ECLI:NL:RBNNE:2022:4534

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 december 2022
Publicatiedatum
5 december 2022
Zaaknummer
18-129073-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige verdachte wegens poging tot doodslag en openlijke geweldpleging met bijkomende straf

De rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft op 1 december 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte, die werd beschuldigd van poging tot doodslag, openlijke geweldpleging en heimelijk filmen. De verdachte is veroordeeld tot een deels voorwaardelijke jeugddetentie van 165 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 100 uren. De feiten vonden plaats op 22 april 2022, toen de verdachte samen met medeverdachten het slachtoffer, [benadeelde partij 1], aanviel bij een winkelcentrum in Leeuwarden. Het slachtoffer werd meermalen geslagen en geschopt, en de verdachte haalde met een machete uit naar het bovenlichaam van het slachtoffer, wat resulteerde in een snijwond aan de elleboog. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot moord, maar dat de poging tot doodslag wel bewezen was. De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar verklaard, wat invloed had op de strafmaat. Daarnaast werd de verdachte ook veroordeeld voor het heimelijk filmen van twee meisjes in een kleedhokje van een zwembad op 13 mei 2022. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die op dat moment 14 jaar oud was, en de aanbevelingen van deskundigen over zijn gedragsstoornis. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op aan de voorwaardelijke straf, waaronder toezicht door de jeugdreclassering en deelname aan hulpverlening.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/129073-22
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/173949-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van 1 december 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 november 2022. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T.W. Delhaye, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Veen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is in de zaak met parketnummer 18/129073-22 ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 april 2022 te Leeuwarden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij 1] opzettelijk (en met voorbedachten rade) van het leven te beroven, (die [benadeelde partij 1] ) met een machete, althans een (groot) mes, dan wel een (groot) scherp en/of puntig voorwerp, (meermalen) in de richting van het hoofd/gezicht en/of het (boven)lichaam en/of de rug, heeft gestoken/geslagen en/of met die/dat machete, althans (groot) mes, dan wel een
(groot) scherp en/of puntig voorwerp, in de arm/elleboog, dan wel het lichaam, heeft geslagen/gesneden/gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 april 2022 te Leeuwarden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij 1] opzettelijk (en met voorbedachten rade) zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (die [benadeelde partij 1] ) met een machete, althans een (groot) mes, dan wel een (groot) scherp en/of puntig voorwerp, (meermalen) in de richting van het hoofd/gezicht en/of het (boven)lichaam en/of de rug, heeft gestoken/geslagen en/of met die/dat machete, althans (groot) mes, dan wel een (groot) scherp en/of puntig voorwerp, in de arm/elleboog, dan wel het lichaam, heeft geslagen/gesneden/gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 22 april 2022 te Leeuwarden openlijk, te weten, op/aan/bij de [winkelcentrum] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [benadeelde partij 1] door hem meermalen en/of met kracht tegen het hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam, te slaan en/of naar de grond te brengen/trekken/ neer te halen en/of (vervolgens) meermalen en/of met kracht op en/of tegen het lichaam te slaan en/of te schoppen;
en in de zaak met parketnummer 18/173949-22 dat:
hij op of omstreeks 13 mei 2022 te Leeuwarden, gebruik makende van een technisch hulpmiddel (telefoon) waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt opzettelijk en wederrechtelijk van [benadeelde partij 2] en/of [slachtoffer] aanwezig in een niet voor het publiek toegankelijke plaats, te weten een kleedhokje in een zwembad een filmpje en/of afbeelding heeft vervaardigd.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd in de zaak met parketnummer 18/129073-22 voor feit 1. primair in de vorm van poging tot doodslag, en feit 2. en voor het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18/173949-22.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1. primair in de zaak met parketnummer 18/129073-22. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat het voorwaardelijk opzet ontbreekt nu er geen aanmerkelijke kans op de dood van aangever was. De raadsman heeft zich met betrekking tot feiten 1. subsidiair en 2. in de zaak met parketnummer 18/129073-22 en het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18/173949-22 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1. primair in de zaak met parketnummer 18/129073-22
