ECLI:NL:RBNNE:2022:4530

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 oktober 2022
Publicatiedatum
5 december 2022
Zaaknummer
18-079895-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijk brand stichten met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar

De rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft op 13 oktober 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die opzettelijk brand heeft gesticht in zijn woning, met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen. De verdachte, die onder invloed van een psychose handelde, heeft een brandende theedoek in een doos gelegd, wat leidde tot een gevaarlijke situatie. De rechtbank heeft de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar verklaard en de nadruk gelegd op behandeling en begeleiding. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 720 dagen, waarvan 628 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor behandeling en begeleiding. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische problemen en het feit dat hij de brand zelf heeft gedoofd. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gedeeltelijk afgewezen en geen taakstraf opgelegd, omdat de bijzondere voorwaarden voldoende zijn om het recidiverisico te verlagen. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/079895-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van 13 oktober 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , thans verblijvende te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 29 september 2022. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. Albayrak, advocaat te Heerenveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S. Broekstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de nacht van 29 op 30 maart 2022, te Leeuwarden, in de woning [adres] , opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een doos, althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan de woning [adres] , geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor het interieur van die woning en/of die woning en/of aangrenzende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor een of meer (slapende) perso(o)n(en) in aangrenzende woningen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer (slapende) perso(o)n(en) in aangrenzende woningen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht net als de officier van justitie en de raadsman het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Omdat verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 september 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek woning ( [adres] ) van 4 april 2022, opgenomen op pagina 34 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2022078813 van 16 juni 2022, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant 1] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding verdachte van 30 maart2022, opgenomen op pagina 59 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant 2] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de nacht van 29 op 30 maart 2022 te Leeuwarden in de woning [adres] opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een brandbare stof, ten gevolge waarvan brand is ontstaan en daarvan gemeen gevaar voor die woning en aangrenzende woningen en levensgevaar voor slapende personen in aangrenzende woningen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor slapende personen in aangrenzende woningen te duchten was.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 720 dagen, waarvan 628 dagen voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest. De officier van justitie heeft daarbij gevorderd dat aan het voorwaardelijke strafdeel de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering worden verbonden met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een taakstraf voor de duur van 180 uren wordt opgelegd. Bij de formulering van de strafeis heeft de officier van justitie er rekening mee gehouden dat het feit in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om een straf op te leggen waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest. Aan het voorwaardelijke strafdeel kunnen de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering worden verbonden. Daarnaast heeft de raadsman de rechtbank verzocht om de door de officier van justitie geëiste taakstraf niet op te leggen. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat een taakstraf niet van toegevoegde waarde is gelet op de geadviseerde bijzondere voorwaarden en het daarmee samenhangende lange behandelen begeleidingstraject dat verdachte zal volgen. Een taakstaf zou daarnaast mogelijk de terugkeer van verdachte in de maatschappij in de weg kunnen staan. Tot slot heeft de raadsman de rechtbank verzocht rekening te houden met de omstandigheid dat het feit in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van het feit
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
In de nacht van 29 op 30 maart 2022 heeft verdachte zich onder invloed van een psychose schuldig gemaakt aan brandstichting in de woning die hij destijds huurde. Verdachte heeft een theedoek aangestoken met een aansteker en heeft de brandende theedoek vervolgens in een doos gelegd. Verdachte heeft naar eigen zeggen de brand gesticht zodat de politie zou komen en hem en zijn angsten serieus zou nemen. Eerder op die avond had verdachte al contact gehad met de politie, maar hij voelde zich onvoldoende gehoord. Met zijn handelen heeft verdachte een gevaarlijke situatie in het leven geroepen. De woning van verdachte was gelegen in een appartementencomplex en in de aangrenzende appartementen waren op het moment van de brand bewoners aanwezig. Door de rookontwikkeling op de begane grond en in de toegangshal van het complex is er gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en levensgevaar voor de bewoners van de aangrenzende appartementen ontstaan. Daarnaast is er door de brand gemeen gevaar voor goederen ontstaan. De gevolgen van de brand zijn gelukkig beperkt gebleven, mede doordat verdachte zelf de brandende theedoek met water heeft gedoofd en de hulpdiensten heeft gebeld. De rechtbank houdt hiermee rekening, maar dit neemt niet weg dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een ernstig misdrijf.
Persoon van de verdachte
Naast de ernst van het feit houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft acht geslagen op de justitiële documentatie van verdachte van 2 juli 2022. Uit die documentatie blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens soortgelijke misdrijven.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van het psychologisch Pro Justitiarapport van 18 juli 2022 opgemaakt door D. Breuker, forensisch GZ-psycholoog. De psycholoog concludeert in het rapport dat verdachte een zwakbegaafde en kwetsbare man is die zich onvoldoende zelfstandig en emotioneel stabiel heeft kunnen ontwikkelen. Verdachte kampt zowel met stress- en verslavingsgevoeligheid als met tekortschietende coping- en sociale vaardigheden. Hij heeft bovendien de neiging om zijn toevlucht te zoeken in het gebruik van verdovende middelen zoals alcohol, cannabis en cocaïne. Ook kampt verdachte met een gameverslaving. In de aanloop naar het ten laste gelegde feit was sprake van een kortdurende psychotische stoornis als gevolg van dagenlang speedgebruik en onvoldoende slaap en eten. Verdachte had daarbij last van een gestoorde realiteitswaarneming met auditieve hallucinaties en paranoïde wanen. Verdachte hoorde geluiden afkomstig uit zijn computer en huis en had de overtuiging dat er mensen zouden komen om hem te vermoorden. De psychose en de auditieve hallucinaties en paranoïde wanen hebben de gedragskeuzes en de gedragingen van verdachte beïnvloed ten tijde van het ten laste gelegde. De psycholoog heeft geadviseerd het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen aan verdachte. De rechtbank neemt, mede gelet op de toedracht van het feit, voormelde conclusie over. De rechtbank concludeert dat het feit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen is en zal hiermee rekening houden bij de bepaling van de straf.
De psycholoog heeft voorts geconcludeerd dat het recidiverisico matig is. De kans op recidive kan worden verminderd met behulp van een klinisch traject waarbij verdachte een inzicht vergrotende behandeling volgt met psycho-educatie en waarbij een delict-analyse en preventieplan worden opgesteld. Na het klinische traject dient verdachte door te stromen naar een begeleide en/of beschermde woonvoorziening. De psycholoog adviseert om voornoemde interventies op te leggen als bijzondere voorwaarden bij een deels voorwaardelijke straf. Daarnaast adviseert de psycholoog om de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen om verdachte langdurig onder toezicht te stellen.
De rechtbank heeft eveneens acht geslagen op het reclasseringsadvies van Verslavingszorg NoordNederland van 17 augustus 2022. De reclassering schat het risico op recidive in als hoog op het moment dat verdachte geen behandeling en/of begeleiding krijgt. Op het moment dat verdachte dit wel krijgt, wordt het risico op recidive ingeschat als laag. Om de recidivekans te verkleinen adviseert de reclassering om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een opname in een zorginstelling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een alcohol- en drugsverbod en dagbesteding.
Op te leggen straf
De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat op het feit enkel gereageerd kan worden met oplegging van een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank acht het echter niet opportuun dat verdachte langer in detentie moet verblijven dan zijn voorarrest tot de schorsing daarvan heeft geduurd. Verdachte verbleef reeds 92 dagen in voorarrest, voordat de voorlopige hechtenis werd geschorst en verdachte werd opgenomen op de Forensische Psychiatrische Afdeling (hierna: de FPA) te [plaats] . Uit het reclasseringsrapport blijkt dat de klinische opname op de FPA goed verloopt en dat verdachte zich houdt aan de instellingsregels. Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij een zorgkader nodig heeft om dingen te leren en dat hij bereid is zich te houden aan de door de reclassering gestelde voorwaarden, met uitzondering van het verplicht innemen van medicatie. De rechtbank leidt uit de rapportages en de verklaring van verdachte af dat verdachte gebaat is bij begeleiding en behandeling van de bij hem aanwezige problematiek. Om voornoemde reden acht de rechtbank het aangewezen om een straf op te leggen waarbij de nadruk ligt op de behandeling en begeleiding van verdachte teneinde het recidiverisico te verlagen. De rechtbank zal daarom aan verdachte een deels voorwaardelijke straf opleggen waarbij het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Daarmee wordt enerzijds de ernst van het feit benadrukt en anderzijds dient dit voorwaardelijke strafdeel het doel verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan (soortgelijke) stafbare feiten.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 720 dagen, met aftrek van de dagen doorgebracht in voorarrest, waarvan 628 dagen voorwaardelijk, passend en geboden is. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke strafdeel de door de reclassering geformuleerde bijzondere voorwaarden verbinden waaraan verdachte zich gedurende een proeftijd van drie jaren moet houden. De rechtbank zal het innemen van medicijnen niet opnemen als onderdeel van de opname in een zorginstelling nu zij daartoe geen aanleiding ziet.
De rechtbank zal in afwijking van de eis van de officier van justitie, naast de gevangenisstraf geen taakstraf opleggen. Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de duur en de intensiviteit van de op te leggen bijzondere voorwaarden voldoende zijn om het recidiverisico in te perken. Daarnaast heeft de rechtbank in strafverminderde zin rekening gehouden met de omstandigheden dat het feit in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend, dat verdachte zelf de brand heeft geblust en de hulpdiensten heeft gebeld en dat verdachte inziet dat hij behandeling nodig heeft en dat hij zich daarvoor inzet waardoor de behandeling tot op heden goed verloopt. Gelet op voornoemde redenen is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een taakstraf naast een gevangenisstraf niet opportuun is. De rechtbank ziet gelet op de te stellen bijzondere voorwaarden evenmin aanleiding om de door de psycholoog geadviseerde gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op te leggen. De officier van justitie heeft bovendien oplegging van deze maatregel niet gevorderd en daarnaast heeft de reclassering geen advies uitgebracht over deze maatregel.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 157 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 720 dagen

