ECLI:NL:RBNNE:2022:4577

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 november 2022
Publicatiedatum
7 december 2022
Zaaknummer
18/113705-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van heroïnetransport naar Zweden met betrokkenheid van meerdere verdachten

De rechtbank Noord-Nederland heeft op 30 november 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die werd beschuldigd van het medeplegen van een heroïnetransport naar Zweden. De verdachte had de koerier benaderd en in contact gebracht met zijn zoon, waarna zij samen het transport organiseerden. De koerier werd op 13 december 2019 in Zweden aangehouden met 10.913 gram heroïne in zijn bezit. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij het transport, ondanks de verdediging die stelde dat er onvoldoende bewijs was. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van één jaar op, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank benadrukte de ernst van het delict en de professionele aard van de drugsorganisatie, evenals de schadelijke gevolgen van de drugshandel voor de samenleving. De verdachte werd schuldig bevonden aan medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Leeuwarden
parketnummer 18/113705-21
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 30 november 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1962 te [geboorteplaats] , wonende te [woonplaats] , [straatnaam]
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzittingen van 4 oktober 2022, 6 oktober 2022 en 30 november 2022.
De verdachte is ter terechtzitting van 4 oktober 2022, de zitting waarop de inhoudelijke behandeling van de strafzaak tegen verdachte plaatsvond, verschenen, bijgestaan door mr. N. van Schaik, advocaat te Utrecht.
Het openbaar ministerie is tijdens de terechtzittingen telkens vertegenwoordigd door mr. P.M. van der Spek.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 10 december 2019 tot en met 13 december 2019 te Wolvega en/of Hoogeveen, en/of een of meer (andere ) plaatsen in Nederland en/of Zweden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk
  • buiten het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid5 van de Opiumwet, en/of
  • heeft/hebben afgeleverd en/of verstrekt en/of verkocht en/of vervoerd, en/of
  • aanwezig heeft/hebben gehad,
(ongeveer) 10.913 gram (10,913 kilogram) heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne, een middel als bedoeld vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 3] en/of een of meer (nog) (onbekend gebleven) perso(o)n(en), op een op meerdere tijdstippen in of omstreeks de maand december 2019 te Wolvega en/of een of meer (andere) plaatsen in Nederland, in Duitsland en/of in Zweden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk
  • buiten het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid5 van de Opiumwet, en/of
  • heeft/hebben afgeleverd en/of verstrekt en/of verkocht en/of vervoerd, en/of
  • aanwezig heeft/hebben gehad,
(ongeveer) 10.913,8 gram (10,913 kilogram) heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne, een middel als bedoeld vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, tot het plegen van welk misdrijf verdachte, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de maand december 2019, Wolvega en/of een of meer (andere) plaatsen in Nederland en/of in Duitsland en/of in
Zweden en/of in het Verenigd Koninkrijk, opzettelijk gelegenheid heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door
- [ [naam 1] te vragen om voornoemd/een transport uit te voeren naar Zweden, althans een auto naarZweden te rijden.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe primair aangevoerd dat er onvoldoende wettig bewijs is. Het bewijs van de vermeende betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde is te herleiden tot één bron, de verklaring van [naam 1] . Hij is
degene die zegt dat verdachte de gebruiker was van het Engelse telefoonnummer +
[telefoonnummer] . En alleen hij is degene die zegt dat verdachte via dat nummer betrokken is geweest bij (de organisatie van) dit transport. De verklaring van [naam 1] is echter ongeloofwaardig, maar bovenal wordt de inhoud ervan niet ondersteund door ander bewijs dat zijn verklaring omtrent de betrokkenheid van verdachte kan bevestigen. Er wordt niet voldaan aan het bewijsminimum.
Zijn verklaring is niet betrouwbaar doordat deze verklaring op cruciale punten wordt weerlegd door de inhoud van de (objectieve) historische telefoongegevens van de telefoon van [naam 1] zelf. Hieruit blijkt namelijk dat [naam 1] contact had met “ [naam 2] ” voor het moment dat hij naar eigen zeggen werd benaderd door verdachte om de auto te vervoeren. [naam 1] heeft ook verklaard dat verdachte hen tijdens de reis de hele tijd belde. Uit de historische telefoongegevens van de telefoon van [naam 1] blijkt echter dat er op 12 december 2019 na 16.00 uur geen contact meer is geweest. Er is derhalve ook, in tegenstelling tot hetgeen [naam 1] verklaard, tijdens de boottocht van Denemarken naar Zweden geen contact geweest met de gebruiker van het Engelse telefoonnummer.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken, wegens gebrek aan overtuigend bewijs. De verklaring van [naam 1] is op zijn minst onvoldoende betrouwbaar om een bewezenverklaring op te kunnen baseren.