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor de impliciet ten laste gelegde poging tot moord. De rechtbank overweegt hiertoe dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel “voorbedachte raad” moet komen vast te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
1Het dossier en het verhandelde ter terechtzitting bieden naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten voor de vaststelling dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden. Verdachte zal dan ook van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
De rechtbank acht de onder 1. primair ten laste gelegde poging tot doodslag wel wettig en overtuigend bewezen en past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven:
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 november 2022, voor zoverinhoudend:
Op 22 april 2022 was ik in [winkelcentrum] . Wij zagen [benadeelde partij 1] staan bij de Albert Heijn. Ik heb mijn mes opgehaald, ben op hem afgerend en heb hem geslagen met mijn mes.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 23 april 2022,opgenomen op pagina 33 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2022100521 van 28 juli 2022, voor zover inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op vrijdag 22 april 2022, omstreeks 22:00 uur, ben ik gegaan naar het MCL te Leeuwarden. Daar aangekomen trof ik: [benadeelde partij 1] . Hij verklaarde mij: Vanavond stond ik voor de Albert Heijn in de [winkelcentrum] te Leeuwarden. Er waren op dat moment veel jongelui. Een van deze jongens kwam in mijn richting. Ik zag dat hij een machete uit zijn broek tevoorschijn haalde. Ik zag dat deze jongen met de machete uithaalde. Ik heb waarschijnlijk deze klap afgeweerd met mijn rechterarm want ik werd met de machete geraakt in mijn rechterarm ter hoogte van mijn elleboog. Hierdoor kreeg ik een diepe bloedende wond aan mijn arm.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 4 mei 2022,opgenomen op pagina 66 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Beeld [winkelcentrum] . Op de beelden werd door mij het volgende gezien:
Verdachte gaat hardlopend op [benadeelde partij 1] af. Hij maakt met het mes in zijn rechterhand een krachtige, diagonale, beweging van rechts naar links in de richting van het bovenlichaam van [benadeelde partij 1] . Verdachte maakt vervolgens nog een krachtige diagonale beweging van links naar rechts in de richting van de rug van [benadeelde partij 1] , maar raakt hem niet.
4. Een geschrift, te weten een geneeskundige verklaring, op een onbekende datum opgemaakt enondertekend door J.S. de Graaf, traumachirurg, opgenomen op pagina 46 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend zijn of haar verklaring:
Achternaam: [benadeelde partij 1]
Voornaam: [benadeelde partij 1]
Uitwending waargenomen letsel: snijwond rechterelleboog 5 cm
Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht: 22 april 2022
Overige van belang zijnde informatie (operaties, blijvend letsel ed.): hechting wond op SEH.
Geschatte duur van de genezing: 14 dagen.
5. Een geschrift, te weten een forensisch geneeskundig letselverslag van 5 juli 2022, opgenomen oppagina 46A e.v. van voornoemd dossier, opgemaakt en ondertekend door S.H. Estourgie, forensisch arts i.o., voor zover inhoudend zijn of haar verklaring:
Betrokkene: De heer [benadeelde partij 1]
Op de strekzijde van de rechter bovenarm, circa 2,5 cm boven de elleboog, een enkele, vrijwel horizontaal verlopende huidverkleuring, scherp afgrensbaar, roze met schilfering, circa 5 cm lang en circa 0.4 cm breed. Loodrecht hierop zijn drie vrijwel verticaal verlopende huidverkleuringen, scherp afgrensbaar, roze met schilfering en korstvorming, circa 1,5 tot 2,5 cm lang en circa 0.4 cm breed. Soort verwonding: de horizontale verkleuring kan passen bij genezen wond/litteken, de drie verticale letsels kunnen passen bij littekenvorming na hechtingen. Het beeld kan passen bij een scherpe verwonding, zoals een snijwond.
Genezingsduur: (vanaf het moment aangegeven incident): tenminste 3 weken
(Blijvende) beperking: mogelijk functiebeperking van strekken en buigen van de rechter elleboog.
Litteken zal blijvend zijn.
Relevante medische informatie: Betrokken is op de SEH geweest voor behandeling. Conclusie SEH: Snijverwonding dorsaal rechter elleboog +- 4-5 cm, wond komt tot in gewricht. Wond is gehecht.
