ECLI:NL:RBNNE:2022:4607

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 november 2022
Publicatiedatum
8 december 2022
Zaaknummer
C/18/209993 / FA RK 21-4049
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing van kinderen en wijziging van school

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 29 november 2022 een beschikking gegeven in een geschil tussen een man en een vrouw over de verhuizing van hun kinderen, [kind 1] en [kind 2]. De man verzocht de rechtbank om vervangende toestemming te weigeren voor de verhuizing van de kinderen naar de woning van de vrouw's nieuwe partner, gelegen op ongeveer 12 autokilometers afstand. De vrouw verzocht om vervangende toestemming voor de verhuizing en wijziging van de school van [kind 2]. De rechtbank oordeelde dat de voorgenomen verhuizing niet in strijd was met het belang van de kinderen, aangezien de afstand beperkt was en de verhuizing goed doordacht en voorbereid leek. De rechtbank verleende de vrouw vervangende toestemming om met de kinderen te verhuizen, onder de voorwaarde dat dit pas na de zomervakantie van 2023 zou plaatsvinden. Tevens werd toestemming verleend voor de wijziging van de school van [kind 2] naar [school 3], met dezelfde voorwaarde. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten droeg. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
zaak-/rekestnummer: C/18/209993 / FA RK 21-4049
beschikking van de meervoudige kamer van 29 november 2022
in de zaak van
[naam man],
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna ook te noemen "de man",
advocaat mr. M.H. Heeg, kantoorhoudende te Groningen,
en
[de vrouw],
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna ook te noemen "de vrouw",
advocaat mr. Y.M. Prins, kantoorhoudende te Groningen.
De rechtbank merkt als belanghebbende aan:
Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen,
gevestigd te Groningen,
hierna ook te noemen "de GI".

