ECLI:NL:RBNNE:2022:4685

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
13 december 2022
Zaaknummer
C/17/186446 / KG ZA 22-204
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Aanbestedingsrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige verkoop van percelen grond door de Provincie Fryslân in strijd met het Didam-arrest

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 14 december 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [A], handelend onder de naam [handelsnaam], en de Provincie Fryslân. De zaak betreft de verkoop van percelen grond door de Provincie, waarbij [A] stelt dat de Provincie in strijd handelt met het Didam-arrest van de Hoge Raad. Volgens [A] had de Provincie een openbare selectieprocedure moeten doorlopen, omdat er meerdere serieuze gegadigden voor de percelen zouden kunnen zijn. De Provincie had echter gesteld dat er slechts één serieuze gegadigde was en dat een selectieprocedure niet nodig was.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de Provincie onvoldoende had gemotiveerd waarom er slechts één serieuze gegadigde was en dat zij niet had voldaan aan de eisen van het Didam-arrest. De rechter benadrukte dat een overheidslichaam bij de verkoop van onroerend goed gelijke kansen moet bieden aan potentiële gegadigden en dat dit moet gebeuren via een transparante selectieprocedure. De Provincie werd geboden om de percelen te verkopen na het doorlopen van een openbare selectieprocedure, en het werd haar verboden om uitvoering te geven aan een eventueel reeds gesloten koopovereenkomst zonder deze procedure. Tevens werd een dwangsom van € 250.000,00 opgelegd voor elke overtreding van deze geboden.

De uitspraak benadrukt het belang van transparantie en gelijkheid in het aanbestedingsproces, vooral voor overheidslichamen, en bevestigt de noodzaak om de beginselen van behoorlijk bestuur in acht te nemen bij vastgoedtransacties.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rolnummer: C/17/186446 / KG ZA 22-204
Vonnis in kort geding van 14 december 2022
in de zaak van
[A] , handelend onder de naam [handelsnaam],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. J.G.H. Meijerink, kantoorhoudende te Drachten,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
PROVINCIE FRYSLÂN,
zetelend te Leeuwarden,
gedaagde,
advocaat mr. E.E. van der Kamp, kantoorhoudende te Leeuwarden.
Partijen zullen hierna [A] en de Provincie genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling en de ten behoeve daarvan op voorhand overgelegde stukken
  • de pleitnota van [A]
  • de pleitnota van de Provincie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De Provincie is sinds 2014 verantwoordelijk voor de ontwikkeling en realisatie van natuur. Als onderdeel daarvan zet de Provincie in op de permante omvorming van landbouwgrond en het inrichten van deze gebieden binnen het Natuurnetwerk Nederland (hierna: NNN). Het uitvoeringskader voor het provinciale natuurbeleid is vastgelegd in het natuurbeheerplan dat regelmatig wordt geactualiseerd. Het vigerende natuurbeheerplan is het Natuurbeheerplan Fryslân 2022. Bij dat natuurbeheerplan hoort een ambitiekaart waarop is aangegeven in welke gebieden de provincie natuur wil realiseren. Het instrument waarmee invulling wordt gegeven aan de gewenste omzetting in natuur is een provinciale subsidieregeling, de Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap Fryslân (hierna de SKNL-regeling). Iedereen die eigenaar is van gronden die op de bij de SKNL-regeling behorende kaart als zodanig zijn aangegeven, kunnen een SKNL-subsidie aanvragen.
2.2.
Bij beschikking van 20 december 2021 is aan maatschap [B] , gevestigd te [vestigingsplaats] , een subsidie verleend van € 87.768,00 in het kader van de SKNL-regeling. Blijkens de beschikking ontvangt de maatschap de subsidie voor het omvormen van haar perceel landbouwgrond (in de beschikking aangeduid als Mildam O 148 (deels)) naar kruiden- en faunarijk grasland en is de subsidie verleend onder de opschortende voorwaarde dat zij een kwalitatieve verplichting met de Provincie zou sluiten ten aanzien van dat perceel.
2.3.