Nadere bewijsoverweging Voorwaardelijk opzet
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat verdachte vol opzet (opzet als bedoeling) heeft gehad op de dood van aangever zodat zij dient te beoordelen of er dan sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op de dood van aangever.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier het overlijden van aangever - aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Voor de vaststelling dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan een dergelijke kans is niet alleen vereist dat verdachte de wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte een machete ter hand heeft genomen en tweemaal met kracht een slaande beweging in de richting van het bovenlichaam en de rug van aangever heeft gemaakt. Aangever heeft de slaande beweging in de richting van zijn bovenlichaam afgeweerd met zijn rechterarm als gevolg waarvan hij gewond is geraakt in zijn elleboog. Dat het slaan door verdachte met kracht is gebeurd, leidt de rechtbank af uit de camerabeelden en de omstandigheden dat er door de jas van aangever is gestoken of gesneden en dat hij als gevolg van het afweren een diepe snijwond van vijf centimeter heeft opgelopen die gehecht moest worden.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een aanmerkelijke kans dat aangever fataal letsel zou oplopen en zou komen te overlijden als gevolg van het door verdachte met kracht met de machete slaan in de richting van het bovenlichaam en de rug. Bovendien was deze kans voor verdachte voorzienbaar. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat zich in het bovenlichaam meerdere vitale organen bevinden. Naar het oordeel van de rechtbank dienen de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm aangemerkt te worden als zozeer gericht op de dood van aangever, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans daarop bewust heeft aanvaard. Van bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, is de rechtbank niet gebleken. De rechtbank acht daarmee bewezen dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van aangever. Het verweer van de raadsman wordt hieromtrent verworpen.
Ten aanzien feit 2. in de zaak met parketnummer 18/129073-22
De rechtbank acht feit 2. wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv).
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 november 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 23 april 2022,opgenomen op pagina 35 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 1] .
Ten aanzien van het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18/173949-22
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin Sv.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 november 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte van 31 mei 2022, opgenomen oppagina 1 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2022120301 van 4 juni 2022, voor zover inhoudend de verklaring van [verbalisant 3] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1. primair en 2. in de zaak met parketnummer 18/129073-22 en het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18/173949-22 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Ten aanzien van parketnummer 18/129073-22
1. primair hij op 22 april 2022 te Leeuwarden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij 1] opzettelijk van het leven te beroven, die [benadeelde partij 1] met een machete meermalen in de richting van het bovenlichaam en de rug heeft geslagen en met die machete in de arm/elleboog heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
hij op 22 april 2022 te Leeuwarden openlijk, te weten bij de [winkelcentrum] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [benadeelde partij 1] door hem meermalen met kracht tegen het hoofd en op het lichaam te slaan en naar de grond te brengen en vervolgens meermalen met kracht tegen het lichaam te slaan en te schoppen.
Ten aanzien van parketnummer 18/173949-22hij op 13 mei 2022 te Leeuwarden, gebruik makende van een technisch hulpmiddel (telefoon) waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt opzettelijk en wederrechtelijk van [benadeelde partij 2] en [slachtoffer] , aanwezig in een niet voor het publiek toegankelijke plaats, te weten een kleedhokje in een zwembad, een filmpje heeft vervaardigd.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Ten aanzien van parketnummer 18/129073-22

Poging tot doodslag.