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift van de man, door de rechtbank ontvangen op 2 december 2021;
- het F9-formulier met bijlagen van de man, door de rechtbank ontvangen op 26 april 2022.
1.2.
De mondelinge behandeling in de enkelvoudige kamer heeft ten overstaan van mr. F. Brekelmans plaatsgevonden op 9 mei 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord partijen, ieder bijgestaan door hun advocaat. De advocaat van de man heeft mede aan de hand van een pleitnota het woord gevoerd. Namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna "de Raad") was C.E.M. Scholte op Reimer bij de mondelinge behandeling aanwezig en namens de GI was R. Brandsma bij de mondelinge behandeling aanwezig.
1.3.
Na de mondelinge behandeling heeft de rechtbank de navolgende stukken ontvangen:
- het verweerschrift tegen verbodsverzoeken man, tevens houdende verzoek vervangende toestemming verhuizing kinderen en wijziging school ex artikel 1:253a BW van de vrouw, door de rechtbank ontvangen op 16 mei 2022;
- het verweerschrift tegen vervangende toestemming verhuizing kinderen en wijziging school ex artikel 1:253a BW van de man, door de rechtbank ontvangen op 16 juni 2022;
1.4.
De voortgezette mondelinge behandeling in de meervoudige kamer van deze rechtbank heeft plaatsgevonden op 1 november 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord partijen, ieder bijgestaan door hun advocaat. Namens de Raad was J. Zijlstra bij die mondelinge behandeling aanwezig en namens de GI was A. Bakker bij die mondelinge behandeling aanwezig.
1.5.
Ten slotte is bepaald dat deze beschikking vandaag wordt gegeven.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad, welke relatie tijdens de zwangerschap van hun tweede zoon is verbroken. Partijen zijn de ouders van:
-de nu elfjarige
[kind 1], hierna " [kind 1] ", geboren op [geboortedatum] 2011 in [geboorteplaats] en
- de nu vijfjarige
[kind 2], hierna " [kind 2] ", geboren op [geboortedatum] 2017 in [geboorteplaats] .
2.2.
De man heeft beide kinderen voor hun geboorte erkend. Ten aanzien van [kind 1] hebben de ouders samen geregeld dat zij met elkaar het ouderlijk gezag over hem uitoefenen. Ten aanzien van [kind 2] heeft deze rechtbank bij beschikking van 1 september 2020, gegeven in de zaak met zaak- en rekestnummer C/18/177527 / FA RK 17-2067, bepaald dat partijen voortaan gezamenlijk belast zijn met het gezag over [kind 2] .
2.3.
Het is de ouders niet gelukt om samen afspraken te maken over de definitieve verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna "de zorgregeling") tussen de man en de kinderen, die hun hoofdverblijf hebben bij de vrouw. Er zijn dan ook veel procedures tussen de ouders van [kind 1] en [kind 2] gevoerd, de eerste is gestart in het jaar van de geboorte van [kind 2] . Voor zover hier van belang, zal de rechtbank benoemen wat er in welke procedure is beslist.
2.4.
Bij beschikking van 17 april 2019 zijn de kinderen door de kinderrechter in deze rechtbank onder toezicht gesteld van de GI. Deze ondertoezichtstelling is telkens verlengd, voor het laatst bij beschikking van 7 maart 2022. In die uitspraak is de ondertoezichtstelling verlengd tot 17 april 2023.
2.5.
Bij beschikking van 1 september 2020 is in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken een (gedetailleerde) zorgregeling vastgesteld. De rechtbank heeft in die beschikking als volgt bepaald:
"De rechtbank
(….)
5.2.
stelt in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken met ingang van heden ten aanzien van [kind 2] de volgende contactregeling vast, waarbij de rechtbank ervan uitgaat dat [kind 2] en [kind 1] in de weekenden steeds gelijktijdig bij de ene of de andere ouder verblijven:
de man is gerechtigd om [kind 2] bij zich te hebben:
- elke woensdag van 9.00 uur tot 17.00 uur, waarbij de man [kind 2] 's ochtends ophaalt bij de vrouw en de vrouw [kind 2] 's avonds bij de man ophaalt, en
- in de even weekenden van vrijdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur, waarbij de man [kind 2] op vrijdag ophaalt bij de vrouw en de vrouw [kind 2] op zondag om 17.00 uur bij de man ophaalt;
- verder is [kind 2] bij de man, gelijktijdig met [kind 1] , gedurende de helft van de vakanties en de helft van de feestdagen;
* in een vakantie van een week verdelen de ouders de week bij helfte waarbij wordt aangesloten bij de weekendregeling (dat wil zeggen dat [kind 2] de eerste helft van de vakantie verblijft bij de ouder waar hij het eerste weekend van de vakantie is) en is het wisselmoment op woensdagmiddag om 14.00 uur;
* in een vakantie van twee weken verblijft [kind 2] bij iedere partij één week waarbij wordt aangesloten bij de weekendregeling (dat wil zeggen dat [kind 2] de eerste week van de vakantie verblijft bij de ouder waar hij het eerste weekend van de vakantie is); het wisselmoment is op de vrijdag na afloop van de eerste week om 17.00 uur; op de vrijdag voordat de kinderen weer naar school gaan wordt de reguliere contactregeling weer hervat;
* in de zomervakantie verblijft [kind 2] drie aaneengesloten weken bij de man, waarbij elk jaar gerouleerd wordt met de eerste en de laatste drie weken van de vakantie en waarbij [kind 2] en [kind 1] steeds samen bij dezelfde ouder verblijven; het verblijf in de zomervakantie start op de laatste schooldag en eindigt op de vrijdag voordat de kinderen weer naar school moeten, waarbij de reguliere contactregeling dus in het laatste weekend weer wordt hervat; het wisselmoment is op de vrijdag na afloop van de eerste helft om 17.00 uur;
* het betreft de vakanties zoals die door de school van de kinderen zijn aangegeven;
* ten aanzien van de kerstdagen geldt dat [kind 2] 1e Kerstdag verblijft bij de ouder bij wie hij op dat moment is, vanaf 2e Kerstdag om 11.00 uur tot en met 1 januari om 17.00 verblijft [kind 2] bij de andere ouder, daarna verblijft [kind 2] de rest van de kerstvakantie bij de andere ouder;
* ten aanzien van Goede Vrijdag en Pasen geldt dat de reguliere even-oneven verdeling wordt gehandhaafd, met dien verstande dat als het een even weekend is het verblijf van [kind 2] bij de man begint op vrijdag 10.00 en eindigt op zondag 17.00, terwijl in een oneven weekend [kind 2] van zondag 17.00 tot 2e Paasdag 17.00 bij de man verblijft;
* voor zover Koningsdag en Bevrijdingsdag niet in een vakantie vallen, worden deze tussen ouders verdeeld; als het ouders niet lukt om tot een verdeling te komen, dan heeft de GI hierin de beslissende stem;
* ten aanzien van het Hemelvaarts- en Pinksterweekend geldt de reguliere even-oneven verdeling;
* indien [kind 2] het weekend van moederdag niet bij de vrouw is, dan is het wisselmoment de zaterdag ervóór om 17.00, dit geldt idem dito voor vaderdag;
* voor de viering van het Sinterklaasfeest wordt geen uitzondering gemaakt op de reguliere verdeling;
deze regeling houdt in dat [kind 2] (en ook [kind 1] ) in het weekend van 4, 5 en 6 september 2020, zijnde een even weekend, bij de man zijn en daarna dus steeds de even weekenden;
(…)"
2.6.
Bij beschikking van deze rechtbank van 5 augustus 2021 zijn ten aanzien van de eerder vastgestelde regeling de eerste twee gedachtestreepjes gewijzigd in die zin dat de rechtbank heeft bepaald dat de man gerechtigd is om [kind 1] en [kind 2] bij zich te hebben:
- elke woensdag uit school tot donderdag naar school en
- in de even weekenden van vrijdag uit school tot maandag naar school. Voor het overige is de regeling hetzelfde gebleven.
2.7.
[kind 1] krijgt onderwijs op de [school 1] , een openbare school voor speciaal basisonderwijs, aan de [adres school 1] en [kind 2] krijgt onderwijs op Openbare Basisschool [school 2] , aan de [adres school 2] .