Bij beschikking op bezwaar van 16 augustus 2022 is aan maatschap [C] , gevestigd te [vestigingsplaats] , een subsidie verleend van € 317.293,00 in het kader van de SKNL-regeling. Blijkens de beschikking ontvangt de maatschap de subsidie voor het omvormen van haar percelen landbouwgrond (in de beschikking aangeduid als Mildam O 446 en Mildam O 447) naar kruiden- en faunarijk grasland en is de subsidie verleend onder de opschortende voorwaarde dat zij een kwalitatieve verplichting met de provincie zou sluiten ten aanzien van die percelen.
2.4.
De Provincie biedt op haar website op de pagina www.fryslan.frl/landbouwgrond bij gelegenheid landbouwgrond die zij in eigendom heeft te koop aan. Ter toelichting daarop heeft de Provincie op die website - voor zover van belang - het volgende vermeld:
De provincie Fryslân heeft percelen grond in eigendom die zijn overgebleven van bijvoorbeeld het aanleggen van een weg. Deze stukken grond worden verkocht wanneer de provincie het niet meer in kan zetten voor haar doelen.
De provincie Fryslân is als overheid verplicht om bij vastgoedtransacties transparant te handelen. Zodoende zal de provincie voortaan haar voorgenomen vastgoedtransacties (…) vermelden op de website.
Daarnaast gaat de provincie in haar wekelijkse publicaties de voorgenomen transacties vermelden. Op deze manier geeft de provincie invulling aan de uitspraak van de Hoge Raad van 26 november 2021 (Didam-arrest), waarin de regelgeving nader is toegelicht.
2.5.
Op 11 oktober 2022 heeft de Provincie op haar website het voornemen bekend gemaakt om met een partij een koopovereenkomst te sluiten voor percelen grond van de Provincie nabij de Rogmonepaed en de Schoterlandseweg in Hoornsterzwaag, kadastraal bekend gemeente Mildam, sectie K, nummers 1056, 1057, 1058, 1060, 1097, 1100, 1103, 1109, 1111 en 1669, tezamen groot 71.510 m2 (hierna: perceel 3462). Ter toelichting op de verkoop heeft de Provincie - voor zover van belang - het volgende op de website vermeld:
De koper wil de grond gaan inzetten voor de realisatie van provinciale beleidsdoelen op zijn grond. Met de verkoop van deze grond wordt 67.870 m2 grond omgevormd naar natuur middels de SKNL regeling.
(…)
Op basis van recente jurisprudentie van de Hoge Raad uit november 2021 dient de Provincie bij de uitgifte van onroerend goed een selectieprocedure te doorlopen om gelijke kansen te bieden aan geïnteresseerden. Een selectieprocedure kan echter achterwege blijven indien bij voorbaat vaststaat of redelijkerwijs mag worden aangenomen dat op grond van objectieve, toetsbare en redelijke criteria slechts één reële gegadigde in aanmerking komt voor de aankoop.
De Provincie Fryslân meent dat er in dit geval sprake is van maar één serieuze gegadigde, zodat geen openbare selectieprocedure nodig is. Het betreft hier een transactie met een particulier, die daarvoor zijn eigen grond omvormt naar natuur en zodoende een natuurdoel wordt gerealiseerd.
De Provincie is kortom van mening dat de gemeente de enige serieuze gegadigde is voor de aankoop van de betreffende grond.
Iedere serieuze gegadigde die vindt dat hij ook voor een koopovereenkomst in aanmerking zou moeten komen, dient binnen 20 kalenderdagen na de datum van deze publicatie (15 oktober 2022) een kort geding aanhangig te hebben gemaakt met betrekking tot deze zaak bij de rechtbank Noord-Nederland.
2.6.
Op 11 oktober 2022 heeft de Provincie voorts op de website het voornemen bekend gemaakt om met een partij een koopovereenkomst te sluiten voor percelen grond van de Provincie aan de W.A. Nijenhuisweg nabij Katlijk, kadastraal bekend gemeente Mildam, sectie O, nummers 130, 133, 538 en 169, tezamen groot 36.445 m2 (hierna: perceel 3465). Ter toelichting op de verkoop heeft de Provincie - voor zover van belang - het volgende op de website vermeld:
De koper wil de grond gaan inzetten voor de realisatie van provinciale beleidsdoelen op zijn grond. Met de verkoop van deze grond wordt 22.990 m2 grond omgevormd naar natuur middels de SKNL regeling.