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 628 dagen,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich, binnen veertien dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis,meldt bij Verslavingszorg Noord-Nederland (VNN), Oostergoweg 6 te Leeuwarden, en dat hij zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode, die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd en op de door de reclassering te bepalen plaatsen en tijdstippen, blijft melden bij deze instelling, zo frequent en zolang die instelling dat noodzakelijk acht;
dat de veroordeelde, gedurende een jaar of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht, deopname in de FPA te [plaats] of een soortgelijke zorginstelling continueert, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Indien de reclassering een overgang naar ambulante zorg noodzakelijk acht, werkt de veroordeelde mee aan indicatiestelling en plaatsing;
dat de veroordeelde, aansluitend op de klinische opname in de FPA te [plaats] of een soortgelijkezorginstelling en zodra er een plek voor hem beschikbaar is, verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, zulks ter beoordeling van de reclassering. Het verblijft duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht. De veroordeelde houdt zich daarbij aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
dat de veroordeelde zich, gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering noodzakelijkacht, zal onthouden van het gebruik van drugs en alcohol en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek en ademonderzoek;
dat de veroordeelde, gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht,meewerkt aan het vinden en behouden van passende dagbesteding, zulks ter beoordeling van de reclassering.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. Praamstra, voorzitter, mr. N.A. Vlietstra en mr. B.F. Hammerle, rechters, bijgestaan door mr. M.A. Toussaint, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 oktober 2022.