een man was. De raadsman heeft gesteld dat niet kan worden bewezen dat verdachte een rol heeft gehad in de (directe) uitvoering en dat tevens niet kan worden vastgesteld of verdachte een (aanzienlijke) rol heeft gehad in de voorfase, waardoor niet kan worden bewezen dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Uit het dossier blijkt bovendien niet dat gebruik gemaakt zou zijn van een huissleutel. De getapte woorden van verdachte
“ik ga alles vertellen, ook wat op de [straatnaam] (fon) gebeurd was, ik heb het zelf gedaan, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben het ook gedaan, wij hebben het allemaal gedaan”kunnen niet als schuldbekentenis worden beschouwd. Voorts kan de getuigenverklaring van [naam 1] niet worden gebruikt voor het bewijs, nu deze bol staat van de rancune in de richting verdachte. Haar verklaring komt over als ingestudeerd en bovendien staat haar verklaring op essentiële punten haaks op de verklaring van aangever.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman gesteld dat sprake is van een ‘Meer en Vaart-arrest’ scenario. Enkel op de weerspreking van aangever kan geen zuiver oordeel over de zaak worden geveld, waardoor verdachte ook van dit feit dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsman eveneens verzocht verdachte vrij te spreken. Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde heeft de raadsman gesteld dat ook dit feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, nu verdachte de bewuste goederen aangeboden heeft gekregen in ruil voor haar ‘diensten’, hetgeen niet wordt weersproken door enig objectief bewijs.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank acht het onder 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte op nauwe en bewuste wijze heeft samengewerkt met haar zus, waardoor niet kan worden bewezen dat verdachte zich tezamen en in vereniging schuldig heeft gemaakt aan diefstal.
Beslissing op het voorwaardelijk verzoek
Ter terechtzitting heeft de raadsman bij pleidooi een voorwaardelijk verzoek gedaan om [naam 1] te horen als getuige. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat hij de verklaring van getuige wil toetsen op betrouwbaarheid, geloofwaardigheid en consistentie. De raadsman heeft niet aangegeven welke vragen hij concreet aan [naam 1] zou willen stellen.
Uit het arrest Keskin t. Nederland van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens
1en het daaropvolgende post-Keskin arrest van de Hoge Raad
2komt naar voren dat in bepaalde gevallen het belang bij het oproepen en horen van een getuige moet worden verondersteld. Uit het post-Keskin arrest van de Hoge Raad komt naar voren dat er geen ongelimiteerd recht bestaat om het ondervragingsrecht uit te oefenen. Inactiviteit van de verdediging kan, indien hiervoor geen gegronde reden bestaat, een rol spelen bij de beoordeling of het proces als geheel eerlijk is verlopen.
De rechtbank stelt vast dat het noodzaakscriterium van toepassing is en dat de raadsman het voorwaardelijk verzoek tot het horen van [naam 1] aan het eind van zijn pleidooi, ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde, heeft gedaan. Voorts constateert de rechtbank dat de raadsman zich op 8 juni 2022, namens verdachte, heeft gesteld en dat hij sindsdien nagelaten heeft wensen met betrekking tot de ondervraging van [naam 1] kenbaar te maken.
De rechtbank is van oordeel dat het belang van een goede procesorde (‘
proper administration of justice
3) in dit geval zwaarder moet wegen dan het belang van de verdediging om de belastende getuige te kunnen ondervragen. De rechtbank is daarbij van oordeel dat afwijzing van het verzoek niet maakt dat het proces in zijn geheel niet eerlijk is geweest. De rechtbank overweegt daartoe dat zij zich op basis van het dossier voldoende voorgelicht acht en het naar het oordeel van de rechtbank niet noodzakelijk is om [naam 1] nader als getuige te horen. Daarbij heeft de rechtbank betrokken dat de bewezenverklaring niet alleen is gebaseerd op de getuigenverklaring van [naam 1] . De overige bewijsmiddelen bieden naar het oordeel van de rechtbank steun aan de betrouwbaarheid van de getuigenverklaring van [naam 1] . Bovendien heeft de verdediging geruime tijd de gelegenheid gehad – ook nadat de raadsman bij de zaak betrokken is geraakt – om een verzoek te doen [naam 1] te horen als getuige, hetgeen de verdediging tot op het laatste moment na heeft nagelaten.
Het voorwaardelijke verzoek om [naam 1] als getuige te horen zal worden afgewezen.
Betrouwbaarheidsverweer
De raadsman heeft gesteld dat de verklaringen van [naam 1] onvoldoende betrouwbaar en overtuigend zijn en derhalve van het bewijs dienen te worden uitgesloten.
De rechtbank wijst dit verweer van de raadsman af. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de hierna opgenomen delen van de getuigenverklaring van [naam 1] . Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze delen van de getuigenverklaring consistent en gedetailleerd, en vinden zij bovendien steun in overige bewijsmiddelen, waardoor de rechtbank deze bruikbaar acht voor het bewijs
.
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 21 augustus 2019, opgenomen op pagina 219 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002019220889 d.d. 6 juli 2020, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 1] :
Ik doe aangifte van diefstal met geweld bedreiging en mishandeling. Ik kwam vannacht om 04:30 uur kwam ik thuis. Ik woon [straatnaam] te Groningen. Ik opende de voordeur van mijn woning. Ik deed het licht aan in de hal en ik deed mijn schoenen uit. Ik opende de deur van mijn woonkamer. Op het moment dat ik de deur opende zag ik drie personen in de woonkamer staan. Ik zag dat alle drie personen een zwarte bivakmuts droegen. Ik zag dat één van deze personen een op een pistool gelijkend voorwerp op mij richtte. Ik wilde de woning uitvluchten. Ik wilde de voordeur weer openen met de sleutel. Het lukte mij dus niet om snel weg te komen. Eén van de drie personen greep mij bij de benen. Ik hoorde dat er geroepen werd: "Pepperspray, pepperspray". Er werd aan mijn benen getrokken en ik kwam te vallen. Ik kreeg gelijk pepperspray in mijn gezicht gespoten. De persoon die mij bij de benen had gepakt ging op mijn voeten liggen, zodat ik mijn benen niet meer kon gebruiken.