(…)
Op basis van recente jurisprudentie van de Hoge Raad uit november 2021 dient de Provincie bij de uitgifte van onroerend goed een selectieprocedure te doorlopen om gelijke kansen te bieden aan geïnteresseerden. Een selectieprocedure kan echter achterwege blijven indien bij voorbaat vaststaat of redelijkerwijs mag worden aangenomen dat op grond van objectieve, toetsbare en redelijke criteria slechts één reële gegadigde in aanmerking komt voor de aankoop.
De Provincie Fryslân meent dat er in dit geval sprake is van maar één serieuze gegadigde, zodat geen openbare selectieprocedure nodig is. Het betreft hier een transactie met een particulier, die daarvoor zijn eigen grond omvormt naar natuur en zodoende een natuurdoel wordt gerealiseerd.
De Provincie is kortom van mening dat de gemeente de enige serieuze gegadigde is voor de aankoop van de betreffende grond.
Iedere serieuze gegadigde die vindt dat hij ook voor een koopovereenkomst in aanmerking zou moeten komen, dient binnen 20 kalenderdagen na de datum van deze publicatie (15 oktober 2022) een kort geding aanhangig te hebben gemaakt met betrekking tot deze zaak bij de rechtbank Noord-Nederland.
2.7.
Naar aanleiding van de bekendmaking van deze voornemens heeft [A] in de week van 17 oktober 2022 contact gezocht met de Provincie om zijn interesse voor de percelen 3462 en 3564 (hierna tezamen te noemen: de percelen) kenbaar te maken.
2.8.
Op 26 oktober 2022 heeft [A] telefonisch contact gehad met de heer [D] (hierna: [D] ) van de Provincie. In dat telefoongesprek heeft [D] aan hem meegedeeld dat met de verkoop een provinciaal doel wordt gediend, namelijk de omzetting van landbouwgrond naar natuur. [D] heeft toegelicht dat de Provincie met twee particulieren is overeengekomen dat zij landbouwgrond van hen omvormen naar natuur met gebruikmaking van SKNL-subsidie en dat deze particulieren daarbij als voorwaarde hebben bedongen dat zij vervangende landbouwgrond van de Provincie kunnen kopen. Die vervangende landbouwgrond betreft de percelen. Voorts heeft [D] meegedeeld dat de landbouwgrond tegen een marktconforme waarde aan de particulieren wordt verkocht en dat per abuis in de toelichting op de website de gemeente staat vermeld als de beoogd koper van de percelen.

3.Het geschil

3.1.
[A] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,:
I. de Provincie zal gebieden om de percelen te verkopen nadat een openbare selectieprocedure aan de hand van objectieve, toetsbare en redelijke criteria (met inachtneming van de eisen die de Hoge Raad heeft gesteld in het arrest van 26 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1778, het Didam-arrest)) doorlopen is, waaruit een koper kan worden geselecteerd;
II. voor zover ten aanzien van de percelen al een koopovereenkomst gesloten is de Provincie zal verbieden daaraan uitvoering te geven, anders dan na het correct doorlopen van de openbare selectieprocedure als genoemd in het Didam-arrest;
III. de Provincie zal verbieden het ruilen van grond en het omvormen van grond naar natuur (al dan niet met de SKNL-regeling) onderdeel te maken van de criteria van de selectieprocedure zoals hierboven bij het onder I en onder II gevorderde genoemd;
IV. althans een zodanige (andere) voorziening zal treffen als zij in goede justitie zal vermenen te behoren, zodanig dat ten behoeve van de gerechtvaardigde belangen van [A] als beoogd koper van de percelen wordt verzekerd dat de Provincie (alsnog) zal voldoen aan de eis mededingingsruimte te bieden in een selectieprocedure waarin een passende mate van openbaarheid wordt betracht (met inachtneming van de eisen die de Hoge Raad heeft gesteld in het Didam-arrest);
V. de Provincie zal veroordelen tot betaling van een dwangsom aan [A] van € 250.000,00 ineens per overtreding van het onder I t/m IV gevorderde, en een dwangsom van € 15.000,00 per dag, voor elke dag dat een overtreding van het onder I t/m IV gevorderde voortduurt, met een maximum van € 500.000,00, althans een zodanige dwangsom zoals de voorzieningenrechter in goede justitie zal vaststellen;
VI. de Provincie zal veroordelen in de kosten van dit geding, daaronder begrepen de griffierechten en de nakosten volgens het liquidatietarief, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, en - voor het geval voldoening van de (na-)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na-)kosten vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.2.
