ECLI:NL:RBNNE:2022:4732

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 november 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
18-171342-21 ISD
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beoordeling van de noodzaak van voortzetting van de ISD-maatregel

Op 25 november 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) die aan de veroordeelde was opgelegd. De veroordeelde had op 19 oktober 2021 een ISD-maatregel van twee jaar opgelegd gekregen. Op 3 oktober 2022 heeft de raadsman van de veroordeelde de rechtbank verzocht om de noodzaak van de voortzetting van deze maatregel te heroverwegen. De rechtbank heeft de relevante stukken in het dossier bestudeerd, waaronder een rapport van de PI Veenhuizen en verklaringen van mentoren van het Leger des Heils.

Tijdens de zitting op 18 november 2022 waren de veroordeelde, zijn raadsman, de officier van justitie en een deskundige aanwezig. De verdediging stelde dat de ISD-maatregel beëindigd moest worden, omdat de veroordeelde significante vooruitgang had geboekt en er geen noodzaak meer was voor de voortzetting van de maatregel. De PI Veenhuizen adviseerde echter om de maatregel voort te zetten, omdat er nog steeds risico's waren op terugval in strafbaar gedrag.

De rechtbank oordeelde dat de onderbouwing van de PI onvoldoende was om aan te tonen dat beëindiging van de ISD-maatregel zou leiden tot onveiligheid of overlast. De rechtbank concludeerde dat de veroordeelde zijn leven op orde had, geen drugs gebruikte en zich aan zijn afspraken hield. Daarom werd het verzoek tot beëindiging van de ISD-maatregel toegewezen, en werd de maatregel per direct beëindigd. De rechtbank baseerde haar beslissing op artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Leeuwarden
Parketnummer: 18-171342-21
Datum: 25 november 2022
beslissing van de meervoudige raadkamer d.d. 25 november 2022 naar aanleiding van een verzoek tot tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opgelegd aan:

[veroordeelde],

geboren in [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats], wonende aan de [straatnaam] te [woonplaats], nader te noemen: veroordeelde,

Procesverloop

De rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft bij vonnis van 19 oktober 2021 aan veroordeelde de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opgelegd voor de duur van twee jaren (hierna: de ISD-maatregel). De ISD-maatregel is aangevangen op 19 oktober 2021.
Bij brief van 3 oktober 2022 heeft de raadsman van veroordeelde de rechtbank verzocht de noodzaak van de voortzetting van de ISD-maatregel tussentijds te beoordelen.
De rechtbank heeft kennis genomen van de zich in het dossier van veroordeelde bevindende stukken, waaronder het rapport ten behoeve van de tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel, gedateerd 14 november 2022, opgemaakt door [naam 1], senior casemanager PI Veenhuizen en [naam 2], plaatsvervangend vestigingsdirecteur in de inrichting en de ter zitting overgelegde stukken, waaronder een verklaring van [naam 3], [naam 4] en [naam 5], mentoren van het Leger des Heils en een verklaring van zijn huidige werkgever.
De behandeling heeft in het openbaar plaatsgevonden op 18 november 2022, waarbij de veroordeelde, zijn raadsman mr. W.J. van Bel, de officier van justitie mr. J. van Boven en de deskundige de heer H. Hartlief aanwezig waren.