De andere twee personen begonnen op mijn gezicht te slaan, de één stond links en de ander rechts van mij. Ik riep: “Wat is er aan de hand, wat is er aan de hand?". Zij sloegen echter gewoon. Ik hoorde dat twee personen riepen: "Ga dood, ga dood". Ik kreeg een bivakmuts te pakken en ik kon deze van zijn hoofd trekken. Hij probeerde nog mij hiervan te beletten door zijn bivakmuts vast te houden. Ik liet opeens los en daardoor schoot zijn bivakmuts van zijn hoofd. Op dat moment zag ik zijn gezicht. Ik herkende deze persoon als zijnde het broertje van mijn ex-vriendin. Hierna kreeg ik nog een keer pepperspray in mijn gezicht gespoten. Ik zag echter ook dat één van de personen een pistool in zijn handen had. Ik zag dat het pistool vlak mijn hoofd was. Ik reageerde direct door met mijn linkerhand het pistool te pakken. Het lukte mij door een draaibeweging te maken het pistool af te pakken. Ik pakte het pistool over in mijn rechterhand. Ik trok aan de trekker maar die deed het niet. Het pistool werd mij weer afgepakt. Hierna gingen zij weg.
Ik kan u ook nog verklaren dat tijdens het gevecht de personen twee telefoons uit mijn broekzak hebben weggenomen. Verder hebben zij nog twee bankbiljetten van vijftig euro uit mijn broekzak weggenomen. Eén van deze biljetten heb ik later weer gevonden in de hal van mijn woning. Een mobiele telefoons is van het merk IPhone XS MAX. De andere mobiele telefoon is van het merk Samsung.
Mijn ex-vriendin had nog een sleutel van mijn woning. Ik heb mijn voordeur op het nachtslot gedaan.
Ongeveer vier dagen geleden heb ik de relatie met mijn ex-vriendin, " [verdachte] ", verbroken.
[verdachte] wilde haar spullen terug. Ik heb haar spullen gepakt en door een vriend van mij naar de [straatnaam] laten brengen. [verdachte] had mij ook nog om vijftig euro gevraagd. Ik heb haar dit wel toegezegd, maar ik heb dit geld niet aan haar gegeven. [verdachte] vroeg mij om het geld via de app. Ik heb geantwoord dat ik het druk had.
Van degene die ik de bivakmuts heb afgetrokken kan ik het volgende zeggen. Deze heb ik al eerder gezien op straat. Hij is een broertje van " [verdachte] ". Hij is ongeveer 170 cm lang, hij heeft een dikke buik. Hij heeft een blanke huidskleur. Ik schat hem maximaal twintig jaar oud. Opmerking verbalisant: aangever werd een foto getoond van [verdachte] . Reactie aangever: "Ja dat is [verdachte] ".
Ik ben vanwege mijn letsel overgebracht naar het UMCG. Mijn neus is gebroken. Bij mijn rechter wenkbrauw zat een snee. Deze is gehecht. Op mijn rechter voorhoofd zat een snee. Deze is gelijmd. Ik heb hoofdpijn.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 28 augustus 2019,opgenomen op pagina 226 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 1] :
A: Ik mis meerdere spulletjes. Dit waren: drank (stond in de bar), spaargeld 960,- (zat in een blauw bakje onder de tv), kleding (T-shirt, broek) bestek, portemonnee met alle pasjes (bankpas, ID-kaart, verzekering, taxipas).
A: Toen ik werd geslagen door de twee verdachten die bij mijn hoofdeinde stonden zag ik dat de persoon welke op mijn benen zat twee schroevendraaiers in zijn handen had.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 11 oktober 2019,opgenomen op pagina 233 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 1] :
A: Mijn neus is op drie plaatsen gebroken. Mijn neusbrug is dik en opgezet. Er zitten ook verstoppingen in mijn neus. Ademen door mij neus gaat soms moeilijk. Ik heb littekens in mijn gezicht.
V: Welke soorten drank zijn gestolen?
A: Vier flessen Champagne van de Gall en Gall. Er zat een stok in de fles waarmee je kon roeren. Een ongeopende 750 ml fles Dom Perignon Champagne. Ongeopende fles Wodka van het merk Nimeroff. In de fles zat een rode peper. Een wodkafles gevuld met drie liter water. Een ongeopende 1 liter lange fles Wodka. Het merk begint met de naam Robert. Het is een lange fles.
A: Twee T-shirts. Een zwart shirt met groene en rode strepen horizontaal op de borst. T-shirt van Louis Vuitton. Er is ook een jeans weg.
A: De oude Samsung was wit van kleur. De nieuwe telefoon is een IPhone met een rood hoesje er om heen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 oktober 2019,opgenomen op pagina 277 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Het telefoonnummer [telefoonnummer] wordt gebruikt door [verdachte] ( [verdachte] ).
Het telefoonnummer [telefoonnummer] wordt gebruikt door [medeverdachte 2]
Het telefoonnummer [telefoonnummer] wordt gebruikt door [naam 2] (af en toe gebruikt door [medeverdachte 2] )
Het telefoonnummer [telefoonnummer] wordt soms gebruikt door [naam 1] .
5. Een schriftelijk bescheid, zijnde de uitwerking van een tapgesprek d.d. 21 augustus 2019 (sessienummer 185), opgenomen op pagina 283 van voornoemd dossier, inhoudende:
Beller: + [telefoonnummer] (NN vrouw 3924) Gebelde: + [telefoonnummer] (NN man 2938)
NN vrouw vraagt of NN man RTV noord heeft gezien . "Nee" zegt NN man. Je moet nu gaan kijken zegt NN vrouw.
6. Een schriftelijk bescheid, zijnde de uitwerking van een tapgesprek d.d. 23 augustus 2019 (sessienummer 1092), opgenomen op pagina 286 van voornoemd dossier, inhoudende:
Beller: + [telefoonnummer] (NN vrouw 1572) Gebelde: + [telefoonnummer] (NN vrouw 3924)
[verdachte] zegt dat de Iraniër iets aan de [medeverdachte 1] had verteld en dat haar broer kwaad op [verdachte] was. [verdachte] is zeer boos en zegt tegen [naam 1] dat zij de Iraniër terug gaat pakken.
[verdachte] zweert zich dat zij nu meteen naar de politie gaat bellen.
Woordelijk
[verdachte] : Ik zweer het je, ik ga over alles vertellen, ook over wat er op de [straatnaam] (fon) gebeurd was, ik heb het zelf gedaan, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben het ook gedaan, wij hebben het allemaal gedaan. Je moet hem gaan roepen, ik ga nu de politie bellen, ik zweer het je bij Allah. Ik bel de politie nu meteen, ik ga nu meteen de politie bellen, nu meteen. Hierna komt [medeverdachte 1] aan de telefoon.