[A] heeft aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd dat de Provincie op grond van het zogeheten Didam-arrest van de Hoge Raad bij de verkoop van de percelen
een openbare selectieprocedure op basis van objectieve, redelijke en toetsbare criteria had moeten doorlopen. Nu zij dat niet heeft gedaan, heeft zij volgens hem in strijd gehandeld met artikel 3:14 Burgerrlijk Wetboek (BW).
3.3.
De Provincie voert verweer met conclusie tot afwijzing van de vordering met veroordeling van [A] , bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang van [A] bij zijn vordering volgt uit het feit dat de Provincie in de publicatie op haar website van haar voornemen tot het sluiten van een koopovereenkomst ter zake van de percelen partijen die het niet eens zijn met dit voornemen erop heeft gewezen dat zij binnen 20 dagen een kort geding aanhangig dienen te maken. De Provincie heeft het spoedeisend belang ook niet betwist.
4.2.
In het Didam-arrest van 26 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1778) heeft de Hoge Raad (nadere) eisen geformuleerd voor de toepassing van het gelijkheidsbeginsel bij de verkoop van aan een overheidslichaam toebehorende onroerende zaak:
3.1.3
Op grond van art. 3:14 BW mag een bevoegdheid die krachtens het burgerlijk recht aan een overheidslichaam toekomt, niet worden uitgeoefend in strijd met geschreven of ongeschreven regels van publiekrecht. Tot de regels van publiekrecht behoren de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Dit betekent dat een overheidslichaam bij het aangaan en uitvoeren van privaatrechtelijke overeenkomsten de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en daarmee het gelijkheidsbeginsel in acht moet nemen. Dit geldt dus ook voor de beslissing met wie en onder welke voorwaarden het een overeenkomst tot verkoop van een aan hem toebehorende onroerende zaak sluit. Op dit punt verschilt de positie van een overheidslichaam van die van een private partij.
3.1.4
Uit het gelijkheidsbeginsel – dat in deze context strekt tot het bieden van gelijke kansen – vloeit voort dat een overheidslichaam dat het voornemen heeft een aan hem toebehorende onroerende zaak te verkopen, ruimte moet bieden aan (potentiële) gegadigden om mee te dingen naar deze onroerende zaak indien er meerdere gegadigden zijn voor de aankoop van de desbetreffende onroerende zaak of redelijkerwijs te verwachten is dat er meerdere gegadigden zullen zijn. In dat geval zal het overheidslichaam met inachtneming van de hem toekomende beleidsruimte criteria moeten opstellen aan de hand waarvan de koper wordt geselecteerd. Deze criteria moeten objectief, toetsbaar en redelijk zijn.
3.1.5
Het gelijkheidsbeginsel brengt ook mee dat het overheidslichaam, teneinde gelijke kansen te realiseren, een passende mate van openbaarheid moet verzekeren met betrekking tot de beschikbaarheid van de onroerende zaak, de selectieprocedure, het tijdschema en de toe te passen selectiecriteria. Het overheidslichaam moet hierover tijdig voorafgaand aan de selectieprocedure duidelijkheid scheppen door informatie over deze aspecten bekend te maken op zodanige wijze dat (potentiële) gegadigden daarvan kennis kunnen nemen.
3.1.6
De hiervoor in 3.1.4 en 3.1.5 bedoelde mededingingsruimte door middel van een selectieprocedure hoeft niet te worden geboden indien bij voorbaat vaststaat of redelijkerwijs mag worden aangenomen dat op grond van objectieve, toetsbare en redelijke criteria slechts één serieuze gegadigde in aanmerking komt voor de aankoop. In dat geval dient het overheidslichaam zijn voornemen tot verkoop tijdig voorafgaand aan de verkoop op zodanige wijze bekend te maken dat een ieder daarvan kennis kan nemen, waarbij het dient te motiveren waarom naar zijn oordeel op grond van de hiervoor bedoelde criteria bij voorbaat vaststaat of redelijkerwijs mag worden aangenomen dat er slechts één serieuze gegadigde in aanmerking komt.
4.3.