Beoordeling

Standpunt van de verdediging
De raadsman van veroordeelde heeft zich op het standpunt gesteld dat de ISD-maatregel moet worden beëindigd. Ondanks dat de rechtbank in het vonnis van 19 oktober 2021 heeft bepaald dat de extramurale fase zo spoedig mogelijk moet aanvangen, is veroordeelde pas op 23 juli 2022 extramuraal geplaatst. Er bestaat geen noodzaak meer tot voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel. De beëindiging van de maatregel zal niet leiden tot onveiligheid, overlast of verloedering van het publieke domein.
Veroordeelde heeft aantoonbaar een grote vooruitgang geboekt sinds het opleggen van de ISDmaatregel. Hij werkt hard, volgt trouw zijn schematherapie en is gedreven in het starten van een studie. Alle rapportages over veroordeelde zijn positief.
Daarnaast acht de raadsman het voortzetten van de maatregel niet zinvol. Veroordeelde is geplaatst in een beschermd wonen traject waar het gebruik van verdovende middelengebruik is toegestaan. Dit terwijl een klinische opname was aangewezen.
Ondanks de omstandigheid dat veroordeelde, op de plek waar hij in het kader van de extramurale fase is geplaatst, is omringd door gebruikers, is hij erin geslaagd abstinent te blijven. Het gebruik van zijn medebewoners vormt echter wel een direct gevaar voor veroordeelde om terug te vallen in zijn harddrugsverslaving. Door de ISD-maatregel kan veroordeelde worden teruggeplaatst in detentie als hij zich niet aan de voorwaarden houdt. Dit kan ook in het kader van de proeftijd van een eerder opgelegde voorwaardelijke ISD-maatregel waarin veroordeelde zal lopen wanneer de maatregel zal worden beëindigd.
Verder ondervindt veroordeelde belemmeringen door de opgelegde ISD-maatregel bij het terugkeren naar de maatschappij. Om te kunnen werken, dient veroordeelde verlof toegekend te krijgen door de Vrijhedencommissie. De verlofaanvragen zijn de afgelopen twee keren afgewezen zonder dat daarvoor een deugdelijke reden is gegeven. Wanneer veroordeelde niet de gelegenheid krijgt zijn werkzaamheden te kunnen uitvoeren, dreigt hij zijn baan te verliezen. Veroordeelde wil kunnen voorzien in zijn eigen levensbehoeften om een onafhankelijke positie op te bouwen en zelfstandig te kunnen gaan wonen. Wanneer hij zijn baan verliest doordat hij geen verlof krijgt, zal hij moeten gaan werken voor de dagbesteding binnen het beschermd wonen traject en geen loon ontvangen. De PI belemmert veroordeelde in het behouden van zijn werk en het krijgen van eigen woonruimte en daarmee in zijn terugkeer naar de maatschappij, terwijl een goede onderbouwing daarvoor ontbreekt.
Verklaring van de instelling over stand van de uitvoering
De PI Veenhuizen heeft de rechtbank geadviseerd de ISD-maatregel te laten voortduren. Daartoe is in het rapport van 14 november 2022 en de daarop ter terechtzitting gegeven toelichting onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd.
Binnen de PI heeft veroordeelde in de loop van zijn detentieperiode vrijheden opgebouwd. Nadat hij te werk was gesteld bij de Koffiebranderij binnen de muren van de PI, is veroordeelde begeleid en later onbegeleid werkzaamheden gaan verrichten bij een agrarisch bedrijf buiten de PI. Tijdens zijn verloven heeft veroordeelde contact gelegd met een houtbewerkingsbedrijf in Veenhuizen, alwaar hij een werkplek aangeboden heeft gekregen. Daarnaast volgt veroordeelde één keer per week schematherapie.
Ondanks de aanbeveling van Fivoor in het reclasseringsrapport om veroordeelde kortdurend klinisch te plaatsen en daarna door te laten stromen naar extramuraal wonen, is ervoor gekozen de veroordeelde direct in een begeleid wonen setting te plaatsen. De noodzakelijke behandeling kon worden aangeboden binnen detentie en later worden vervolgd binnen het begeleid wonen traject door inzet van een externe instantie.
Veroordeelde is geplaatst in de beschermd wonen setting “[instelling]” van het Leger Des Heils te Groningen. Veroordeelde laat hier beleefd gedrag zien. Hij behoeft nauwelijks correctie en pakt opmerkingen goed op. Veroordeelde werkt hard en houdt zich goed aan de geldende regels. Hij komt echter ongeduldig over en is niet afwachtend. Veroordeelde is vaak proactief bezig en is veel aan het werk in Veenhuizen.
