ECLI:NL:RBNNE:2022:4576

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 november 2022
Publicatiedatum
7 december 2022
Zaaknummer
18/113410-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplichtigheid aan drugstransport en witwassen na onvoldoende bewijs

De Rechtbank Noord-Nederland heeft op 30 november 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan een drugstransport en witwassen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van beide tenlasteleggingen, conform de vordering van de officier van justitie. De zaak werd behandeld in een meervoudige kamer en de verdachte was aanwezig bij de zittingen op 6 oktober en 30 november 2022, bijgestaan door zijn advocaat, mr. J. Andonovski. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. P.M. van der Spek.

De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk geven van een geldbedrag aan medeverdachten en het verwerven van geldbedragen die vermoedelijk uit misdrijf afkomstig waren. De rechtbank concludeerde dat, hoewel de verdachte aanwezig was bij het drugstransport, niet bewezen kon worden dat hij opzettelijk de kans had aanvaard dat een drugstransport zou plaatsvinden. Evenzo werd in de tweede tenlastelegging, die betrekking had op witwassen, vastgesteld dat de verdachte niet op de hoogte was van de activiteiten die via zijn bankrekening plaatsvonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte als katvanger was gebruikt door een medeverdachte.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank dat de verdachte niet wettig en overtuigend schuldig was aan de hem ten laste gelegde feiten, wat leidde tot zijn vrijspraak.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Leeuwarden
parketnummer 18/113410-21
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 30 november 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] , wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzittingen van 6 oktober 2022 en 30 november 2022.
De verdachte is ter terechtzitting van 6 oktober 2022, de zitting waarop de inhoudelijke behandeling van de strafzaak tegen verdachte plaatsvond, verschenen, bijgestaan door door mr. J. Andonovski, advocaat te Heerenveen.
Het openbaar ministerie is tijdens de ter terechtzittingen telkens vertegenwoordigd door mr. P.M. van der Spek.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
[medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 8] en/of [medeverdachte 9] , en/of één of meer (nog) (onbekend gebleven) perso(o)n(en), op een op meerdere tijdstippen in of omsteeks de periode van
28 september 2020 tot en met 6 oktober 2020, te Wolvega, gemeente Weststellingwerf en/of een of meer (andere) plaatsen in Nederland en/of in Noorwegen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk,
  • buiten het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid5 van de Opiumwet, en/of
  • heeft/hebben afgeleverd en/of verstrekt en/of verkocht en/of vervoerd, en/of
  • aanwezig heeft/hebben gehad,
een hoeveelheid heroïne en/of cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne, (althans, in elk geval) een of meer middelen als bedoeld vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, tot het plegen van welk misdrijf verdachte, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 28 september 2020 tot en met 6 oktober 2020, te Wolvega, gemeente Weststellingwerf en/of een of meer (andere) plaatsen in Nederland opzettelijk gelegenheid heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door,
- een geldbedrag te vragen, op te halen en/of te ontvangen van [medeverdachte 4] en/of
(vervolgens) dit/een geldbedrag te geven aan [medeverdachte 5] (in opdracht van
[medeverdachte 3] ), en/of
- ( ( het voertuig waar het transport uiteindelijk mee uitgevoerd is,) een BMW (met Duits kenteken[kenteken]) van en/of naar de loods van [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 1] te rijden en/of te parkeren;
2.
hij, op een of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 1 december 2020, te Wolvega, gemeente Weststellingwerf, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (van) een voorwerp, te weten een of meerdere geldbedragen (van in totaal 54.243 euro) heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans gebruik heeft gemaakt, terwijl hij (telkens) wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die geldbedragen geheel of gedeeltelijk
-onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren uit enig misdrijf.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 1. en 2. ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is -met de officier van justitie en de raadsvrouw- van oordeel dat het onder
1. en 2. ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.

Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde

Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. Verdachte reed op 28 september 2020 achter de gehuurde BMW, waar later het drugstransport mee is gepleegd, toen deze naar het pand aan de [straatnaam] te Wolvega reed. Verdachte stapte uit en samen met [medeverdachte 4] opende hij de deur van het pand, zodat de BMW het pand in kon rijden.
De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat weliswaar is komen vast te staan dat het opzet van de verdachte was gericht op het behulpzaam zijn, maar niet dat de verdachte daarmee bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat een drugstransport door de medeverdachten zou worden gepleegd. Dit betekent dat het onder 1. tenlastegelegde niet is bewezen.

Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde

De verdenking is dat via de bankrekening van het bedrijf [bedrijf] , het bedrijf waar verdachte eigenaar van was, geld is witgewassen.
Verdachte heeft verklaard dat hij het bedrijf [bedrijf] van [medeverdachte 1] moest starten.
[medeverdachte 1] regelde verder alles en verdachte heeft zelf geen autohandel gedaan.
[medeverdachte 1] had zo nu en dan de beschikking over zijn bankpas en via internetbankieren kon [medeverdachte 1] overboekingen doen van zijn bankrekening. Volgens verdachte is alles achter zijn rug om gegaan en wist hij niet wat er gebeurde. Hij verkeerde in de veronderstelling dat
[medeverdachte 1] hem hielp met zijn autobedrijf. Achteraf is hij van mening dat hij als katvanger is gebruikt door [medeverdachte 1] .
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte steun vindt in het dossier. De rechtbank acht daarom niet bewezen dat verdachte wist, dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat zijn bankrekening werd gebruikt om geldbedragen die geheel of gedeeltelijk
-onmiddellijk of middellijk- afkomstig waren uit enig misdrijf, wit te wassen. Dit betekent dat het onder 2. ten laste gelegde niet is bewezen.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1. en 2. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. T.M.L. Veen en mr. M.A.A. van Capelle, rechters, bijgestaan door G.T. Zandstra-Alkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 november 2022.
Mr. T.M.L. Veen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.