Partijen verschillen van mening over de vraag of de Provincie aan de in dit arrest geformuleerde eisen heeft voldaan. De Provincie heeft als verweer aangevoerd dat in dit geval sprake is van een uitzondering op de verplichting tot het doorlopen van een openbare selectieprocedure en dat zij dit afdoende heeft gemotiveerd in de publicatie van haar voornemens tot verkoop van de percelen op haar website. De voorzieningenrechter verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
4.4.
Op grond van het Didam-arrest mag de Provincie bij verkoop van de percelen enkel afzien van het doorlopen van een openbare selectieprocedure, indien redelijkerwijs mag worden aangenomen dat op grond van objectieve, toetsbare en redelijke criteria slechts één serieuze gegadigde in aanmerking komt voor de aankoop. In de publicatie van haar voornemens om een koopovereenkomst te sluiten ter zake van de percelen had de Provincie volgens de Hoge Raad aan de hand van die criteria moeten motiveren waarom volgens haar geen openbare selectieprocedure hoefde te worden doorlopen.
4.5.
In de publicatie op haar website heeft de Provincie als volgt gemotiveerd waarom volgens haar slechts één serieuze gegadigde in aanmerking komt voor de aankoop van de percelen en daarom geen openbare selectieprocedure hoefde te worden doorlopen:
De koper wil de grond gaan inzetten voor de realisatie van provinciale beleidsdoelen op zijn grond. Met de verkoop van deze grond wordt (…) m2 grond omgevormd naar natuur middels de SKNL regeling.
Het betreft hier een transactie met een particulier, die daarvoor zijn eigen grond omvormt naar natuur en zodoende een natuurdoel wordt gerealiseerd.
(…)
De Provincie is kortom van mening dat de gemeente de enige serieuze gegadigde is voor de aankoop van de betreffende grond.
4.6.
Ter zitting heeft de Provincie toegelicht dat de maatschappen [C] en [B] (hierna: de maatschappen) de gegadigden zijn aan wie zij de percelen wil verkopen. Volgens haar heeft zij de maatschappen benaderd om percelen landbouwgrond die hen in eigendom toebehoren en die grenzen aan het NNN-gebied, om te vormen naar natuur met gebruikmaking van SKNL-subsidie en hebben de maatschappen daarmee ingestemd op voorwaarde dat zij andere landbouwgrond van de Provincie konden kopen voor hun bedrijfsvoering. Dat sprake is van deze constructie wordt echter naar het oordeel van de voorzieningenrechter geheel niet duidelijk uit de summiere en vaag geformuleerde toelichting in de publicatie van de voornemens tot verkoop op de website van de Provincie.
4.7.
Zo wordt met de zin
"De koper wil de grond gaan inzetten voor de realisatie van provinciale beleidsdoelen op zijn grond."ten onrechte de suggestie gewekt dat de koper het aan te kopen perceel wil gebruiken om op die grond provinciale beleidsdoelen te realiseren. Van het inzetten door
de kopervan
de grondvoor de realisatie van provinciale beleidsdoelen, waar in die zin over gesproken wordt, is geen sprake.
De Provinciezet de grond in voor de realisatie van provinciale beleidsdoelen. Zij gebruikt de percelen immers als 'ruilmiddel' om de koper te bewegen zijn eigen grond te gebruiken voor de realisatie van provinciale beleidsdoelen. De daaropvolgende zin "
Met de verkoop van deze grond wordt (…) m2 grond omgevormd naar natuur middels de SKNL regeling"biedt evenmin duidelijkheid
.Voor zover al geoordeeld zou moeten worden dat de lezer van de publicatie uit de verwijzing in die zin naar de SKNL-regeling had moeten begrijpen dat de beoogde koper niet het betreffende perceel maar andere eigen landbouwgrond gaat omvormen tot natuur, wordt uit die zin niet duidelijk waarom dat perceel dan aan de beoogde koper zou moeten worden verkocht. Dit blijkt evenmin voldoende duidelijk uit de zin
"Het betreft een transactie met een particulier, die daarvoor zijn eigen grond omvormt naar natuur en zodoende een natuurdoel wordt gerealiseerd."En om de verwarring compleet te maken, spreekt de Provincie in deze zin over een particulier als koper en in de daaropvolgende zin over de gemeente als koper.
4.8.