Meer subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat het voor medeplichtigheid vereiste dubbel opzet ontbreekt, zodat om die reden ook vrijspraak dient te volgen. In de kern komt de verdenking erop neer dat verdachte [naam 1] heeft gevraagd of hij een auto naar Noorwegen wilde brengen. Dit is een faciliterende gedraging die op medeplichtigheid kan duiden. Er is echter geen bewijs dat verdachte wetenschap had van de drugs in de auto.
Oordeel van de rechtbank

Betrouwbaarheidsverweer

Door de raadsman is -kortgezegd- aangevoerd dat de verklaring van [naam 1] onvoldoende betrouwbaar is om een bewezenverklaring op te kunnen baseren.
De rechtbank overweegt dat [naam 1] sinds zijn aanhouding op 13 december 2019 in ruim een jaar tijd meerdere malen is gehoord, zowel door de Zweedse politie, de Nederlandse politie, als de rechtercommissaris belast met strafzaken in deze rechtbank. [naam 1] heeft vanaf het begin verklaard dat het is begonnen met een telefoontje van Verdachte die hem heeft gevraagd om een auto naar Noorwegen te rijden. In meerdere verhoren is hem het Engelse telefoonnummer voorgehouden dat de politie in zijn historische telefoongegevens heeft aangetroffen. Hem werd vervolgens telkens gevraagd of dat het nummer was waarmee Verdachte belde. [naam 1] heeft dit telkens bevestigd. De rechtbank overweegt echter dat een telefoonnummer, bestaande uit meerdere cijfers, lastig is te onthouden. De rechtbank sluit daarom niet uit dat Verdachte [naam 1] tijdens het eerste gesprek met een ander nummer heeft gebeld. Uit de verklaring van [naam 1] blijkt reeds dat Verdachte op enig moment van nummer wisselde aangezien hij niet langer gebruik maakte van zijn bij [naam 1] eerder bekende telefoonnummer en dat ze ook contact hadden via Messenger. Hij heeft immers bij de rechter-commissaris verklaard dat ze eerst contact hadden via Messenger. Dit past bij de omstandigheid dat het eerste contact niet uit de historische telefoongegevens blijkt.
De raadsman heeft voorts aangevoerd dat de verklaring van [naam 1] , dat hij tijdens de reis continu door Verdachte werd gebeld, geen steun vindt in de historische telefoongegevens van het telefoonnummer van [naam 1] . De rechtbank stelt vast dat [naam 1] dit alleen tijdens een van zijn eerste verhoren in Zweden heeft verklaard. Hij was toen zelf nog niet veroordeeld en uit zijn verklaring bij de rechter-commissaris blijkt dat hij de eerste drie maanden na zijn aanhouding boos was op Verdachte. Mogelijk dat hij dit hierdoor heeft verklaard. De rechtbank zal dit deel van zijn verklaring daarom niet gebruiken voor het bewijs.
De verklaring van [naam 1] over de feitelijke gang van zaken, zoals de ontmoeting in Hoogeveen, de overdracht van de auto en de telefonische contacten met “ [naam 2] ” voor en tijdens de reis en de telefonische contacten met een Engels telefoonnummer, vinden steun in historische telefoongegevens van het nummer van [naam 1] en de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . De rechtbank heeft daarom geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van zijn verklaring. Tevens is de rechtbank van oordeel dat hierdoor ook voldaan is aan de voorwaarde van een onafhankelijke tweede kernborn. Deze tweede kernbron hoeft geen bewijs te leveren voor de directe betrokkenheid van verdachte. De rechtbank verwerpt het verweer en zal de verklaringen van [naam 1] , met uitzondering hetgeen hij over de contacten met Verdachte tijdens de reis heeft verklaard, voor het bewijs gebruiken.

