Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte op te leggen een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr, inhoudende een contactverbod ten aanzien van aangeefster en een locatieverbod voor de woonplaatsen van aangeefster en haar ouders, alsmede de werkplek van het slachtoffer, te weten het Scheper Ziekenhuis te Emmen, gedurende een periode van 5 jaren, met een vervangende hechtenis van één maand voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van zes maanden vervangende hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de zaak moet worden afgedaan met een gevangenisstraf die in duur gelijk is aan het door verdachte ondergane voorarrest.
De verdediging verzet zich niet tegen het door de officier van justitie gevorderde contact- en locatieverbod, behalve waar het betreft het Scheper Ziekenhuis, omdat verdachte daar in behandeling is.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte, zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, de Pro Justitia rapportage d.d. 29 april 2021 van D.R. van der Velden, gzpsycholoog, alsmede de rapportage van de Reclassering d.d. 19 mei 2021en de rapportage van de reclassering, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het belagen van aangeefster door op verschillende manieren via sociale media contact met haar te zoeken. Verdachte is reeds eerder veroordeeld voor belaging van aangeefster en werd nog klinisch behandeld toen hij weer contact met haar zocht via sociale media. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij de eerder uitdrukkelijk aangegeven grenzen van aangeefster niet heeft gerespecteerd en dat hij zich niets heeft aangetrokken van een eerdere veroordeling en een contactverbod. Uit de verklaringen die aangeefster tegenover de politie heeft afgelegd en de namens haar afgelegde slachtofferverklaring ter zitting, blijkt van de grote impact die het gedrag van verdachte op haar leven heeft gehad.
Verdachte is eerder gediagnosticeerd met een autismespectrumstoornis, borderline, een erotomane waanstoornis en een stoornis in gebruik van middelen. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de eerder geconstateerde problematiek nog grotendeels actueel is en heeft doorgewerkt in de bewezenverklaarde gedragingen, zodat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is voor het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank acht het, om recidive te voorkomen, van belang dat verdachte zich laat behandelen. Bij de vorige veroordeling was reeds duidelijk dat de benodigde behandeling van lange duur zal zijn.
Vastgesteld wordt dat verdachte niet nogmaals wil meewerken aan een klinische behandeling, zoals de reclassering heeft voorgesteld. Onder die omstandigheden ziet de rechtbank, anders dan de officier van justitie, geen aanleiding verdachte opnieuw te laten onderzoeken door een psycholoog en/of psychiater. Er is bovendien redelijk recente rapportage beschikbaar en nader onderzoek zal blijkens het advies indicatieoverleg NIFP geen nieuwe informatie opleveren. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij zich wil inzetten voor ambulante behandeling en dat hij wil meewerken aan toezicht vanuit de reclassering. De rechtbank acht het van belang dat de reeds in een verplicht kader gestarte behandeling en reclasseringstoezicht worden voortgezet.
Alles afwegende zal de rechtbank nu volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf van even lange duur als de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De rechtbank acht, gelet op het grote risico op herhaling, ter voorkoming van strafbare feiten ook een contact- en locatieverbod noodzakelijk in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr, zoals hieronder weergegeven. Het gaat dan om een contactverbod en een locatieverbod met betrekking tot de woonplaatsen van aangeefster en haar ouders. Een locatieverbod voor het ziekenhuis waar aangeefster werkt gaat te ver, nu verdachte in dat ziekenhuis behandeld wordt en verdachte hoe dan ook geen contact mag hebben met aangeefster.
Daarbij zal de rechtbank bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen. Daarnaast zal de rechtbank bevelen dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van één maand voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.