Mede gezien deze onduidelijkheid kan uit de publicatie niet worden afgeleid op basis van welke objectieve, toetsbare en redelijke criteria de Provincie van oordeel is dat slechts één serieuze gegadigde in aanmerking komt voor de aankoop van de percelen. In de publicatie worden geen criteria vermeld noch zijn deze daaruit impliciet af te leiden.
4.9.
Voor zover de Provincie stelt dat [D] in het telefoongesprek met [A] een nadere uitleg heeft gegeven over de reden en achtergrond van de verkoop, kan haar dit niet baten. De door de Hoge Raad vereiste motivering waarom en op basis van welke objectieve, toetsbare en redelijke criteria de Provincie van mening is dat slechts één serieuze gegadigde in aanmerking komt voor de aankoop van de percelen dient aan een ieder – dus niet alleen aan [A] – bekend te worden gemaakt. Deze motivering kan daarom niet in een telefoongesprek met [A] worden gegeven of aangevuld (noch ter zitting in onderhavige kort geding procedure).
4.10.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de Provincie in strijd met het Didam-arrest in de bekendmaking van haar voornemen tot verkoop van de percelen niet voldoende heeft gemotiveerd waarom naar haar oordeel op grond van objectieve, toetsbare en redelijke criteria bij voorbaat vaststaat of redelijkerwijs mag worden aangenomen dat er slechts één serieuze gegadigde in aanmerking komt voor de aankoop van de percelen.
4.11.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de Provincie ook niet aannemelijk gemaakt dat er slechts één serieuze gegadigde in aanmerking komt voor de aankoop van de percelen. Ter zitting heeft de Provincie aangegeven dat alleen personen en/of bedrijven in aanmerking komen die nabij NNN-gebied percelen hebben en zij heeft desgevraagd aangegeven dat er naast de maatschappen ook andere personen en/of bedrijven zijn die dergelijke percelen grond hebben in de regio Mildam en die aanmerking zouden komen voor SKNL-subsidie voor de omvorming van die betreffende percelen naar natuur. Voorts heeft de Provincie ter zitting verklaard dat weliswaar in het verleden meerdere van hen door de Provincie zijn benaderd met de vraag of zij die betreffende percelen om wilden vormen naar natuur met gebruikmaking van SKNL-subsidie maar dat thans enkel de maatschappen zijn benaderd met die vraag. Gelet hierop valt niet uit te sluiten dat andere personen en bedrijven met percelen grond nabij NNN-gebied in de regio Mildam die in aanmerking komen voor SKNL-subsidie dezelfde deal ten aanzien van hun percelen zouden willen sluiten met de Provincie als de maatschappen hebben gedaan en dus de in het geding zijnde percelen zouden willen kopen.
4.12.
De Provincie heeft nog aangevoerd dat iedereen die grond heeft die valt onder de SKNL-regeling weet dat zijn grond valt onder de SKNL-regeling en dat hij subsidie kan krijgen onder de SKNL-regeling. Als er andere belangstellenden zouden zijn geweest, hadden die zich volgens haar wel gemeld. Nu dat niet is gebeurd, kan er - zo begrijpt de voorzieningenrechter het standpunt van de Provincie - van worden uitgegaan dat er geen andere belangstellenden waren. Dit verweer gaat niet op, want aangevoerd noch gebleken is dat de personen en bedrijven die in aanmerking komen voor SKNL-subsidie er ook van op de hoogte zijn dat de Provincie als tegenprestatie voor/ter compensatie van de omvorming van hun landbouwgrond met gebruikmaking van SKNL-subsidie bereid is andere landbouwgrond aan hen te verkopen. Dat volgt immers niet uit de SKNL-regeling. Daarom kan uit het feit dat geen van de personen en bedrijven met percelen landbouwgrond nabij NNN-gebied in de regio Mildam die aanmerking komen voor SKNL-subsidie zich heeft gemeld bij de Provincie, niet worden afgeleid dat er geen andere gegadigden zijn dan de maatschappen. Hierbij neemt de voorzieningenrechter voorts nog in aanmerking dat ook deze maatschappen zich niet zelf hebben gemeld bij de Provincie maar door de Provincie zijn benaderd, terwijl ook zij in de visie van de Provincie ervan op de hoogte waren dat zij in aanmerking kwamen voor SKNL-subsidie voor de omvorming en zich dus zelf hadden kunnen melden.