3.De verzoeken van de man

3.1.
De man verzoekt de rechtbank om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. te bepalen dat het de vrouw verboden wordt om de verblijfplaats van de kinderen [kind 1] en [kind 2] te wijzigen en met de kinderen te verhuizen en, voor zover nodig, de vrouw te veroordelen, indien zij toch tijdens deze procedure zal verhuizen, tot terugverhuizing met de kinderen naar de wijk [naam wijk] , althans dat de kinderen terugverhuizen naar [naam wijk] , en het hoofdverblijf van de kinderen bij de man wordt bepaald.
Indien de vrouw haar wens tot verhuizing naar een huis buiten de wijk [naam wijk] wenst door te zetten, het hoofdverblijf van de kinderen [kind 1] en [kind 2] bij de man te bepalen;
II. te bepalen dat het de vrouw verboden wordt om de kinderen van hun school te laten wisselen en hen uit te laten schrijven van de scholen van de kinderen [school 2] (naar de rechtbank begrijpt: " [school 2] ") aan de [adres school 2] (school van [kind 2] ) en de [school 1] (naar de rechtbank begrijpt: " [school 1] ) te [adres school 1] (school van [kind 1] ) en, indien de vrouw er (ten onrechte) in geslaagd zou zijn om de doorhaling van de inschrijving van de kinderen op hun huidige scholen voor elkaar te krijgen, de man vervangende toestemming te verlenen voor het weer inschrijven van de kinderen op hun vertrouwde en hierboven genoemde scholen;
III. althans een beslissing ten aanzien van het hoofdverblijf van de kinderen en verhuizing in goede justitie te bepalen.

4.Het verweer en de zelfstandige verzoeken van de vrouw

4.1.
De vrouw verzoekt de rechtbank om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- de verzoeken van de man af te wijzen en
bij wege van zelfstandig verzoek
I. de vrouw vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen te verhuizen naar de woning van haar huidige partner aan de [adres] in [Plaats] ;
II. vervangende toestemming te verlenen voor de wijziging van de huidige school van [kind 2] naar de [school 3] , gelegen aan de [adres school 3] in [plaats school 3] ;
kosten rechtens.

5.Het verweer van de man tegen de zelfstandige verzoeken van de vrouw

5.1.
De man verzoekt de rechtbank om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de vrouw in haar verzoeken niet ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen en voor het overige persisteert de man.