Bewijsmiddelen

Nu verdachte en zijn zoon dezelfde achternaam hebben wordt de zoon van verdachte,
[medeverdachte 3] , aangeduid met [medeverdachte 3] .
1
Bij de bespreking van het ten laste gelegde kan verwarring ontstaan waar er sprake is van [medeverdachte 3] , te weten [medeverdachte 3] en [naam 1] , zijnde [naam 1] , de koerier. De rechtbank zal laatstgenoemde aanduiden met [naam 1] .
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen
2die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.
Algemene bewijsmiddelen
De telefoonnummers
De rechtbank koppelt de hierna genoemde telefoonnummers aan de volgende personen.
[medeverdachte 3] :
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij gebruik maakt van het telefoonnummer + [telefoonnummer]
.
3
[medeverdachte 1] :
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij gebruik maakt van het telefoonnummer + [telefoonnummer]
.
4
[medeverdachte 4] :
[medeverdachte 4] heeft verklaard dat hij gebruik maakt van het telefoonnummer + [telefoonnummer]
.
5
[medeverdachte 2] :
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij gebruik maakt van het telefoonnummer + [telefoonnummer]
.
6
[naam 1] :
[naam 1] heeft verklaard dat hij gebruik maakt van het telefoonnummer + [telefoonnummer] .
7[medeverdachte 5]:
[medeverdachte 5] heeft verklaard dat hij gebruik maakt van het telefoonnummer + [telefoonnummer]
.
8
Het gebruik van de panden
[straatnaam] in Wolvega:[medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij een garagebedrijf heeft in het pand aan de [straatnaam] in Wolvega. Hij huurt dit pand.
9

Ten aanzien van het ten laste gelegde

Op 13 december 2019 kwam bij de politie een ambtsbericht vanuit Zweden binnen dat [naam 1] aldaar was aangehouden. Hij was die dag met de veerboot vanuit Denemarken in Götenburg gearriveerd en werd daar met behulp van een drugshond gecontroleerd door de douane. Hij reed in een Opel Vectra met het kentekennummer [kenteken] . De aanmelder van dit voertuig voor uitvoer betreft [naam 3] , wonende [straatnaam] te Oslo in Noorwegen.
10In dit voertuig werden op een verborgen plek gelegen achter een inzetstuk, in het dashboardkastje en in de airbag in totaal 22 met tape en plastic verpakte pakketten hard samengeperst bruin poeder aangetroffen. Uit onderzoek van het douanelaboratorium in Zweden blijkt het te gaan om heroïne met een nettogewicht van 10.913,8 gram.
11
[naam 1] heeft verklaard dat een Somalische man die hij kent onder de naam [verdachte] telefonisch contact met hem heeft opgenomen. [verdachte] gebruikte het Engelse telefoonnummer +
[telefoonnummer] en hij vroeg hem een auto naar Noorwegen te rijden. [naam 1] maakte zelf gebruik van het telefoonnummer + [telefoonnummer] . [naam 1] kent [verdachte] van vroeger. [verdachte] woont nu in Engeland, maar daarvoor woonde hij in Wolvega. [verdachte] is nog vaak in Nederland want hij heeft zonen in Nederland. Een van deze zonen heeft een garagebedrijf in Wolvega. [naam 1] is een foto getoond van verdachte en hij herkende deze persoon als de [verdachte] waarmee hij telefonisch contact heeft gehad. Na dit telefoongesprek verliep het contact via “ [naam 2] ”. “ [naam 2] ” gebruikte het telefoonnummer + [telefoonnummer] . Op 10 december 2019 heeft [naam 1] om 18.00 uur afgesproken met “ [naam 2] ” bij het casino in de [straatnaam] in Hoogeveen. Hij heeft toen één persoon gezien. Op 12 december 2019 ’s nachts heeft [naam 1] sms-berichten ontvangen van “ [naam 2] ”. Hij heeft toen een afspraak gemaakt met “ [naam 2] ” en is vervolgens door twee mannen opgehaald uit Hoogeveen. Op een parkeerplaats voor Wolvega zijn ze gestopt. [naam 1] heeft toen de auto gekregen waarmee hij later is vertrokken en in Zweden is aangehouden. De sleutels van de auto lagen onder een band. In de nacht van 12 december 2019 is hij door zowel Verdachte als “ [naam 2] ” gebeld. Verdachte en “ [naam 2] ” hadden haast; ze wilden dat hij die dag nog vertrok.