7. Een schriftelijk bescheid, zijnde de uitwerking van een tapgesprek d.d. 24 augustus 2019 (sessienummer 1438), opgenomen op pagina 290 van voornoemd dossier, inhoudende:
Beller: + [telefoonnummer] (NN man 9744) Gebelde: + [telefoonnummer] (NN vrouw 3924)
NN vrouw vertelt dat de beste mattie van hem en zijn broer kwamen. Dat de barvrouw weet van het verhaal en dat ze tegen een mattie van NN vrouw had gezegd dat hij moest uitkijken. Omdat er door haar, haar ex-vriend in elkaar was getimmerd. En dat [naam 3] is de buurt is en dat hij NN vrouw wil pakken. NN vrouw vertelt dat ze eerst deed of er niets aan de hand was en dat ze later met [naam 1] naar de stad ging lopen. Dat ze toen zijn achtervolgt door twee mannen. De man zegt dat ze beter binnen kan blijven.
Halverwege het gesprek komt een andere man aan de telefoon. NN vrouw vraagt of hij [medeverdachte 2] is. De man zegt “ [naam 4] , [naam 4] " Hierop gaat het gesprek verder in het Arabisch. [medeverdachte 2] komt aan de telefoon. [medeverdachte 2] zegt tegen NN vrouw dat zij thuis moet komen. NN vrouw zegt dat de heel straat praat over haar en die zeggen dat zij degene die dat gedaan heeft. Je heb het toch aan niemand verteld, vraagt [medeverdachte 2] . Nee, dat heb aan niemand verteld, zegt NN vrouw. NN vrouw vreest dat ze haar gaan opzoeken en dat ze haar iets gaan doen. NN vrouw zegt dat zij met opzet naar de bar gegaan om aan hen te laten zien dat zij niet bang is.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 4 september 2019, opgenomen op pagina 366 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 1] :
A: Ik weet dat mijn zus betrokken was bij een mishandeling en beroving van een man in zijn eigen woning.
A: De man woont aan de [straatnaam] in Paddepoel. Mijn zus, [verdachte] , ging met hem. Hij heeft de relatie verbroken en heeft haar uit de woning gezet. Ik heb gehoord dat de man zijn neus drie keer heeft gebroken en dat hij verwondingen had aan zijn hoofd.
A: [verdachte] was boos omdat hij haar uit zijn woning heeft gezet. [verdachte] heeft mij dit verteld.
Hij had wat geld en dat was belangrijk voor haar en zij was echt boos dat hij haar er zo uit had gezet.
V: Hoe heeft zij dit aan jou verteld?
A: Er waren rechercheurs bij haar aan de deur geweest om te zeggen dat zij afgelopen vrijdag aan het bureau moest komen voor een verklaring. Nadat deze agenten waren geweest heeft zij mij gebeld en gevraagd te komen. Die avond heeft zij verteld wat er was gebeurd. Later heeft zij mij verteld wat het letsel was. Dit had zij gehoord van iemand anders die deze man kent. Dit was toen wij elkaar ontmoetten in de stad.
A: [verdachte] heeft mij verteld dat zij met een sleutel de deur van zijn woning heeft geopend. Zij had een sleutel van zijn woning, deze had zij van die man gekregen. Dus toen hij niet thuis was is zij daar naartoe gegaan en is naar binnen gegaan. [verdachte] had twee vrienden van haar mee genomen. [verdachte] vertelde dat zij in de woonkamer waren gaan zitten en daar op hem hebben gewacht.
A: [verdachte] vertelde mij dat het zij hem op wilden wachten, dat zij hem in elkaar wilden slaan en dat zij zijn geld en telefoons wilden stelen.
A: [verdachte] vertelde dat zij 's avonds rond 23.00 uur al bij zijn huis waren. Hij was meestal rond 00.30/01.00 uur thuis. Nu was hij veel later. [verdachte] vertelde mij dat het al bijna licht werd en dat zij twijfelden of ze nog veel langer moesten wachten. Uiteindelijk was hij rond 04.30 uur thuis gekomen. [verdachte] vertelde dat zij bivakmutsen bij zich hadden om onherkenbaar te zijn. Ze hadden twee bigshoppers genomen en daarin kleding van hem, drank, zijn portemonnee met rijbewijs
en dergelijke in gestopt. Hij had drank in een kast, deze hebben zij leeg gehaald. De beide bigshoppers met de gestolen spullen hadden zij naar buiten gebracht en in het park verstopt.
A: [benadeelde partij 1] kwam binnen en bleef een tijd lang in het halletje, ongeveer een minuutje. Toen [benadeelde partij 1] na ongeveer een minuut vanuit het halletje de woonkamerdeur opende zag hij [verdachte] en de beide mannen voor zich en was er een wapen op hem gericht.
A: Toen [benadeelde partij 1] hen zag deed hij gelijk de deur weer dicht en wilde hij weer naar buiten. Hij had de voordeur op slot gedraaid en het lukte hem niet om gelijk de voordeur te openen. Hij viel toen hij zich opdraaide en snel naar de voordeur wilde. Toen hebben zij hem gepakt. De andere man heeft geprobeerd hem in zijn been te steken maar dat was niet gelukt. Haar vuurwapen viel en [benadeelde partij 1] pakte het vuurwapen op. [benadeelde partij 1] heeft toen geprobeerd hen neer te schieten maar het vuurwapen was kapot.
A: Het wapen was van [verdachte] .
V: Hoe zijn zij gevlucht?
A: Zij zijn via het balkon naar beneden gesprongen. Zij zijn naar de bigshoppers gelopen die zij in het park hadden verstopt. Zij hebben de beide bigshoppers gepakt en verderop een taxi besteld. [verdachte] had de beide bigshoppers en zij had de taxi besteld. De beide andere mannen waren verder gelopen. Ze hebben beide mannen later opgepikt. Zij hebben zich af laten zetten, achter de Happy, aan de [straatnaam] . De gestolen spullen staan nu in het huis waar [verdachte] verblijft aan het [straatnaam] te Groningen.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 26 september 2019, opgenomen op pagina 371 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 1] :
A: Ik heb enkele spullen in bezit die door [verdachte] en de twee mannen uit de woning van
[benadeelde partij 1] zijn gestolen. Mijn zus verbleef aan het [straatnaam] in Groningen. Onlangs ben ik op een zaterdag met mijn vriendin [naam 5] naar die woning gegaan. [naam 5] zag dat [verdachte] niet in de woonkamer was. Zij heeft toen stiekem een fles wodka en een trui met lange mouwen uit de big shopper gehaald en meegenomen. Ik heb de fles wodka en de trui van [naam 5] gekregen.