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Ten aanzien van parketnummer 18/173949-22
Gebruik maken van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar is gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, aanwezig in een woning of op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, een filmpje vervaardigen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1. primair en 2. in de zaak met parketnummer 18/129073-22 en het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18/17394922 wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van 165 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest. De officier van justitie heeft daarbij gevorderd dat aan het voorwaardelijke strafdeel de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) worden verbonden met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 100 uren wordt opgelegd. Bij de formulering van de strafeis heeft de officier van justitie er rekening mee gehouden dat de poging tot doodslag in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een jeugddetentie waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest. Aan het voorwaardelijke strafdeel kunnen de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad worden verbonden. Daarnaast heeft de raadsman verzocht om geen taakstraf en geen gedragsbeïnvloedende maatregel (hierna: GBM) zoals bedoeld in artikel 77w Wetboek van Strafrecht op te leggen. Tot slot heeft de raadsman de rechtbank verzocht rekening te houden met de omstandigheid dat de feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op 22 april 2022 schuldig gemaakt aan twee ernstige geweldsmisdrijven gericht tegen slachtoffer [benadeelde partij 1] . In de eerste plaats heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een openlijke geweldpleging bij de Albert Heijn in [winkelcentrum] . Verdachte is samen met een groep van tien à vijftien medeverdachten op het slachtoffer afgegaan. Tijdens de daaropvolgende vechtpartij is het slachtoffer door verdachte en zijn medeverdachten onder meer tegen zijn hoofd en lichaam geslagen en geschopt. Direct na de openlijke geweldpleging is verdachte op zijn fiets gestapt en heeft hij zijn machete opgehaald. Eerder op die avond had verdachte zijn machete in een nabij gelegen bosje verstopt omdat hij naar een feest zou gaan en, naar eigen zeggen, niet wist welke jongens hij daar zou aantreffen. Verdachte is vervolgens teruggefietst naar de Albert Heijn en is op het slachtoffer af komen rennen terwijl hij met kracht uithaalde met zijn machete in de richting van het bovenlichaam en de rug van het slachtoffer. Als gevolg daarvan liep het slachtoffer een diepe wond in zijn elleboog op. Dat het letsel niet dodelijk is geweest, is een toevallige omstandigheid die niet aan verdachte te danken is. Verdachte heeft het slachtoffer naar eigen zeggen met de machete geslagen omdat het slachtoffer hem tijdens de openlijke geweldpleging naar de grond zou hebben gebracht en omdat verdachte het stoer vond om te doen. Dat verdachte om dergelijke redenen aanleiding ziet om anderen met een machete te lijf te gaan, is op geen enkele manier te rechtvaardigen.
Met zijn handelen heeft verdachte tot twee keer toe een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Dat het feit zowel lichamelijk als psychisch nog steeds een grote impact heeft op het slachtoffer, blijkt uit de toelichting op de vordering benadeelde partij en de slachtofferverklaring die ter terechtzitting naar voren is gebracht. Zo heeft het slachtoffer lange tijd pijn in zijn arm gehad en kan hij zijn arm nog steeds niet volledig buigen en strekken. Daarnaast voelt het slachtoffer zich sindsdien onveilig.
De rechtbank neemt het verdachte daarnaast kwalijk dat hij een machete mee heeft genomen de straat op en dat hij daarmee geweld heeft toegepast. Voor zowel de openlijke geweldpleging als de poging tot doodslag geldt dat deze feiten voor veel maatschappelijke onrust zorgen. Bovendien is door het handelen van verdachte het winkelend publiek, waaronder mensen die zeer dichtbij stonden, op die avond ongewild geconfronteerd met de gewelddadige uitbarsting van verdachte.
Verdachte heeft daarnaast op 13 mei 2022 heimelijk een filmpje van twee meisjes in een kleedhokje van het zwembad gemaakt. De slachtoffers waren zich aan het omkleden toen verdachte zijn telefoon over de rand van het hokje hing en hen filmde. Met zijn handelen heeft verdachte de lichamelijke integriteit van de slachtoffers geschonden en een onveilig gevoel bij hen teweeggebracht. De slachtoffers hadden erop moeten kunnen vertrouwen dat zij in een afgesloten omkleedhokje niet bespied en gefilmd zouden worden.
Persoon van de verdachte
Naast de ernst van de feiten houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Ten tijde van de ten laste gelegde feiten was verdachte 14 jaar oud. Uit de justitiële documentatie van 14 september 2022 blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van het Pro Justitiarapport van 22 september 2022, opgemaakt door drs. D. Breuker, forensisch GZ-psycholoog. Uit het rapport blijkt dat bij verdachte een lichte normoverschrijdende gedragsstoornis met beperkte pro-sociale emoties kan worden vastgesteld. Deze gedragsstoornis houdt mede verband met tekortschietende pedagogische vaardigheden in het gezin waar verdachte opgroeit en de aldaar aanwezige taal- en cultuur barrière. Op sociaal-emotioneel gebied is verdachte onderontwikkeld en functioneert hij op het niveau van een acht- tot tienjarige. Verdachte heeft een gebrekkig gedragsrepertoire en onvoldoende probleembesef, zelfinzicht en invoelend vermogen. Ten tijde van de ten laste gelegde poging tot doodslag speelden er zowel op emotioneel-, cognitief- als gedragsmatig vlak antisociale en primitieve handelingen, opvattingen en gevoelens een rol. Die handelingen, opvattingen en gevoelens houden verband met de normoverschrijdende gedragsstoornis en hebben de gedragskeuzes en de gedragingen van verdachte beïnvloed ten tijde van het ten laste gelegde. De psycholoog heeft geadviseerd dit feit in verminderde mate toe te rekenen aan verdachte. De rechtbank neemt, mede gelet op de toedracht van het feit en de indruk die verdachte ter terechtzitting op de rechtbank heeft gemaakt, voormelde conclusie over. De rechtbank concludeert dat dit feit in verminderde mate aan verdachte is toe te rekenen en zal hiermee rekening houden bij de bepaling van de straf.