Later die dag is [naam 1] vertrokken. Via Duitsland is [naam 1] naar Denemarken gereden. Toen hij in
Denemarken moest tanken belde “ [naam 2] ” hem. In Denemarken heeft [naam 1] de boot naar Zweden genomen en is daar aangehouden. De afspraak was dat [naam 1] , wanneer hij in Oslo was, verdachte en “ [naam 2] ” zou bellen. Zij zouden dan [naam 3] bellen.
12
Uit de historische telefoongegevens blijkt dat het telefoonnummer + [telefoonnummer] , in gebruik bij [naam 1] , in de avond van 10 december 2019 in Hoogeveen was. In de periode van 18:00 tot 18:18 waren er tien contacten met het telefoonnetwerk. De telefoon bevond zich op 10 december 2019 te 18:11 uur in een gebied waarin zich de [straatnaam] te Hoogeveen bevindt. Ook blijkt uit deze gegevens dat in de periode van 10 december 2019 te 18:00 uur tot en met 10 december 2019 te 18:17 uur [naam 1] en “ [naam 2] ” met telefoonnummer + [telefoonnummer] , vijfmaal telefonisch contact hebben met elkaar. De telefoon met het telefoonnummer + [telefoonnummer] bevond zich op 10 december 2019 te 18:00 uur in een gebied waarin zich de [straatnaam] te Hoogeveen bevindt.
Uit de historische telefoongegevens blijkt ook dat het telefoonnummer + [telefoonnummer] , in gebruik bij [medeverdachte 3] , in de avond van 10 december 2019 in Hoogeveen was. De telefoon bevond zich op 10 december 2019 te 18:11 uur in een gebied waarin zich de [straatnaam] te Hoogeveen bevindt. Ook blijkt uit de historische telefoongegevens dat het telefoonnummer + [telefoonnummer] , in gebruik bij medeverdachte [medeverdachte 2] , in de avond van 10 december 2019 in Hoogeveen was. De telefoon met het telefoonnummer + [telefoonnummer] bevond zich vanaf 10 december 2019 te 18:01 uur eveneens in een gebied waarin zich de [straatnaam] te Hoogeveen bevindt. Op 10 december 2020 vanaf 18:31 uur reizen de telefoons in gebruik bij [medeverdachte 3] en
[medeverdachte 2] van Hoogeveen naar Wolvega. Uit de telefoongegevens van het telefoonnummer + [telefoonnummer] , in gebruik bij “ [naam 2] .” is te zien dat de telefoon tussen 18:17 uur en 21:26 uur niet werd gebruikt. De telefoon is op 10 december 2019 nog in Hoogeveen en op 10 december 2019 om 21:26 uur in Wolvega.
13
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij een keer met [medeverdachte 3] en
[medeverdachte 2] naar Hoogeveen is geweest. [medeverdachte 3] was toen op zoek naar een Somalische man, maar deze man en [medeverdachte 3] mochten elkaar niet zien. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn toen naar een casino geweest om voor [medeverdachte 3] te kijken of de man daar was.
14[medeverdachte 2] heeft eveneens verklaard dat hij met [medeverdachte 3] in Hoogeveen is geweest. Volgens hem was er nog iemand bij. Hij vermoedt [medeverdachte 1] .
15
Uit de historische telefoongegevens is verder het volgende gebleken. De telefoon van [naam 1] (+ [telefoonnummer] ) was de avond van 11 december 2019 in Hoogeveen. Op 12 december om 2:07 uur vertrok zijn telefoon uit Hoogeveen. Op 12 december om 03:09 was zijn telefoon terug in Hoogeveen. Kort voor deze reis op 12 december 2019 om 01:33 uur kwam er een sms-bericht binnen vanaf de telefoon van “ [naam 2] ” met het nummer + [telefoonnummer] met als inhoud: "Waar ben je dan?" Op 12 december 2019 om 01:41 uur kwam er wederom een sms-bericht binnen van “ [naam 2] ” met het nummer + [telefoonnummer] met als inhoud: "Ik ben onderweg", waarop [naam 1] een sms-bericht terugstuurt met als inhoud: "ok". De telefoon van [naam 1] heeft in deze periode de volgende masten aangestraald: Hoogeveen, Veeningen, De Wijk, Ter Idzard, Willemsoord, Steenwijk, Koekange, de Wijk, Veeningen en Hoogeveen. De telefoon had op 12 december om 2:26 uur contact met de mast welke is gelegen aan de Otterweg 10 te Ter Idzard. Gelet op de geografie binnen het antennegebied van de telefoon van [naam 1] en de daarop volgende rijrichting, is het volgens de analist van de politie aannemelijk, dat de telefoon zich op dat moment bevond op de parkeerplaats van De Weeren, een tankstation langs de oostelijke de zijde van de A32 tussen de afslag Ter Idzard en HeerenveenZuid.
