Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit om af te zien van het opleggen van een voorwaardelijke pij-maatregel nu de deskundigen die verdachte hebben onderzocht het opleggen van die maatregel niet hebben geadviseerd. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden die de Raad voor de
Kinderbescherming heeft geadviseerd. Het opleggen van elektronische controle is een voldoende drukmiddel voor verdachte om zich aan de bijzondere voorwaarden te houden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een tankstation overvallen. Onder bedreiging van een mes heeft hij een geldbedrag buitgemaakt. Twee dagen later wilde verdachte opnieuw een tankstation overvallen maar de medewerkster achter de balie wilde verdachte, ondanks het dreigen met het meegenomen mes, geen geld afgeven waarna verdachte het tankstation heeft verlaten.
Verdachte heeft circa een maand voor deze overvallen openlijk geweld gepleegd tegen [slachtoffer 3] op een schoolplein.
Het betreft in alle 3 gevallen ernstige feiten die grote impact hebben op de slachtoffers.
Het bedreigen van tankstationsmedewerkers met een mes om aan geld te kunnen komen maakt veel indruk op deze medewerkers ondanks dat zij zich in een beveiligde ruimte bevinden.
Ook de mishandeling van [slachtoffer 3] heeft grote impact op hem gehad. De medeverdachte wilde wraak nemen op aangever [slachtoffer 3] en verdachte wist dit en heeft hieraan meegedaan. Hierbij was van tevoren duidelijk wat de bedoeling was en blijkens de ook ter zitting getoonde beelden was het juist verdachte die de meeste geweldshandelingen heeft gepleegd. De rechtbank rekent verdachte deze feiten zwaar aan. Vooral ook omdat hij zeer kort voor het plegen van deze feiten veroordeeld was door de meervoudige kamer tot een forse (deels voorwaardelijke) straf voor een straatroof en het medeplegen van een bedreiging met gebruikmaking van een mes.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport d.d. 24 december 2021 van H.M. van der Most van
Spijk, kinder- en jeugdpsychiater, die verdachte heeft onderzocht. Dat rapport houdt onder meer als conclusie het volgende in:
Er is sprake van een autismespectrumstoornis, een lichte verstandelijke beperking en hechtingsproblematiek door een traumatisch verleden (huiselijk geweld).
Hiervan was ook sprake ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde. Dit beïnvloedde verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde.
De stoornis en de verstandelijke beperking met daarbij hechtingsproblematiek, hetgeen elkaar ook versterkt, heeft onder meer tot gevolg heeft dat verdachte moeite heeft om in te schatten wat het effect van zijn gedrag is. Het hem ten laste gelegde is hem in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank heeft eveneens acht geslagen op het rapport d.d. 20 december 2021 van L.
Schoenmaker en M. Dubbelaar, GZ-psychologen. Zij komen eveneens tot de conclusie dat de ten laste gelegde feiten aan verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
De rechtbank kan zich met deze conclusies verenigen en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezen verklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
Met betrekking tot de op te leggen straf overweegt de rechtbank het volgende.
De feiten die de rechtbank bewezen heeft verklaard betreffen ernstige feiten die het opleggen van een onvoorwaardelijke jeugddetentie rechtvaardigen. Daarnaast is het van belang dat verdachte ervan wordt weerhouden dat hij opnieuw strafbare feiten gaat plegen.
De deskundige Van der Most van Spijk heeft aangegeven dat door de stoornis van verdachte de kans op recidive hoog is. Om dat te verminderen en om de ontwikkeling van verdachte te bevorderen is het van belang dat verdachte na zijn detentie goed en intensief begeleid wordt en ondersteuning krijgt in het oppakken van een bij hem passende dagbesteding en bij het invullen van zijn vrije tijd.
Daarnaast is behandeling van verdachte geïndiceerd. Deze moet gericht zijn op het vergroten van zijn coping vaardigheden, onder andere door psycho-educatie over autismespectrum problematiek en het bieden van handvatten bij het ervaren van stress en overprikkeling. Elektronische controle kan verdachte helpen om dit vol te houden.
De intensieve begeleiding en behandeling kan worden geboden in de vorm van Multi Systeem Therapie. Daarnaast zal behandeling moeten plaatsvinden gericht op door verdachte doorgemaakte trauma’s.
De deskundigen Schoenmaker en Dubbelaar komen tot een eensluidend advies om de kans op herhaling te verminderen. Verdachte is gebaat bij een voor hem passende beschermende dagbesteding en dat hij ondersteund wordt in zijn vrije tijd.
De behandeling van verdachte kan zich richten op het vasthouden van deze daginvulling en de ondersteuning daarbij vanuit het systeem. Begeleiding van het systeem om verdachte heen is hierbij het voornaamste, gezien de beperkte leerbaarheid van verdachte. Om het systeem hierbij te helpen is Multi Systeem Therapie (MST) de meest passende behandeling.
Daarnaast wordt traumatherapie geadviseerd.