De psycholoog heeft voorts geconcludeerd dat de kans op geweldsrecidive matig is. Om het recidiverisico te verminderen, adviseert de psycholoog oplegging van een GBM voor de duur van een jaar. Door middel van een GBM kan er voor langere tijd geïnvesteerd worden in behandelinterventies op verschillende leefgebieden. De psycholoog acht het daarnaast aangewezen om het traject bij “Kijk Vooruit” voort te zetten en te intensiveren met naast dagbesteding het volgen van intern onderwijs en doordeweeks wonen. Verder acht de psycholoog opvoedondersteuning nodig waarbij gedacht kan worden aan het inzetten van Multisysteemtherapie. Indien oplegging van een GBM niet mogelijk is, is een (deels) voorwaardelijk strafkader aangewezen met in de bijzondere voorwaarden dezelfde interventies opgenomen.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op het rapport van de Raad van 9 november 2022. Uit het rapport blijkt dat het recidiverisico als hoog wordt ingeschat. De Raad ziet echter dat het recidiverisico tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis is verminderd als gevolg van de intensieve schorsingsvoorwaarden. Verdachte heeft zich goed aan de voorwaarden gehouden en deze bieden hem structuur. Daardoor is sprake van een prille en kwetsbare positieve ontwikkeling bij verdachte. Vanuit zijn thuissituatie heeft verdachte onvoldoende sturing gekregen. Omdat de kern van de problematiek bij verdachte grotendeels in de opvoedsituatie lijkt te zitten, wordt een vorm van opvoedondersteuning wenselijk geacht.
De Raad onderschrijft de diagnose van de psycholoog en signaleert dat het reguleren en uiten van gevoelens, emoties en gedachten voor verdachte een aandachtspunt is. Verdachte is gebaat bij een gezinssysteem waarbij hij aansturing, stimulans, toezicht en passende begrenzing en beloningen krijgt. Middels de ingezette hulpverlening van de Jeugdreclassering op een zorgboerderij wordt daar op ingezet. Dit traject dient naar het oordeel van de Raad gecontinueerd en uitgebreid te worden. De Raad adviseert om aan verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de Jeugdreclassering, medewerking verlenen aan de maatregel Intensieve Trajectbegeleiding Harde Kern voor de duur van zes maanden, het volgen van onderwijs en/of dagbesteding en medewerking verlenen aan de noodzakelijk geachte hulpverlening. De Raad adviseert om deze bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. De Raad adviseert negatief over oplegging van een GBM en een werkstraf. Naar het oordeel van de Raad is oplegging van een GBM niet noodzakelijk gelet op de te stellen bijzondere voorwaarden.
Ter terechtzitting heeft de Raad gepersisteerd bij haar advies. De Raad acht oplegging van een GBM op dit moment nog een stap te ver. Er is sprake van een positieve ontwikkeling bij verdachte die onder meer te wijten is aan de dagbesteding. Er wordt stapsgewijs gekeken naar wat verdachte nodig heeft en op welke wijze de Intensieve Trajectbegeleiding Harde Kern kan worden afgebouwd.
De rechtbank heeft tot slot acht geslagen op de ter terechtzitting gegeven toelichting van de Jeugdreclassering. De Jeugdreclassering heeft aangegeven dat verdachte leerbaar is en nu de mogelijkheid krijgt om zich te ontwikkelen. Er wordt gezocht naar Intensieve Ambulante Gezinsondersteuning. Vanaf januari 2023 zal er vanuit CM Zorg in Groningen een Antilliaanse medewerker die Papiamento spreekt worden ingezet.