De telefoon van “ [naam 2] ” (+ [telefoonnummer] ) reisde op 12 december 2019 van Wolvega naar Ter Idzard, Joure, Heerenveen, Joure, Heerenveen, Wolvega, Ter Idzard en naar Wolvega.
De telefoon had op 12 december om 2:06 uur contact met de mast welke is gelegen aan de Otterweg 10 te Ter Idzard. Gelet op de geografie binnen het antennegebied van de telefoon van “ [naam 2] ” en de daarop volgende rijrichting, is het volgens de analist van de politie aannemelijk, dat de telefoon zich op genoemd moment bevond op de parkeerplaats van De Weeren.
De telefoon van [medeverdachte 3] (+ [telefoonnummer] ) reisde op 12 december 2019 tussen 2:02 uur en 2:46 uur van Wolvega, naar Ter Idzard, Nijelamer, Heerenveen, Ter Idzard, Heerenveen, Ter Idzard, Oldeholtpade en Wolvega. De telefoon van [medeverdachte 3] had op 12 december om 2:07 uur contact met de mast welke is gelegen aan de Otterweg 10 te Ter Idzard. Gelet op de geografie binnen het antennegebied van de telefoon van [medeverdachte 3] en de daarop volgende rijrichting, is het volgens de analist van de politie aannemelijk dat de telefoon op genoemd moment zich bevond op de parkeerplaats van De Weeren.
De telefoon van [medeverdachte 5] (+ [telefoonnummer] ) reisde op 12 december 2019 tussen 1:52 en 2:55 uur van Wolvega, Oldeholtpade, Heerenveen, Oldeholtwolde, Heerenveen naar Wolvega. De telefoon van [medeverdachte 5] had op 12 december om 2:08 uur contact met de mast welke is gelegen aan de Kooiweg te Oldeholtwolde. Gelet op de geografie binnen het antennegebied van de telefoon van [medeverdachte 5] en de daarop volgende rijrichting, is het volgens de analist van de politie aannemelijk, dat de telefoon op genoemd moment zich bevond op de A32, in de nabijheid van de parkeerplaats van De Weeren.
De telefoon van [medeverdachte 2] (+ [telefoonnummer] ) had op 12 december om 1:49 uur contact met de zendmast welke is gelegen aan de Kooiweg te Oldeholtwolde. Gelet op de geografie binnen het antennegebied van de telefoon van [medeverdachte 2] en de daarop volgende rijrichting, is het volgens de analist van de politie aannemelijk, dat de telefoon op genoemd moment zich bevond, in de nabijheid van de parkeerplaats van De Weeren.
Er is in Zweden onder de personenauto, de Opel Vectra voorzien van het kenteken [kenteken] , een
GPS-tracker aangetroffen, Het telefoonnummer van deze GPS-Tracker betreft volgens onderzoek + [telefoonnummer] . Uit de historische telefoongegevens van dit telefoonnummer blijkt dat dit telefoonnummer op 12 december 2019 om 1:43 uur in Wolvega was. Vervolgens “reisde” het telefoonnummer via Heerenveen, Nijeveen, Meppel, Koekange naar Hoogeveen.
16
Volgens [medeverdachte 1] heeft hij op 12 december 2019 samen met [naam 4] een Somalische man opgehaald vanuit Hoogeveen en afgezet op de carpoolplaats tussen de afslag Wolvega en
Heerenveen. Dit was na 00.00 uur. [naam 4] heeft deze opdracht gekregen van [medeverdachte 3] .
17
Uit de historische verkeersgegevens van [medeverdachte 3] (+ [telefoonnummer] ) blijkt van contacten met [medeverdachte 1] en [naam 4] in de vroege morgen van 12 december 2019.