6.De beoordeling

6.1.
Het geschil tussen partijen ziet, zowel waar het de verzoeken van de man als de zelfstandige verzoeken van de vrouw betreft, in de kern op het antwoord op de vraag of aan de vrouw vervangende toestemming kan worden verleend voor de door haar gewenste verhuizing met [kind 1] en [kind 2] naar de nieuw op te bouwen woning van haar partner in [Plaats] en daarmee samenhangend voor de inschrijving van [kind 2] op de openbare basisschool [school 3] in [plaats school 3] .
6.2.
Aangezien beide partijen het gezag uitoefenen over de kinderen, valt dit geschil onder het beoordelingskader van artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna "BW"). Dat betekent dat de rechtbank een zodanige beslissing kan nemen die de rechtbank in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. De rechtbank zal bij de beslissing alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen en alle betrokken belangen af moeten wegen. Dat geldt waar het de verhuizing betreft in elk geval voor:
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van de minderjarige, zijn of haar mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn of haar omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
6.3.
Voorts geldt dat de ouder bij wie de minderjarige zijn of haar hoofdverblijfplaats heeft, in beginsel de gelegenheid dient te krijgen om met de minderjarige elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, indien de omstandigheden van het geval en de uitkomst van de belangenafweging zoals hiervoor genoemd een dergelijke beslissing ook rechtvaardigen. Hierna zal worden beoordeeld of de wens van de vrouw om te verhuizen in het kader van de verdere belangenafweging te rechtvaardigen valt.
6.4.
De rechtbank stelt daarbij allereerst vast dat het een verhuizing over relatief korte afstand betreft, nu het over een afstand van ca. 12 autokilometers gaat. De rechtbank is van oordeel dat dat gegeven maakt dat er minder zware eisen aan de noodzaak tot verhuizing gesteld moeten worden. Uit de toelichting van de vrouw blijkt dat die noodzaak voortkomt uit haar eigen wens om samen te gaan wonen met haar nieuwe partner in de nieuw te bouwen (koop)woning van hem, die – zo stelt de vrouw – energiezuinig zal zijn en waarin de kinderen elk een eigen kamer zullen krijgen. De man betwist weliswaar dat de woning energiezuinig zal zijn en de kinderen daarin een eigen kamer zullen krijgen, maar niet dat het een koopwoning betreft. Dat gegeven maakt op zichzelf evenwel al dat de rechtbank zich de wens van de vrouw kan voorstellen om daar, in plaats van in haar huurwoning in [naam wijk] , samen te gaan wonen met haar partner. Bovendien heeft de vrouw toegelicht dat het haar ook te doen is om fysieke afstand tussen haar en de man te creëren, in verband met spanningen die er tussen partijen waren en nog steeds zijn. Mede vanwege de beperkte afstand maakt een en ander in dit geval de voorgenomen verhuizing voldoende noodzakelijk.
6.5.
De voorgenomen verhuizing is gelet op de door de vrouw gegeven – en in zoverre onweersproken gebleven – toelichting naar het oordeel van de rechtbank ook voldoende doordacht en voorbereid. Zij heeft uitgelegd dat zij niet zomaar op een willekeurig moment wil verhuizen, maar aan wil sluiten bij de schoolwisseling van [kind 1] in de zomervakantie van 2023, zodat alleen [kind 2] zou hoeven wisselen van basisschool. Dat er enige spanning zou zijn bij de kinderen over de gewenste verhuizing, zoals de man stelt, is niet verwonderlijk maar maakt nog niet dat de verhuizing niet goed voorbereid of doordacht zou zijn, nog daargelaten of de verhuizing in dat geval niet in het belang van de kinderen zou zijn. In lijn met het advies van de Raad is de rechtbank op dat punt van oordeel dat kinderen niet tegen elke spanning of onzekerheid beschermd zullen kunnen worden, maar doorslaggevend zal moeten zijn of de spanning of onzekerheid die bepaalde keuzes van ouders hebben zodanig groot is, dat het in het belang van de kinderen is om die keuzes niet te maken en/of in een voorkomend geval daarvoor geen vervangende toestemming te geven. Daarvan is in dit geval naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Bovendien is het zo dat, zoals de Raad ook heeft opgemerkt, er met name ten aanzien van [kind 2] zorgen bestaan over het aan kunnen van de verhuizing, maar dat een ondertoezichtstelling loopt waarin die zorgen zoveel mogelijk ondervangen zullen kunnen worden. Dat de kinderen het niet gewend zijn om te verhuizen maakt dat nog niet anders. Dat is op zichzelf onvoldoende reden om de verhuizing te belastend voor de kinderen te achten.