Op te leggen straf
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigen de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten, in het bijzonder feiten 1. primair en 2. in de zaak met parketnummer 18/129073-22, zonder meer oplegging van een lange onvoorwaardelijke jeugddetentie. Het gemak waarmee verdachte op een zeer jonge leeftijd is overgegaan tot het aanwenden van ernstig geweld, baart de rechtbank grote zorgen. Mede vanwege de verklaring die verdachte vervolgens heeft gegeven voor zijn handelen, inhoudende dat hij stoer wilde doen, en gelet op de ogenschijnlijke afwezigheid van berouw of inzicht in de gevolgen van zijn handelen. Bovendien blijkt uit de rapportages dat het recidiverisico wordt ingeschat als matig tot hoog. De rechtbank heeft dan ook overwogen of oplegging van een PIJ-maatregel een passende strafmodaliteit zou zijn. Ondanks de ernst van de feiten en het recidiverisico, zal de rechtbank aan verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie opleggen. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte sinds 6 juli 2022 door het gerechtshof is geschorst uit de voorlopige hechtenis en dat hij zich blijkens de rapportages sindsdien goed houdt aan de strenge schorsingsvoorwaarden. Inmiddels is er een zorgtraject gestart waardoor een voorzichtige maar positieve ontwikkeling bij verdachte is waar te nemen. Gelet op het voorgaande kan de rechtbank in redelijkheid het reeds gestarte traject niet meer doorbreken en zal zij aan verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie opleggen waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie van 165 dagen, met aftrek van de dagen doorgebracht in voorarrest, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, passend en geboden is. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel de door de Raad geformuleerde bijzondere voorwaarden verbinden waaraan verdachte zich gedurende een proeftijd van 2 jaren moet houden. Om de ernst van de feiten te benadrukken zal de rechtbank daarnaast aan verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 100 uren opleggen. Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat de poging tot doodslag in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Gelet op de problematiek van verdachte en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, moet er naar het oordeel van de rechtbank ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank zal daarom bepalen dat de hierna op grond van artikel 77z Wetboek van strafrecht te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 77aa Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
De rechtbank ziet gelet op de te stellen bijzondere voorwaarden geen aanleiding om de door de psycholoog geadviseerde GBM op te leggen. De officier van justitie heeft bovendien oplegging van deze maatregel niet gevorderd.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[benadeelde partij 1] , vertegenwoordigd door mr. A. Stuij, tot een bedrag van € 488,90 tervergoeding van materiële schade en € 8.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 22 april 2022 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[benadeelde partij 2] , tot een bedrag van € 200,00 ter vergoeding van immateriële schade,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 mei 2022 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van benadeelde partij [benadeelde partij 1]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor wat betreft het materiële gedeelte volledig kan worden toegewezen en voor het immateriële gedeelte tot een bedrag van € 3.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel waarbij het aantal dagen dat gijzeling kan worden toegepast wordt bepaald op nul. Het overige gedeelte van de vordering dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Ten aanzien van benadeelde partij [benadeelde partij 2]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard wegens gebrek aan onderbouwing.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van benadeelde partij [benadeelde partij 1]
De raadsman heeft zich ten aanzien van de materiële schade op het standpunt gesteld dat deze gedeeltelijk toewijsbaar is tot een bedrag van € 179,95. De kosten die betrekking hebben op de vergoeding van de broek van de benadeelde partij zijn gelet op de afschrijving daarvan slechts voor de helft toewijsbaar. De kosten die zien op de vergoeding van de telefoon dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat niet is gebleken dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het ten laste gelegde feit.
Met betrekking tot de immateriële schade heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat deze gedeeltelijk toewijsbaar is tot een bedrag van € 1.000,00. Het overige deel van de vordering dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Ten aanzien van benadeelde partij [benadeelde partij 2]
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard wegens gebrek aan onderbouwing.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van benadeelde partij [benadeelde partij 1] Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is het voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade aan zijn jas (€ 149,95) en broek (€ 59,95) heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1. primair bewezen verklaarde feit. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het matigen van de schadebedragen door middel van een afschrijvingspercentage en zal de bedragen daarom volledig toewijzen.