V: Hoe weet jij dat de fles wodka en de trui uit de woning van [benadeelde partij 1] komen?
A: [verdachte] heeft mij de spullen laten zien toen ik eerder in haar woning was.
V: Welke gestolen spullen heb je nog meer gezien?
A: Een fles champagne heb ik gezien. [verdachte] gaf deze fles aan iemand anders in een bar omdat hij jarig was. En ik heb een mobiele telefoon, merk IPhone. Volgens mij was die rood.
V: Welke bijzonderheden heeft de trui?
A: De kleur is wit met groen en rood.
V: Door welk taxibedrijf is [verdachte] opgepikt na het incident?
A: Dat weet ik niet. [verdachte] gaat vaak met een taxi van het merk Tesla maar die nacht niet. Ik heb een kaartje van het taxibedrijf gezien. Het was geen kaartje van [taxibedrijf] .
V: Waarom zijn de mannen eerst gaan lopen en later opgepikt door [verdachte] met de taxi?
A: De mannen zijn een andere kant op gerend. [verdachte] zei dat ze telefonisch contact met de mannen had en dat zij met de taxi hen ophaalde bij de [straatnaam].
A: [verdachte] heeft mij verteld dat zij met de bigshoppers met gestolen spullen naar [naam 6] aan de [straatnaam] in Groningen is gegaan.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 november 2019, opgenomen op pagina 302 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op woensdag 21 augustus 2019 van 01.20 uur tot en met en 08.15 uur vonden 15 gesprekken plaats waarbij de mobiele telefoon van [verdachte] contact heeft met de mobiele telefoon van
[medeverdachte 2] . Het is opvallend dat deze contacten plaatsvinden rondom het tijdstip van de overval. Uit historische verkeersgegevens bleek dat de mobiele telefoon van [verdachte] op woensdag 21 augustus 2019, van 01.08 uur tot 04.49 uur, gebruik maakte van vijf cell id’s (UMTS-3G/LTE-4G) in verkeersmasten gelegen aan de Grote Kruisstraat 2 te Groningen en de Goudlaan 305 te Groningen. Uit de netwerkmeting aan de [straatnaam] te Groningen bleek dat mobiele telefoons, die gebruik maken van het KPN netwerk, op die locatie gebruik maken van verkeersmasten welke onder meer zijn gelegen aan de Grote Kruisstraat 2 en Goudlaan 305 te Groningen. De plaats van het delict valt binnen het dekkingsgebied. De mobiele telefoon van verdachte [verdachte] bevond zich ten tijde van de overval in de omgeving van de plaats van het delict.
Uit historische verkeersgegevens bleek dat de mobiele telefoon van [verdachte] onder meer op dinsdag 20 augustus 2019 en woensdag 21 augustus 2019 gebruik maakte van verkeersmasten aan de Trompsingel 27, Hanzeplein 132 en Eemskanaal Noordzijde 48 te Groningen. Op woensdag 21 augustus 2019 vanaf 04.55 uur maakte haar telefoon weer gebruik van verkeersmasten aan Trompsingel 27, Hanzeplein 132 en Eemskanaal Noordzijde 48 te Groningen. Uit deze informatie blijkt dat [verdachte] op genoemde dag, voor en na het tijdstip van de overval, mogelijk aan de
[straatnaam] te Groningen verbleef. Uit de netwerkmeting aan de [straatnaam] te bleek dat mobiele telefoons, die gebruik maken van het KPN netwerk, op die locatie onder meer gebruik maken van een verkeersmast welke is gelegen Trompsingel 27 te Groningen, Hanzeplein 132 te Groningen en Eemskanaal Noordzijde 48 te Groningen.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 november 2019, opgenomen op pagina 320 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op verzoek verzond [naam 7] , eigenaar van [taxibedrijf] , via WhatsApp een afbeelding van de rittenstaat van 20 en 21 augustus 2019. Ik bekeek de rittenstaat van [taxibedrijf] en zag twee opmerkelijke ritten:
  • Vertrektijd 04.49 uur, [straatnaam] naar [straatnaam] , aankomsttijd 04.54 uur.
  • Vertrektijd 05.15 uur, [straatnaam] naar [straatnaam] , aankomsttijd 05.21 uur.
Ik heb onderzoek ingesteld in de omgeving van de [straatnaam] , de [straatnaam] , en de
[straatnaam] te Groningen. De loopafstand (hemelsbreed) tussen de [straatnaam] en de [straatnaam] te Groningen is ongeveer 200 meter. De loopafstand (hemelsbreed) tussen de [straatnaam] en de [straatnaam] te Groningen is ongeveer 260 meter (bron: Google Maps). Indien je van de [straatnaam] naar de [straatnaam] loopt, steek je de [straatnaam] over. Tussen de [straatnaam] en de [straatnaam] ligt een parkje ( [straatnaam] ) met een voetbalkooi.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 november 2019, opgenomen op pagina 343 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op vrijdag 8 november 2019 sprak ik met [naam 7] en vroeg hem naar de ritten op 21 augustus 2019 van de [straatnaam] naar de [straatnaam] en van de [straatnaam] naar de [straatnaam] . Hij zei dat hij zich de ritten nog kon herinneren. Bij de [straatnaam] pikte hij vier personen op. Dat waren twee mannen en twee vrouwen. Hij bracht deze personen naar een pand aan de [straatnaam] te
Groningen. Daarna pikte hij twee mannen op bij de [straatnaam] . Ook deze personen bracht hij naar de [straatnaam] . Hij zette hen af bij het zelfde pand als de anderen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 1 december 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik op 27 oktober 2019 samen met [naam 8] langsgegaan ben bij [benadeelde partij 2] . Het klopt dat ik die nacht en ochtend daarna betalingen met de pinpas van [benadeelde partij 2] heb verricht.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 5 november 2019,opgenomen op pagina 529 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002019294023 d.d. 6 juli 2020, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 2] :
In de avond kwam ik thuis en ik kreeg visite van een meisje. Ik weet dat zij [verdachte] heet. Haar telefoonnummer is [telefoonnummer] . Ik ben woonachtig op een vakantiepark in Leek. [verdachte] kwam tegen 22.00 uur. Tegen 01.00 uur werd zij opgehaald door een jongen. Ik vroeg aan hem of hij een beetje handig was. Ik heb namelijk problemen met mijn televisiekastje. Ik heb mijn telefoon gegeven zodat hij er even naar kon kijken. Mijn bankpasjes zitten bij mijn telefoonhoesje in. De volgende ochtend kwam ik erachter dat mijn pinpas weg was. Het kan haast niet anders dan dat of [verdachte] of de jongen mijn pinpas heeft weggenomen. [verdachte] wist mijn pincode namelijk omdat wij wel eens vaker samen gingen eten en dan betaalde zij met mijn pinpas. Ik keek op de app van de ING en ik zag dat er verschillende bedragen waren afgeschreven. Ik zag dat er bij de
Mediamarkt een bedrag van circa 2.100,00 euro was afgeschreven. Ook zag ik dat er bij een ING bank was gepind, 500,00 euro. Ook is er bij een Nike store en Coolblue gepind.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 12
november 2019, opgenomen op pagina 553 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Het totaalbedrag van de afschrijvingen bedraagt € 2824,99.