Om verdachte te motiveren voor deelname aan de interventies en hem bewust te maken van de keuzes die hij maakt is het helpend om elektronisch toezicht toe te voegen.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het advies, d.d. 3 februari 2022 van de Raad voor de Kinderbescherming (verder te noemen de Raad). Het advies houdt onder meer het volgende in.
De Raad kan zich vinden in de diagnostische uitkomsten van de onderzoeken van de deskundigen en staat niet onwelwillend tegenover de geadviseerde behandellijn van verdachte. Verdachte moet terugkeren naar huis onder toepassing van Elektronische Controle en met inzet op een passende dag- en vrijetijdsbesteding. Ook moet Multi Systeem Therapie bij Yorneo en behandeling bij Accare worden ingezet. Om dit allemaal mogelijk te maken wordt ter overbrugging eerst een civiele gesloten plaatsing passend geacht alsook de maatregel ITB Harde Kern.
Het behandeltraject zou echter binnen het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel moeten plaatsvinden. De Raad wijkt daarmee af van hetgeen voornoemde deskundigen hebben geadviseerd namelijk een voorwaardelijke jeugddetentie.
De Raad heeft hierover opgemerkt dat het gaat om twee zeer ernstige geweldsmisdrijven (de overvallen) en dat verdachte kort voor het plegen van deze feiten is veroordeeld door de meervoudige kamer voor een gelijksoortig delict tot onder andere een forse voorwaardelijke werkstraf met bijzondere voorwaarden. Deze veroordeling heeft verdachte niet kunnen behoeden om binnen zeer korte tijd opnieuw de fout in te gaan. Daar komt bij dat de opgelegde jeugdreclasseringsmaatregel is teruggelegd omdat verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden.
Een voorwaardelijke pij-maatregel biedt de meeste garanties voor het uitvoeren van de geïndiceerde behandeling en zal functioneren als 'stok achter de deur'. Mocht verdachte zich aan de voorwaarden onttrekken of opnieuw strafbare feiten plegen dan kan de behandeling in een verplicht kader worden voortgezet, dit in tegenstelling tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie.
De rechtbank kan zich met het advies van de Raad verenigen in die zin dat de rechtbank naast het opleggen van een onvoorwaardelijke jeugddetentie, een voorwaardelijke pij-maatregel passend en geboden acht.
De rechtbank acht de deels voorwaardelijke jeugddetentie, zoals geadviseerd door de psycholoog en de psychiater, ontoereikend gelet op de diagnoses die zijn gesteld en de ernst van de door verdachte bij herhaling gepleegde feiten.
Daarnaast acht de rechtbank het van belang dat verdachte gemotiveerd wordt om aan de geadviseerde behandelingen mee te werken en dat de in te zetten behandelingen kunnen worden gecontinueerd in het geval verdachte zich niet aan de op te leggen voorwaarden houdt dan wel opnieuw strafbare feiten pleegt. In dat geval kan immers de voorwaardelijke pij-maatregel worden omgezet in een onvoorwaardelijke maatregel en is behandeling in dat kader gewaarborgd.
De rechtbank geeft aan verdachte door oplegging van een voorwaardelijke PIJ met de door de Raad geadviseerde voorwaarden een allerlaatste kans voor behandeling van zijn problematiek in een ambulant kader. Dat betekent ook dat na ommekomst van de zes maanden waarbinnen de voorwaarden van ITB Harde kern en elektronische controle verdachte kunnen helpen te motiveren voor behandeling, de resultaten van de tot dan ingezette hulpverlening zodanig zullen moeten zijn dat het recidiverisico binnen het ambulante kader voldoende wordt ingeperkt. Hier zal de jeugdreclassering, ook in het belang van verdachte, scherp op moeten toezien.
De rechtbank zal de officier van justitie volgen in de omvang van de op te leggen jeugddetentie zodat verdachte vanuit zijn detentie kan doorstromen naar een instelling waarin hij wordt voorbereid op zijn terugkeer naar huis. De jeugdreclassering heeft instelling de [instelling] daarbij op het oog, waar verdachte middels een civiele machtiging tot gesloten plaatsing kan worden geplaatst. Nu het de onwenselijk is dat verdachte na detentie meteen terugkeert naar huis, zal alles in het werk dienen te worden gesteld om een passende plek voor verdachte te regelen.
Aan de voorwaardelijke pij-maatregel zullen de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals de Raad die heeft geadviseerd.
Het opleggen van een (voorwaardelijke) pij-maatregel is gegrond op het volgende.
De rechtbank stelt vast dat de gepleegde overvallen als ook de openlijke geweldpleging misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld.
Op grond van hetgeen de psycholoog en de psychiater in hun rapporten vermelden, is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van het misdrijf een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. De rechtbank acht verdachte verminderd toerekeningsvatbaar.
Daarnaast eisen de ernst van de begane feiten, de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van een pij-maatregel. Bovendien is deze maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.
De rechtbank zal daarbij bevelen dat de hierna gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.