6.6.
Daargelaten dat de gevolgen van de voorgenomen verhuizing voor de man beperkt zijn vanwege de geringe afstand van de verhuizing, heeft de vrouw toegelicht dat de man kort nadat zij aangaf met hem in gesprek te willen een procedure is gestart om een verbod te vragen voor de verhuizing. Daardoor heeft een gesprek over mogelijke compensatie voor de man om de gevolgen van de verhuizing te verzachten niet kunnen plaatsvinden, aldus de vrouw. De man heeft dat niet weersproken, maar heeft wel gewezen op de spanningen en conflictueuze voorgeschiedenis van partijen. De rechtbank stelt vast dat er dus geen gesprek over eventuele compensatie heeft plaatsgevonden, maar dat dat naar alle verwachting ook niet tot een concrete regeling had kunnen leiden nu de ouders – zo blijkt ook uit de redenen voor de lopende ondertoezichtstelling ten aanzien van [kind 1] en [kind 2] – niet in staat zijn tot behoorlijke communicatie met elkaar in het belang van de kinderen. In zoverre kan het enkele ontbreken van geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de voorgenomen verhuizing bij de man te compenseren, niet aan de vrouw tegengeworpen worden. De rechtbank neemt daarbij ook in aanmerking dat de man geen verzoeken heeft ingediend om die gevolgen te verzachten, anders dan dat hij voorwaardelijk verzoekt om het hoofdverblijf van de kinderen bij een eventuele toestemming voor de verhuizing bij de man te bepalen. De man heeft verder ter zitting ook aangegeven dat het hem niet te doen is om een financiële compensatie.
6.7.
Vanwege de beperkte afstand komt er door de voorgenomen verhuizing in principe geen verandering in de rechten van de man waar het betreft zijn contact met de kinderen en zorg daarvoor. Weliswaar zal de man daarvoor (zij het beperkt) moeten reizen en daarvoor meer kosten moeten maken dan nu het geval is, maar dat maakt de aard en intensiteit van het contact nog niet direct anders dan nu het geval is. Wel is het zo dat de gewenste verandering van basisschool na de verhuizing met zich zal brengen dat de man feitelijk minder uren met [kind 2] door zal kunnen brengen, nu de beoogde basisschool een continurooster hanteert. Dat lijkt echter beperkt in omvang en de GI heeft ter zitting ook aangegeven te zullen onderzoeken of er binnen de bestaande regeling ruimte is om die uren te compenseren. De rechtbank merkt volledigheidshalve op dat de man geen (voorwaardelijk) verzoek heeft ingediend om de zorg- en contactregeling te wijzigen, zodat de rechtbank niet zal treden in een beoordeling van de huidige regeling en of, en in hoeverre, deze gewijzigd zou moeten worden als de voorgenomen verhuizing met al haar gevolgen plaats zou vinden.
6.8.
Alles afwegende komt de rechtbank tot de slotsom dat de vervangende toestemming voor de voorgenomen verhuizing met [kind 1] en [kind 2] aan de vrouw moet worden gegeven. Het belang van de kinderen verzet zich niet tegen de verhuizing, terwijl de belangen van de vrouw bij die voorgenomen verhuizing zwaarder wegen dan de belangen van de man bij handhaving van de huidige situatie. De keuze van de vrouw om te verhuizen valt daarom rechtvaardigen. Het door de man verzochte verbod ten aanzien van de verhuizing zal dan ook worden afgewezen en het op de verhuizing ziende verzoek van de vrouw zal dan ook worden toegewezen, met dien verstande dat aan die toestemming de voorwaarde verbonden zal worden dat de verhuizing niet eerder dan na aanvang van de (basisschool)zomervakantie van 2023 plaatsvindt. Het is overigens de bedoeling van de vrouw dat de verhuizing plaatsvindt in deze vakantie.
6.9.