Afschrijvingen ING rekening aangever:
Afschrijving € 500,00 geldautomaat ING Groningen, d.d. 28-10-2019 te 02:16 uur
Afschrijving € 45,50 Imparator Groningen d.d. 28-10-2019 te 02:27 uur
Afschrijving € 28,50 Imparator Groningen d.d. 28-10-2019 te 02:46 uur
Afschrijving € 20,00 Imparator Groningen d.d. 28-10-2019 te 03:08 uur
Afschrijving € 34,99 Cool Blue Groningen d.d. 28-10-2019 09:48 uur
Afschrijving € 1084,00 Mediamarkt (MM Sontplein) d.d. 28-10-2019 te 10:12 uur
Afschrijving € 1084,00 Mediamarkt (MM Sontplein) d.d. 28-10-2019 te 10:18 uur
Afschrijving € 28,00 Nike Store Groningen d.d. 28-10-2019 te 13:24 uur
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 15
november 2019, opgenomen op pagina 502 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Uit tapgesprekken blijkt dat verdachte [verdachte] (bijnaam [verdachte] ) contact had met [benadeelde partij 2] (NN man 3378). Uit onderzoek blijkt dat met [benadeelde partij 2] wordt bedoeld: [benadeelde partij 2] .
Uit tapgesprekken blijkt dat [verdachte] contact had met haar vriend [naam 8] (NN man 9506).
5. Een schriftelijk bescheid, zijnde de uitwerking van een tapgesprek d.d. 28 oktober 2019 (sessienummer 17), opgenomen op pagina 504 van voornoemd dossier, inhoudende:
Beller: + [telefoonnummer] ( [verdachte] ) Gebelde: + [telefoonnummer] (NN man 3378)
[verdachte] belt NN man 3378. NN man vraagt of zij zijn pinpas heeft meegenomen en gebruikt vannacht. [verdachte] zegt dat zij zijn pinpas niet heeft gehad. NN man vraagt of haar vriendje hem dan misschien heeft want hij is zijn pinpas kwijt. [verdachte] zegt dat zij hem gaat bellen. (28-10-2019 9:12:26)
6. Een schriftelijk bescheid, zijnde de uitwerking van een tapgesprek d.d. 28 oktober 2019 (sessienummer 128), opgenomen op pagina 507 van voornoemd dossier, inhoudende:
Beller: + [telefoonnummer] ( [verdachte] ) Gebelde: + [telefoonnummer] (NN man 3378)
NN man 3378 belt naar [verdachte] en zegt dat hij aangifte gaat doen van diefstal van zijn pinpas. NN man zegt dat [verdachte] het moet regelen omdat er 3000 euro van hem is gepind. NN man zegt: 'jij betaalt of hij betaalt, iemand van jullie gaat betalen, ik ben er klaar mee.’
[verdachte] zegt: 'iemand van jullie? Ik heb er helemaal niets mee te maken hoor.' NN man zegt dat hij (een ander) de pinpas heeft meegenomen. [verdachte] zegt dat zij niet weet of hij die pinpas heeft meegenomen. (28-10-2019 12:38:18)
7. Een schriftelijk bescheid, zijnde de uitwerking van een tapgesprek d.d. 28 oktober 2019 (sessienummer 257), opgenomen op pagina 511 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
Beller: + [telefoonnummer] ( [verdachte] ) Gebelde: + [telefoonnummer] (NN man 3378)
[benadeelde partij 2] vraagt of [verdachte] al gesproken heeft met haar 'kameraad'. (28-10-2019 21:17:51)
8. Een schriftelijk bescheid, zijnde de uitwerking van een tapgesprek d.d. 29 oktober 2019 (sessienummer 429), opgenomen op pagina 514 van voornoemd dossier, inhoudende:
Beller: + [telefoonnummer] ( [verdachte] ) Gebelde: + [telefoonnummer] (NN man 3378)
[benadeelde partij 2] zegt dat het vriendje van [verdachte] dat heeft gedaan en hij vraagt hoe dat vriendje aan zijn pincode komt want [verdachte] is met een taxi weg gegaan met haar vriendje en toen is er betaald met de pinpas van [benadeelde partij 2] dus weet [verdachte] zijn pincode. [verdachte] zegt dat zij niks heeft gedaan met de pinpas van [benadeelde partij 2] en dat zij het verder niet weet. (29-10-2019 16:32:47)
9. Een schriftelijk bescheid, zijnde de uitwerking van een tapgesprek d.d. 7 november 2019 (sessienummer 3137), opgenomen op pagina 518 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
Beller: + [telefoonnummer] ( [verdachte] ) Gebelde: + [telefoonnummer] (NN man 3378)M: Je bent gespot bij de Mediamarkt.
M: Samen met je vriendje. Voor duizend vierentachtig (1084) euro een telefoon gekocht M: MAAK M'N GELD OVER en dat dappere vriendje van jou ook.
M: Iedereen staat op camera.