[medeverdachte 1] (+ [telefoonnummer] ) had driemaal telefonisch contact met [medeverdachte 3] en met [naam 4] (+ [telefoonnummer] ) tienmaal.
Ook blijkt uit deze gegevens dat het telefoonnummer van [medeverdachte 3] op 12 december 2019 om 1:20 uur contact heeft met het telefoonnummer + [telefoonnummer] . Dit betreft het telefoonnummer van de GPS-tracker dat onder de personenauto, Opel Vectra met het kenteken [kenteken] , is aangetroffen.
18
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de telefoons van [medeverdachte 3] ,
[medeverdachte 5] , [naam 4] , [medeverdachte 1] , [naam 1] “ [naam 2] ” en het telefoonnummer van de GPS-tracker in de vroege ochtend van 12 december 2019 zich hebben bevonden op parkeerplaats De Weeren.
Uit de verklaringen van [medeverdachte 1] en [naam 1] blijkt ook dat zij er zelf zijn geweest. Gelet op de verklaring van [naam 1] in onderling verband en samenhang beschouwd met de historische telefoongegevens stelt de rechtbank vast dat [naam 1] die nacht de personenauto van het merk Opel
Vectra voorzien van het kenteken [kenteken] heeft ontvangen, terwijl daarin de GPS-tracker en de in Zweden aangetroffen heroïne reeds moesten zijn ingebouwd. [naam 1] is later die dag vanuit Hoogeveen met deze personenauto vertrokken richting Noorwegen.
Gelet op de voornoemde historische telefoongegevens in combinatie met de verklaringen van [medeverdachte 1] en De Vries acht de rechtbank het zeer aannemelijk dat [medeverdachte 3] gebruik heeft gemaakt van het telefoonnummer + [telefoonnummer] . De rechtbank acht het daarom zeer waarschijnlijk dat [medeverdachte 3] de persoon is die door [naam 1] als “ [naam 2] ” wordt aangeduid. Gelet op de coördinerende rol van [medeverdachte 3] , waar het aanleveren van de auto met daarin de drugs deel van uitmaakte, in combinatie met de uiterlijke verschijningsvormen van het gedrag van [medeverdachte 3] , zoals het gebruiken van een andere naam, het telefoonnummer van een ander gebruiken en er voor zorgen dat de koerier hem niet zou zien en dan mogelijk herkennen, is de rechtbank van oordeel dat vastgesteld kan worden dat [medeverdachte 3] wist dat er in de auto pakketten met daarin harddrugs waren verstopt en dat deze naar het buitenland vervoerd moesten worden.

Het medeplegen

De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De bijdrage van de medepleger kan in uitzonderlijke gevallen vóór of ná het strafbare feit zijn geleverd. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de feitelijke uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
De rechtbank stelt de volgende rolverdeling vast. Verdachte heeft de koerier voor dit drugstransport benaderd en vervolgens in contact gebracht met zijn zoon [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] heeft hierna de meeste contacten met de koerier onderhouden en heeft gezorgd dat hij de geprepareerde auto in ontvangst nam. Samen met verdachte heeft [medeverdachte 3] bij de koerier aangegeven dat de rit naar Scandinavië spoed had en dat hij zo snel mogelijk moest vertrekken. [medeverdachte 3] heeft de koerier tijdens het transport gevolgd via de GPS-tracker. De koerier had de opdracht dat hij, wanneer hij in Oslo was aangekomen, contact met verdachte en [medeverdachte 3] op te nemen. Dit doet veronderstellen dat verdachte en [medeverdachte 3] contact onderhielden met de personen die de drugs aangeleverd zouden krijgen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 3] en mogelijk onbekend gebleven mededader(s) is komen vast te staan. Hoewel geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering, is de bijdrage van zowel verdachte als [medeverdachte 3] aan het tenlastegelegde door hun coördinerende taken bij het heroïnetransport naar het oordeel van de rechtbank van zodanig voldoende gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat: primair
hij, op een of meer tijdstippen, in de periode van 10 december 2019 tot en met 13 december 2019 te Wolvega en Hoogeveen en een of meer andere plaatsen in Nederland en Zweden, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk
  • buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en
  • heeft vervoerd en- aanwezig heeft gehad, ongeveer 10.913 gram (10,913 kilogram) heroïne, zijnde heroïne, een middel als bedoeld vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

primair medeplegen van:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod en opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod en opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot twintig maanden onvoorwaardelijk met aftrek van het voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor integrale vrijspraak en heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplegen van een heroïnetransport naar Zweden. De bestemming van dit transport was Noorwegen, maar doordat de koerier in Zweden werd aangehouden is de heroïne niet in Noorwegen aangekomen. Verdachte heeft de koerier voor dit transport benaderd en hem in contact gebracht met zijn zoon. Verdachte en zijn zoon hebben het transport georganiseerd en de koerier in bezit gesteld van de geprepareerde auto. Zij hadden ook de contacten in Noorwegen.