Het voorwaardelijke verzoek van de man dat erop gericht is in dat geval het hoofdverblijf van [kind 1] en [kind 2] bij hem te bepalen, zal worden afgewezen. Aan dat verzoek heeft de man uitsluitend ten grondslag gelegd dat [kind 1] en [kind 2] dan in hun vertrouwde omgeving in [naam wijk] kunnen blijven, wat volgens de man in hun belang is omdat zij een belast verleden hebben en er (in elk geval bij [kind 1] ) sprake is van gedragsstoornissen. De Raad heeft advies uitgebracht over de verhuizing, waarbij de Raad expliciet aandacht heeft geschonken aan wat die verhuizing betekent voor [kind 1] en [kind 2] en of hun belang zich daartegen verzet. De rechtbank is mede gelet op wat zij daarover hiervoor al overwoog van oordeel dat de verhuizing weliswaar spanningen met zich mee zal brengen, maar het welzijn van [kind 1] en [kind 2] niet zodanig nadelig zal beïnvloeden dat die verhuizing in strijd zal komen met hun belangen. Dat maakt ook dat het spiegelbeeldig niet zo is dat het in het belang van [kind 1] en [kind 2] is om niet mee te verhuizen met de vrouw, door het hoofdverblijf bij de man te bepalen. Het voorwaardelijke verzoek van de man zal daarom in zoverre worden afgewezen.
6.10.
Ten aanzien van de vervangende toestemming voor de inschrijving van [kind 2] op [school 3] in [plaats school 3] geldt het volgende. De rechtbank is van oordeel dat het in algemene zin in het belang van een kind is om in de eigen woonplaats naar de basisschool te gaan. De rechtbank heeft geen feiten of omstandigheden kunnen vaststellen die maken dat dat in dit geval anders zou zijn. De door de man genoemde ondersteuning en begeleiding voor [kind 2] (waaronder het gestarte BOOG-traject) zal immers tot de zomervakantie 2023 gewoon doorlopen en voor zover al mocht blijken dat [kind 2] vanaf het volgende schooljaar speciaal basisonderwijs zou moeten volgen, dan moet dan bezien worden wat een passende school is. Het onderhavige verzoek van de vrouw ziet enkel op vervangende toestemming ten aanzien van [school 3] , waarbij er logischerwijs van uit gegaan wordt dat deze school ook ruimte heeft voor [kind 2] en hem als leerling accepteert. Mocht het zo zijn dat [kind 2] op een andere school aangewezen is dan [school 3] , dan ligt het op de weg van partijen om daarover nader te overleggen en een eventueel geschil daarover zo nodig te zijner tijd voor te leggen aan de rechtbank. In het kader van het nu voorliggende verzoek kan de rechtbank echter niet vooruit lopen op het ingezette BOOG-traject, eventuele uitkomsten daarvan en de algehele ontwikkeling van [kind 2] vanaf nu tot aan de zomervakantie van 2023. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank daarom het verzoek van de vrouw op dit onderdeel eveneens toewijzen, waarbij ook hier geldt dat aan die toestemming de voorwaarde wordt verbonden dat de schoolwijziging plaatsvindt in de zomervakantie van 2023, zodat hij daar met ingang van het schooljaar 2023-2024 ingeschreven staat.
6.11.
De te geven vervangende toestemmingen zullen uitvoerbaar bij voorraad verklaard worden, nu de vrouw dat heeft verzocht en de man daartegen geen verweer heeft gevoerd.
6.12.
Omdat het gaat over een familierechtelijke kwestie, zal de rechtbank de kosten van deze procedure tussen partijen compenseren in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt.

7.De beslissing

De rechtbank:
7.1.
verleent de vrouw vervangende toestemming om met [kind 1] en [kind 2] te verhuizen naar [Plaats] , onder de voorwaarde dat die verhuizing niet eerder plaatsvindt dan na aanvang van de (basisschool)zomervakantie van 2023;
7.2.
verleent de vrouw vervangende toestemming om de school van [kind 2] te wijzigen naar [school 3] te [plaats school 3] , onder de voorwaarde dat die schoolwijziging plaatsvindt in de zomervakantie van 2023, zodat hij daar met ingang van het schooljaar 2023-2024 ingeschreven staat;
7.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.4.
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
7.5.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. F. Brekelmans, voorzitter tevens (kinder)rechter, mr. W.P. Claus, (kinder)rechter, en mr. P. van Eijk, (kinder)rechter, bijgestaan door de griffier en in het openbaar uitgesproken op
29 november 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden.
fn: GLHB