M: Jij hebt van mij gestolen! klaar! (07-11-2019 21:20:12)
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 1 december 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik op 4 april 2020 langsgegaan ben bij [benadeelde partij 3] , wonende aan de
[straatnaam] te Groningen. Hij had geen contant geld om mij te betalen. Het klopt dat ik zijn telefoon en portemonnee heb meegenomen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 4 april 2020, opgenomenop pagina 612 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020084733 d.d. 6 juli 2020, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 3] :
Ik doe aangifte van diefstal. Ik heb aan niemand toestemming gegeven tot het wegnemen van mijn eigendommen. Ik heb vandaag telefonisch contact gelegd met een jonge prostituee. Vandaag omstreeks 14:30 uur is de prostituee bij mijn woning gekomen. Na enige tijd ben ik op bed gaan liggen zodat ze haar ding kon doen. Vervolgens zag ik dat de vrouw mijn mobiele telefoon pakte en een portemonnee met hierin diverse pasjes waaronder een creditcard van ICS en een bankpas van de ING bank. Vervolgens verliet zij omstreeks 15:00 uur mijn woning.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Hoewel verdachte betrokkenheid bij de overval op de woning aan de [straatnaam] ontkent, acht de rechtbank op grond van de opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte wel degelijk als medepleger betrokken is bij de overval. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Op grond van de verklaring van aangever, ondersteund door de verklaring van [naam 1] , staat vast dat aangever verdachte een paar dagen voor de overval uit zijn huis heeft gezet. Daardoor is aannemelijk dat verdachte een motief had om aangever een lesje te leren. Voorts heeft de rechtbank bij haar oordeel de tapgesprekken in aanmerking genomen, in het bijzonder de door verdachte – twee dagen na de overval – uitgesproken woorden
“ik ga over alles vertellen, ook over wat er op de [straatnaam] (fon) gebeurd was, ik heb het zelf gedaan, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben het ook gedaan, wij hebben het allemaal gedaan”. Deze woorden laten zich, (ook) in de context van de overige getapte gespreken, naar het oordeel van de rechtbank moeilijk anders uitleggen dan dat verdachte betrokken is geweest bij de overval aan de [straatnaam] . De uitleg die verdachte ter terechtzitting aan deze woorden heeft gegeven, acht de rechtbank onaannemelijk en ongeloofwaardig. Daarnaast heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat [naam 1] een consistente en zeer gedetailleerde verklaring heeft afgelegd over de betrokkenheid van verdachte bij de overval. Op grond van deze verklaring heeft de rechtbank de overtuiging dat verdachte ten tijde van de overval ook daadwerkelijk in de woning van aangever aanwezig is geweest als zijnde één van de drie overvallers. De verklaring van [naam 1] wordt onder meer ondersteund door feiten en omstandigheden die naar voren zijn gekomen uit het onderzoek naar de telefoongegevens van verdachte, nu daaruit blijkt dat de telefoon van verdachte ten tijde van de overval in de directe omgeving van de plaats delict aanwezig was. Ook de gegevens van verschillende taxiverplaatsingen sluiten naadloos aan op haar verklaring. Uit het dossier blijkt immers dat er om 04:49 uur een taxirit heeft plaatsgevonden van de [straatnaam] (200 meter van de plaats delict) naar de [straatnaam] en een taxirit om 05:15 uur van de [straatnaam] (260 meter van de plaats delict) naar hetzelfde adres aan de [straatnaam] , zijnde het adres waar de voor verdachte, blijkens het dossier, bekende [naam 9] woonachtig was. Desgevraagd heeft de dienstdoende taxichauffeur verklaard dat hij bij de eerste rit twee mannen en twee vrouwen heeft vervoerd en bij de tweede rit twee mannen. Uit de telefoongegevens blijkt dat de telefoon van verdachte zich na de overval (eveneens) heeft verplaatst naar de omgeving van de [straatnaam] , hetgeen wederom de verklaring van [naam 1] ondersteunt. Verdachte heeft hiervoor geen redelijke verklaring kunnen geven.
De rechtbank komt tot de slotsom dat uit de bewijsmiddelen, in onderling verband beschouwd, volgt dat verdachte een motief had, dat zij in een getapt gesprek expliciet heeft verklaard dat zij hetgeen gedaan heeft wat aan de ‘ [straatnaam] ’ (fon) is gebeurd en dat de rol van verdachte – met name gelet op de getuigenverklaring van [naam 1] – dusdanig groot is geweest dat sprake is van een nauwe en bewust samenwerking, waardoor de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde diefstal met geweld, tezamen en in vereniging gepleegd.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank stelt vast dat verdachte heeft bekend dat zij op diverse plaatsen, samen met medeverdachte, heeft gepind met de pinpas van aangever. Zowel verdachte als medeverdachte hebben tegenover de politie verklaard dat aangever zijn pinpas vrijwillig aan hen zou hebben afgegeven en zou hebben gezegd dat zij ongelimiteerd gebruik mochten maken van de pinpas. Naar het oordeel van de rechtbank is deze stelling ongeloofwaardig. Deze stelling wordt niet ondersteund door andere informatie in het dossier. De inhoud van de getapte gesprekken tussen aangever en de verdachte bieden veeleer steun aan de verklaring van aangever dat zijn pinpas is weggenomen. Uit de tapgesprekken blijkt dat aangever direct de volgende ochtend verdachte heeft gebeld en heeft aangegeven dat hij zijn pinpas kwijt is en heeft gevraagd of verdachte zijn pinpas die nacht heeft gebruikt. Verdachte heeft vervolgens herhaaldelijk ontkend dat zij zijn pinpas had of heeft gebruikt, hetgeen op basis van het dossier evident leugenachtige verklaringen betrof. Daarbij komt dat verdachten, ook nadat aangever had gemeld dat hij zijn pas kwijt was, nog aankopen hebben verricht met deze pinpas. Zelfs nadat aangever had gedreigd met het doen van aangifte en verdachte er door de medeverdachte van op de hoogte was gesteld dat aangever de eerder door hen gepinde 3.000 euro terug wilde, hebben verdachten samen nog een aankoop met de pas gedaan (bij de Nike Store). Deze omstandigheden maken dat de rechtbank van oordeel is dat verdachte, tezamen en in vereniging met een ander, geldbedragen heeft weggenomen met het oogmerk deze geldbedragen zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
Verdachte heeft tegenover de politie en ook ter terechtzitting verklaard dat zij toestemming heeft gekregen van aangever om zijn mobiele telefoon en portemonnee mee te nemen als garantie c.q. onderpand, zodat zij betaald zou krijgen voor de door haar verleende ‘diensten’. Deze verklaring staat echter volledig haaks op de aangifte van aangever, welke door de politie is opgenomen op 4 april 2020 om 15:28 uur, zijnde binnen een halfuur nadat verdachte zijn woning had verlaten. Uit deze aangifte blijkt dat aangever, een destijds 75-jarige man, stelt dat hij geen toestemming heeft gegeven voor het meenemen van zijn goederen en dat hij (kennelijk op dat moment al) melding heeft gedaan van de diefstal bij het zorgpersoneel van [instelling], die ervoor zullen zorgen dat zijn passen geblokkeerd worden.