4.13.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat enerzijds door de Provincie in de publicatie niet duidelijk is gemaakt op basis van welke criteria de betreffende kopers volgens de Provincie als enige gegadigden uit de bus zijn gekomen en dat bovendien op basis van de criteria die tijdens de mondelinge behandeling zijn toegelicht niet aannemelijk is geworden dat er slechts één serieuze gegadigde in aanmerking komt voor de aankoop van de percelen. De Provincie had daarom niet af mogen zien van het doorlopen van een openbare selectieprocedure. De Provincie heeft aangevoerd dat [A] niet heeft gesteld dat hij zelf over grond nabij een NNN-gebied beschikt die onder de SKNL-regeling valt en dat hij bereid is die om te vormen en dat evenmin duidelijk is of het in dat geval redelijk zou zijn dat daartegenover staat dat de Provincie eigen grond aan hem verkoopt. Daarom is volgens haar niet gebleken dat [A] een serieuze gegadigde zou zijn. De voorzieningenrechter begrijpt hieruit dat de Provincie het belang van [A] bij de vorderingen betwist. De voorzieningenrechter volgt de Provincie hierin niet. [A] heeft ter zitting gesteld dat hij genoeg landbouwers in zijn netwerk heeft om te kunnen regelen dat hij de beschikking krijgt over landbouwgrond nabij een NNN-gebied die onder de SKNL-regeling valt althans dat hij in ieder geval de gelegenheid moet krijgen om te kijken of hij met gebruikmaking van dit netwerk kan regelen dat hij de beschikking krijgt over landbouwgrond nabij een NNN-gebied die onder de SKNL-regeling valt. Dit is door de Provincie vervolgens niet bestreden. Gelet hierop heeft [A] voldoende aannemelijk gemaakt dat hij mogelijk een serieuze gegadigde zou kunnen zijn, wat een voldoende belang oplevert bij de gevraagde voorzieningen.
4.14.
Hoewel de Provincie bij de verkoop van de percelen een openbare selectieprocedure had moeten doorlopen, is het door [A] onder I gevorderde gebod tot verkoop van de percelen na het doorlopen van een openbare selectieprocedure niet toewijsbaar. De Provincie is namelijk niet verplicht de percelen te verkopen. Als de Provincie de percelen echter wél wil verkopen zal zij daarvoor een openbare selectieprocedure moeten doorlopen. In zoverre zal de vordering onder I worden toegewezen.
4.15.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de vordering onder II om de Provincie te verbieden uitvoering te geven aan een eventueel reeds gesloten overeenkomst ter zake van de percelen, anders dan na het correct doorlopen van de openbare selectieprocedure, eveneens toewijsbaar.
4.16.
De vordering onder III om de Provincie te verbieden het ruilen van grond en het omvormen van grond naar natuur (al dan niet met de SKNL-regeling) onderdeel te maken van de criteria van de selectieprocedure is niet toewijsbaar. Zoals de Hoge Raad in het Didam-arrest heeft overwogen dient de Provincie met inachtneming van de haar toekomende beleidsruimte criteria op te stellen aan de hand waarvan de koper in de openbare selectieprocedure wordt geselecteerd. Deze criteria moeten objectief, toetsbaar en redelijk zijn. Aan de Provincie komt een grote mate van beleidsruimte toe om publiek-maatschappelijke belangen te dienen en beleidsdoelen te realiseren en zij heeft dan ook een grote mate van beleidsruimte om te bepalen aan welke eisen de koper en het grondgebruik moeten voldoen. [A] heeft gesteld dat de constructie die de Provincie heeft bedacht, waarbij een partij eigen landbouwgrond omvormt tot natuur, daarvoor subsidie ontvangt en van die subsidie andere landbouwgrond van de Provincie tegen marktwaarde mag kopen, strijdig is met het doel van de subsidieregeling. De subsidie wordt volgens [A] op deze manier ook niet gebruikt voor het doel waarvoor die is verleend. Daarom is volgens hem sprake van oneigenlijk gebruik van de subsidieregeling. De voorzieningenrechter volgt hem daarin niet en overweegt daartoe als volgt.
4.17.