Het gaat hier om een professionele drugsorganisatie. Het is algemeen bekend dat verdovende middelen schade toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers van deze middelen en gebruikers hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag bekostigen, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen. Van de handel in verdovende middelen is bovendien algemeen bekend dat dit steeds meer gepaard gaat met andere, ook zwaardere vormen van criminaliteit. Daarnaast mag niet onvermeld blijven dat de uitvoer van drugs de negatieve beeldvorming in het buitenland over het Nederlandse drugsbeleid versterkt.
De rechtbank is van oordeel dan voor een ernstig delict als het onderhavige het uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur dient te zijn.
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld. Verdachte was ten tijde van het plegen van het delict woonachtig in Engeland, daarna heeft hij in Nairobi gewoond en inmiddels woont hij in Nederland bij zijn zonen.
Verdachte en zijn zoon waren zeer doelbewust in hun werkwijze om zichzelf buitenschot te houden. De mogelijke winst was voor hen en het risico voor de koerier. Dat verdachte in het contact met de koerier een ander telefoonnummer in gebruik heeft genomen, terwijl dit nummer nadien niet meer is gebruikt, doet de rechtbank concluderen dat hij zich op die manier buiten beeld trachtte te houden. De koerier heeft in Zweden een zeer forse gevangenisstraf opgelegd gekregen. Verdachte heeft op geen enkele manier van enig verantwoordelijkheidsbesef of empathie laten blijken. De koerier, die veronderstelde dat er een vriendschapsrelatie was, heeft na zijn aanhouding en veroordeling nooit iets van verdachte vernomen. Verdachte heeft geen enkele verklaring willen afleggen en gaat daarmee zijn verantwoordelijkheid uit de weg. De rechtbank realiseert zich dat de drugs niet uit de lucht zijn komen vallen. Er zijn dus leveranciers, mogelijk in een hiërarchisch hogere organisatie die verdachte en zijn medeverdachten wellicht met argusogen volgen en groot belang hebben bij het zwijgen van verdachte. Desalniettemin had verdachte in ieder geval wel kunnen verklaren over zijn beweegredenen om de weg van de (drugs)criminaliteit in te slaan en hiervoor andere mensen te gebruiken. Ook was een verklaring op zijn plaats geweest over zijn visie op een toekomst zonder criminaliteit.
Doordat verdachte ook niets over zijn persoonlijke omstandigheden heeft willen verklaren zijn er geen strafverminderende omstandigheden bij de rechtbank bekend waar rekening mee kan worden gehouden.
Alles overwegende, waarbij de rechtbank ook heeft gekeken naar vergelijkbare zaken, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van één jaar, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden en zal deze straf opleggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van één jaar.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. T.M.L. Veen en mr. M.A.A. van Capelle, rechters, bijgestaan door G.T. Zandstra-Alkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 november 2022.
Mr. T.M.L. Veen en mr. M.A.A. van Capelle zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 888;
De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met dossiercode AD-01, gesloten op 9 april 2021.
Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 890;
Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1.664;
Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1.398;
Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 2.087;
Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 3.787;
Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 2.301;
Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 899; 10 Proces-verbaal van bevindingen, p. 3.712.
11. Controle verslag van de Douane, p. 3.873 t/m 3.879;
12. Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 3.786 t/m 3.792;
13. Proces-verbaal van bevindingen, p. 3.768 t/m 3.775;
14. Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1.767 en 1.768;
15. Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 2.091 en 2.022;
16. Proces-verbaal van bevindingen, p. 3.745 t/m 3.750;
17. Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1.767 en 1.768;
18. Proces-verbaal van bevindingen, p. 3.807;