Het handelen van verdachte past ook niet bij haar eigen verklaring. Zij stelt de telefoon als onderpand voor de betaling te hebben ontvangen. Maar als het haar niet lukt om te pinnen, gaat zij niet terug naar aangever om de betaling te regelen, maar gooit zij de pinpas weg en eigent zich de telefoon toe.
Gelet op deze feiten en omstandigheden acht de rechtbank de verklaring van verdachte onaannemelijk en ongeloofwaardig. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 primair, 2 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
zij op 21 augustus 2019, in de gemeente Groningen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in/uit een woning, te weten [straatnaam] , tezamen en in vereniging met anderen, (onder meer) mobiele telefoons, flessen champagne, een hoeveelheid geld en kleding, in elk geval enig goed, dat geheel aan een ander dan aan verdachte en haar mededaders toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door:
  • die [benadeelde partij 1] op te wachten in zijn woning, en
  • het dragen van bivakmutsen, en
  • een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te richten op die [benadeeldepartij 1] , en
  • die [benadeelde partij 1] bij de benen te grijpen, waardoor die [benadeelde partij 1] kwam te vallen,en
  • pepperspray in het gezicht van die [benadeelde partij 1] te spuiten, en
  • die [benadeelde partij 1] te slaan en/of te stompen, en
  • die [benadeelde partij 1] de woorden toe te voegen: "ga dood, ga dood";
2.
zij in de periode van 27 oktober 2019 tot en met 29 oktober 2019, in de gemeente Groningen en/of Noordenveld, tezamen en in vereniging met een ander, uit een ING-geldautomaat en uit pinautomaten in winkels en een café geldbedragen, die geheel aan een ander dan aan verdachte en haar mededader toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en haar mededader die weg te nemen geldbedragen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een weggenomen bankpas van die [benadeelde partij 2] en de daarbij behorende pincode;
4.
zij op 4 april 2020, in de gemeente Groningen, een mobiele telefoon en een portemonnee met pasjes, die geheel een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

primair diefstal, voorafgegaan/vergezeld/gevolgd van geweld/bedreiging met geweld tegenpersonen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden/die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onderzijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
4. diefstal.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 en 4 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren. De officier van justitie heeft gesteld bij zijn strafeis rekening te hebben gehouden met de ernst van de feiten, schending van de redelijke termijn, de richtlijnen van het openbaar ministerie en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Ten aanzien van de ernst van de feiten heeft de officier van justitie aangevoerd dat met name het onder 1 ten laste gelegde een zeer ernstig delict betreft, onder meer mede gelet op de strafverzwarende omstandigheden dat de overval op de woning heeft plaatsgevonden in de voor de nachtrust bestemde uren, dat er gebruik is gemaakt van een vuurwapen, dat het feit gepleegd is door meerdere personen en dat er gebruik is gemaakt van vermomming. Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde geldt dat het feit gepleegd is jegens een 75-jarige man, hetgeen (eveneens) zeer laakbaar is. Ten aanzien van de redelijke termijn heeft de officier van justitie aangevoerd dat hij, gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad, een strafkorting van 10% heeft toegepast. Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft de officier van justitie aangevoerd dat uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat zij het kennelijk niet heel nauw neemt met de regels, dat de reclassering geen contact met haar heeft kunnen krijgen, dat het volgens verdachte beter met haar gaat, dat zij niet meer als prostitué werkt, dat zij zwanger is en dat zij poogt het gezag over haar dochter terug te krijgen. De officier van justitie heeft gesteld in zijn strafeis rekening te hebben gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat het zwaartepunt logischerwijs ligt bij het onder 1 ten laste gelegde en heeft herhaald dat de verdediging primair heeft verzocht verdachte daarvan vrij te spreken. Subsidiair heeft de raadsman, (ook) indien het onder 1 ten laste gelegde bewezen zal worden verklaard, verzocht te volstaan met oplegging van een taakstraf van de maximaal toegestane duur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van forse duur. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de officier van justitie onvoldoende rekening heeft gehouden met de aanzienlijke schending van de redelijke termijn, mede gelet op het feit dat verdachte nog jong is en dat zij in de tussengelegen periode grote stappen heeft gemaakt om haar leven weer op de rit te krijgen. Verdachte is gestopt met haar prostitutiewerk en hoopt, na een langdurig traject, vanaf begin volgend jaar (eindelijk) het gezag over haar dochter terug te krijgen. Verdachte heeft een zeer belaste jeugd en een lastige start in Nederland gehad, waardoor zij wellicht nog niet helemaal volgroeid en volwassen was ten tijde van de feiten. De raadsman heeft voorts aangevoerd dat, indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde, onduidelijk is welke rol verdachte exact heeft gehad en onduidelijks is of sprake is van medeplegen dan wel medeplichtigheid, hetgeen bij de strafoplegging in het voordeel van verdachte moet worden meegewogen. De raadsman heeft de rechtbank verzocht – mede gelet op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en vanwege het ontstane tijdsverloop – geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen, zodat zij haar huis en dochter niet zal kwijtraken, maar in plaats daarvan de kans krijgt door te gaan met het opbouwen van haar leven.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een nachtelijke diefstal met geweld in een woning. Bij deze overval zijn meerdere goederen weggenomen en heeft het slachtoffer fysiek letsel opgelopen, onder meer een drievoudige neusbreuk. Het slachtoffer heeft hiervoor een medische behandeling in het ziekenhuis moeten ondergaan en heeft als gevolg van de neusbreuk littekens in zijn gelaat gekregen en een tijd lang lastig kunnen ademhalen. Verdachte heeft door zo te handelen een grote inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Immers, het slachtoffer werd bij thuiskomst vanuit het niets geconfronteerd met meerdere personen in zijn woning, door wie hij mishandeld en bedreigd is, hetgeen zoals gezegd letsel heeft opgeleverd en logischerwijs ook tot gevoelens van onveiligheid heeft geleid.