De SKNL-regeling van de Provincie is bedoeld om grondeigenaren te stimuleren hun landbouwgrond om te zetten naar natuur binnen het NNN. Het staat de Provincie in beginsel - binnen de grenzen van artikel 3:14 BW - vrij om ook privaatrechtelijke middelen in te zetten om dat doel te bereiken, bijvoorbeeld als de SKNL-regeling onvoldoende resultaat oplevert. Door het te koop aanbieden van eigen landbouwgrond aan grondeigenaren die in aanmerking komen voor SKNL-subsidie om hen een extra stimulans te geven om hun landbouwgrond om te zetten naar natuur handelt de Provincie in lijn met het doel van de SKNL-regeling. Immers, door deze constructie wordt landbouwgrond die op grond van het provinciale natuurbeleid waar de SKNL-regeling invulling aan geeft moet worden omgevormd naar natuur, daadwerkelijk omgevormd naar natuur. Weliswaar koopt de grondeigenaar daar andere landbouwgrond voor terug die niet binnen de natuurdoelen van de Provincie valt, maar dat laat onverlet dat er per saldo meer natuur ontstaat en bovendien in het door de Provincie beoogde gebied. Van oneigenlijk gebruik van de subsidieregeling is daarom naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake. De voorzieningenrechter ziet, gelet op het voorgaande, vooralsnog dan ook geen grond voor het oordeel dat de Provincie het ruilen van grond en het omvormen van grond naar natuur (al dan niet met de SKNL regeling) geen onderdeel zou mogen maken van de criteria van de openbare selectieprocedure.
4.18.
De - naar de voorzieningenrechter begrijpt - subsidiaire vordering onder IV strekkende tot het treffen van een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen voorziening zal eveneens worden afgewezen. Deze vordering is in de eerste plaats te vaag om toe te kunnen wijzen. Het ligt op de weg van de eisende partij om duidelijk te maken wat zij wil, mede om de wederpartij de gelegenheid te bieden daarop te reageren. Het is niet aan de rechter om aan partijen, bij wie over en weer grote belangen spelen, een eigen beslissing op te dringen op punten die geen onderwerp van hun rechtsstrijd zijn geweest. In de tweede plaats acht de voorzieningenrechter het samenstel van beslissingen die zij in dit vonnis binnen het kader van de rechtsstrijd neemt afdoende. Het is niet nodig om daar nog iets aan toe te voegen dat zij zelf geraden acht.
4.19.
De gevorderde dwangsom zal als onbetwist worden toegewezen, zij het dat de dwangsom zal worden beperkt tot een eenmalige dwangsom van € 250.000,00 per veroordeling.
4.20.
De Provincie zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [A] worden vastgesteld op
exploot dagvaarding € 131,18
griffierecht € 314,00
salaris advocaat € 1.016,00
totaal € 1.461,18
4.21.
Ook de gevorderde nakosten en wettelijke rente over de proces- en nakosten zullen als onbetwist worden toegewezen op de wijze als in het dictum weer te geven.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
gebiedt de Provincie, voor zover zij de percelen nog wil verkopen, om de percelen te verkopen nadat een openbare selectieprocedure aan de hand van objectieve, toetsbare en redelijke criteria (met inachtneming van de eisen die de Hoge Raad heeft gesteld in het Didam-arrest) doorlopen is, waaruit een koper kan worden geselecteerd;
5.2.
verbiedt de Provincie, voor zover ten aanzien van de percelen al een koopovereenkomst gesloten is, daaraan uitvoering te geven, anders dan na het correct doorlopen van de openbare selectieprocedure als genoemd in het Didam-arrest;
5.3.
bepaalt dat de Provincie eenmalig een dwangsom van € 250.000,00 (zegge: tweehonderdvijftigduizend euro) aan [A] verbeurt indien zij het in 5.1 gegeven gebod overtreedt;
5.4.
bepaalt dat de Provincie eenmalig een dwangsom van € 250.000,00 (zegge: tweehonderdvijftigduizend euro) aan [A] verbeurt indien zij het in 5.2 gegeven verbod overtreedt;
5.5.
veroordeelt de Provincie in de proceskosten aan de zijde van [A] tot op heden vastgesteld op € 1.461,18, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
5.6.
veroordeelt de Provincie in de kosten die zijn ontstaan na dit vonnis, begroot op:
• € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
• € 82,00 aan salaris advocaat, als er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. Werkema en in het openbaar uitgesproken op 14 december 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 445