Veroordeelde heeft aangegeven dat hij het liefst zelfstandig gaat wonen. Er zou een woonruimte beschikbaar zijn bij zijn werkgever. Gelet op het tijdelijke dienstverband van de veroordeelde, kan een dergelijke constructie wankel en onzeker zijn. Het zal er tevens voor kunnen zorgen dat veroordeelde in een afhankelijke relatie komt te staan ten opzichte van zijn werkgever.
Het uiteindelijke doel zal een eigen woning en betaald werk zijn. Er wordt daarnaast gestreefd naar het opstarten van een studie en het afronden van zijn therapie. Bij het opheffen van de ISDmaatregel zal er geen kader meer zijn voor veroordeelde om een studie en therapie te volgen. Bij oplopende spanningen of problemen is veroordeelde gevoelig voor een terugval.
Veroordeelde is een proactieve man waarbij zelfoverschatting op de loer ligt. Veroordeelde maakt grote stappen maar er is momenteel nog weinig stabiliteit op gebied van werk, studie en therapie. Ondanks dat de veroordeelde zijn huidige woonsituatie als ongeschikt ziet, wordt dit gezien als een stabiele factor. Door tijdens de ISD-maatregel stabiliteit te bewerkstelligen en eventuele terugval tijdig te ondervangen, is voortzetting ervan zinvol. Indien veroordeelde zich onttrekt aan de behandeling of terugvalt in middelengebruik, kan hij worden teruggeplaatst in detentie. Deze druk zal de behandeling vermoedelijk ten goede komen. Veroordeelde ondervindt weinig beperkingen door de ISD-maatregel maar het biedt hem wel ondersteuning om zijn einddoel te bereiken.
Gelet op bovenstaande adviseert PI Veenhuizen de voortzetting van de ISD-maatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ISD-maatregel dient te worden voortgezet.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank dient te beoordelen of de voortzetting van de ISD-maatregel noodzakelijk is. Daartoe moet de rechtbank vaststellen dat opheffing van de maatregel naar verwachting zal leiden tot onveiligheid, ernstige (drugs)overlast en verloedering van het publiek domein. De rechtbank is van oordeel dat uit de onderbouwing van de PI Veenhuizen onvoldoende valt vast te stellen dat een beëindiging van de ISD-maatregel tot een dergelijke situatie leidt en dus noodzakelijk is.
Uit het dossier en de overgelegde stukken stelt de rechtbank vast dat veroordeelde, ondanks dat de extramurale fase veel later en anders dan klinisch is gestart, zijn leven op orde heeft. Ondanks dat veroordeelde woont op een plek waar veel drugs worden gebruikt, hetgeen gelet op zijn jarenlange en problematische verslaving geen voor de hand liggende plaats voor veroordeelde is, gebruikt veroordeelde geen drugs en heeft hij dat ook in de PI niet gebruikt. Veroordeelde wordt daarop wekelijks gecontroleerd. Hij heeft een baan gevonden en zijn werkgever is tevreden. Verder heeft veroordeelde een woonplek gevonden buiten de beschermd wonen plek waar hij nu woont. In afwachting van de extramurale fase is veroordeelde in de PI met schematherapie bij de VNN begonnen en volgt die trouw. Hij heeft verklaard dit ook na beëindiging van de maatregel te blijven doen. Veroordeelde komt zijn afspraken met de reclassering na. Hij wil ook beginnen met een HBO opleiding, waartoe hij zelf het initiatief heeft genomen.
De rechtbank weegt mee dat aan veroordeelde op 31 januari 2020 een voorwaardelijke ISDmaatregel met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden en een proeftijd van drie jaren is opgelegd.
Gelet op het bovenstaande heeft de instelling, naar het oordeel van de rechtbank, onvoldoende onderbouwd dat indien hetgeen aan veroordeelde ter ondersteuning in het kader van de ISDmaatregel wordt aangeboden wegvalt, veroordeelde weer strafbare feiten zal plegen dan wel dat beëindiging zal leiden tot onveiligheid, overlast of verloedering van het publieke domein.
Omdat de noodzaak om de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel voort te zetten, onvoldoende blijkt, zal de rechtbank het verzoek tot beëindiging van de ISD-maatregel toewijzen.
De rechtbank heeft gelet op artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering.

Beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek tot beëindiging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatigedaders toe;
- bepaalt dat de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders wordt beëindigdmet ingang van heden.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.R. de Vries, voorzitter, mr. M.J. Dijkstra en mr. M.M. Spooren, rechters, bijgestaan door mr. E.A. Gaastra, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 november 2022.