Daarnaast heeft verdachte zich tweemaal schuldig gemaakt aan diefstal (feit 2 en 4), waarvan één keer samen met een (toenmalige) vriend, door zonder toestemming van de slachtoffers forse geldbedragen te pinnen (feit 2) en een telefoon en portemonnee weg te nemen (feit 4). Ten aanzien van feit 2 geldt dat verdachte en haar vriend pas zijn gestopt met het wegnemen van geld op het moment dat aangever zijn pinpas geblokkeerd had. In totaal hebben zij een bedrag van € 2824,99 van aangever gestolen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat zij in haar kennelijke zucht naar geld twee slachtoffers die gesteld waren op haar aanwezigheid en/of diensten financieel heeft geplukt of heeft proberen te plukken.
De rechtbank overweegt op grond van de ernst van de feiten en de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS dat in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren en 6 maanden een passende afdoening vormt.
De reclassering heeft de opdracht tot het uitbrengen van een reclasseringsrapport retour gezonden, waardoor over de persoonlijke omstandigheden van verdachte, behalve hetgeen verdachte ter terechtzitting verklaard heeft, weinig bekend is.
De rechtbank constateert dat verdachte, voorafgaand aan de onderhavige feiten, niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. De rechtbank constateert dat verdachte, nadat zij de onderhavige feiten gepleegd heeft, op 26 augustus 2020 door de politierechter is veroordeeld ten aanzien meerdere diefstallen tot een taakstraf van 40 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk. Gelet op deze veroordeling zal de rechtbank bij de strafoplegging rekening houden met artikel 63 van het Wetboek van strafrecht.
De rechtbank heeft in strafmatigende zin acht geslagen op het feit dat de termijn waarbinnen de zaak had moeten worden berecht met bijna tien maanden is overschreden. De zogeheten ‘redelijke termijn’ is aangevangen met het eerste verhoor van verdachte op 30 augustus 2019, zijnde het moment waar verdachte de redelijke verwachting mocht ontlenen dat zij voor bepaalde strafbare feiten door het openbaar ministerie vervolgd zou worden. De behandeling van de strafzaak is vervolgens niet binnen twee jaar afgerond, terwijl, ten aanzien van de periode tot en met de (aangehouden) ter terechtzitting van 20 juni 2022, geen bijzondere omstandigheden aanwezig zijn geweest die een termijnoverschrijding rechtvaardigen. De rechtbank zal ook daar bij de strafoplegging rekening mee houden.
Hoewel de rechtbank begrijpt dat oplegging van een gevangenisstraf een aanzienlijke impact zal hebben op het leven van verdachte, acht de rechtbank – met name gelet op de ernst van het onder 1 ten laste gelegde – enkel oplegging van een (forse) gevangenisstraf passend en geboden. Verdachte heeft immers, tezamen met anderen, op een zeer berekenende wijze een overval gepleegd waarbij ook ernstig geweld is gebruikt. Verdachte heeft bovendien ten aanzien van geen van de feiten enige verantwoordelijkheid genomen voor haar eigen handelen, hetgeen de rechtbank haar eveneens zwaar aanrekent.
Alles afwegend zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 4 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk.
Oplegging van deze straf betekent dat de rechtbank komt tot een lagere strafoplegging dan door de officier van justitie geëist is. De rechtbank heeft met name het ontstane tijdsverloop zwaar meegewogen. Daarnaast acht de rechtbank het van belang dat verdachte, ter voorkoming van recidive, een forse stok achter de deur krijgt, zodat zij dergelijke feiten niet opnieuw zal plegen. De rechtbank zal daarom een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk aan verdachte opleggen, waaraan de rechtbank, gelet op de ernst van de feiten, een proeftijd van 2 jaren zal koppelen.

Benadeelde partij

[benadeelde partij 2] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 3.224,66 ter vergoeding van (materiële) schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Benadeelde
partij [benadeelde partij 2] heeft in de vordering aangegeven dat zijn pinpas en pincode zijn ontvreemd en dat er voor circa € 3.000,- met zijn pinpas is gepind. Op 24 november 2022 heeft [benadeelde partij 2] een door hem ondertekende versie van het voegingsformulier nagezonden en op 29 november 2022 heeft hij een bijlage verstuurd met daarin een overzicht van de met zijn pas verrichtte pintransacties.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van benadeelde partij ter hoogte van een bedrag van € 2.824,99 dient te worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat, ondanks dat de vordering niet aan alle formele vereisten voldoet, uit het dossier voldoende duidelijk blijkt dat de benadeelde partij schade heeft geleden als gevolg van het handelen van verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde. Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat er een teveel onduidelijkheden in de vordering zitten c.q. de vordering onvoldoende is onderbouwd. Uiterst subsidiair heeft de raadsman gesteld dat de vordering maximaal ter hoogte van een bedrag van € 2.824,99 kan worden toegewezen, zijnde het door verdachte en medeverdachte gepinde geldbedrag.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet de vordering – mede gelet op de door benadeelde partij gedane aanvullingen – aan de formele vereisten en is deze ook voldoende onderbouwd. De vordering is naar het oordeel van de rechtbank dan ook ontvankelijk.
Naar het oordeel van de rechtbank is voorts aannemelijk dat [benadeelde partij 2] schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De hoogte van de schade stelt de rechtbank vast op € 2824,99 (zijnde het totale weggenomen bedrag). De rechtbank zal ter hoogte van dit bedrag de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade ten behoeve van [benadeelde partij 2] zal vergoeden. De rechtbank zal de vordering voor het overige deel afwijzen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de [benadeelde partij 2] hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22b, 36f, 57, 63, 310, 311, 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 3 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 1 jaar, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van feit 2
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [benadeelde partij 2] te betalen:
  • het bedrag van € 2.824,99 (zegge: tweeduizend achthonderdvierentwintig euro ennegenennegentig cent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 oktober 2019 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van voor het overige af.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [benadeelde partij 2] aan de Staat te betalen een bedrag van € 2.824,99 (zegge: tweeduizend achthonderdvierentwintig euro en negenennegentig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 oktober 2019 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat geheel uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 28 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of haar mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J.V. Nolta, voorzitter, mr. L.W. Janssen en mr. T.M.L. Veen, rechters, bijgestaan door T.D. Pel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 december 2022.
Mr. drs. J.V. Nolta is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
EHRM 19 januari 2021, no. 2205/16 (Keskin t. Nederland).
EHRM 14 februari 2008, 66802-01, Dorokhov.