De rechtbank zal de kosten die zien op de reparatie van de telefoon van de benadeelde partij nietontvankelijk verklaren. Het is onvoldoende gebleken dat die schade in een rechtstreeks verband staat met de bewezen verklaarde feiten. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft € 8.500,00 aan immateriële schade gevorderd. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1. primair bewezen verklaarde feit. Aangezien de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen, heeft hij op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek begroot de rechtbank de immateriële schade naar billijkheid op € 2.000,00. Bij de begroting van de schade heeft de rechtbank onder meer gelet op de aard van de aansprakelijkheid en de ernst van het aan verdachte gemaakte verwijt, de aard van het letsel, de ernst van het letsel (waaronder de duur en intensiteit) en de verwachting ten aanzien van het herstel van het slachtoffer (zoals blijkt uit de onderbouwing van de vordering benadeelde partij en de door de deskundigen opgemaakte letselverslagen). Daarnaast heeft de rechtbank bij de begroting gelet op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare zaken zijn toegekend. De rechtbank zal de vordering voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. Het aantal dagen dat gijzeling kan worden toegepast bepaalt de rechtbank vanwege de leeftijd van de verdachte op nul.
Veroordeling in de kosten
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente over de toegewezen schadebedragen toewijzen vanaf de datum van het ontstaan van de schade, te weten 22 april 2022. Dit zal ook worden bepaald ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Naar het oordeel van de rechtbank is het voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde in de zaak met parketnummer 18/173949-22. Verdachte heeft met zijn handelen een dusdanige inbreuk gemaakt op de privacy en de lichamelijke integriteit van de benadeelde partij dat dit in zichzelf als aantasting van de persoon op andere wijze zoals bedoeld in artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek dient te worden beschouwd. De rechtbank neemt daarbij de zeer jonge leeftijd van de benadeelde partij in aanmerking. De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde schadebedrag redelijk is en zal dit dan ook geheel toewijzen.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. Het aantal dagen dat gijzeling kan worden toegepast bepaalt de rechtbank vanwege de leeftijd van de verdachte op nul.
Veroordeling in de kosten
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente over het toegewezen schadebedrag toewijzen vanaf de datum van het ontstaan van de schade, te weten 13 mei 2022. Dit zal ook worden bepaald ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 139f, 141 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het in de zaak met parketnummer 18/129073-22 onder 1. primair en 2 ten laste gelegde en het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18/173949-22 bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 165 dagen.

Bepaalt dat van deze jeugddetentie
een gedeelte, groot 120 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op
twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij de
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (WSSjbjr), telefoonnummer 088 5260000, en dat hij zich daarna zal blijven melden zo lang en zo frequent als deze instelling dat noodzakelijk acht;
2. dat veroordeelde voor de duur van zes maanden medewerking verleent aan de maatregelIntensieve Trajectbegeleiding Harde Kern (ITB Harde Kern);
3. dat veroordeelde gedurende de proeftijd of zoveel korter als de Jeugdreclassering dat noodzakelijkacht zal meewerken aan het volgen van onderwijs/het hebben van dagbesteding, zulks ter beoordeling van de Jeugdreclassering;
4. dat veroordeelde gedurende de proeftijd of zoveel korter als de Jeugdreclassering dat noodzakelijkacht zal meewerken aan de noodzakelijk geachte hulpverlening, zulks ter beoordeling van de Jeugdreclassering.
Geeft aan de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (WSSjbjr), een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot enmet het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de Jeugdreclassering zo vaak en zolang als de Jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 100 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van
50 dagenzal worden toegepast.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Benadeelde partijen

Ten aanzien van parketnummer 18/129073-22, feit 1. primair
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
[benadeelde partij 1]te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 april 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan de uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering voor het overige betreft niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van
[benadeelde partij 1]aan de Staat te betalen een bedrag van
€ 2.209,90(zegge: tweeduizend tweehonderdnegen euro en negentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 april 2022. Dit bedrag bestaat uit € 209,90 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 0 dagen.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van parketnummer 18/173949-22
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
[benadeelde partij 2]te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 mei 2022 tot de dag van algehele voldoening
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan de uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van
[benadeelde partij 2]aan de Staat te betalen een bedrag van
€ 200,00(zegge: tweehonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 mei 2022. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 0 dagen.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. F. van der Meulen en mr. A.G.D. Overmars, rechters, bijgestaan door mr. M.A. Toussaint, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 december 2022.