ECLI:NL:RBNNE:2022:4528

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 september 2022
Publicatiedatum
5 december 2022
Zaaknummer
18-730278-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag na steekincident in café

Op 27 september 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De verdachte heeft op 18 maart 2022 in een café te Leeuwarden het slachtoffer meermalen met een mes gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een onaanvaardbare inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, die ernstige verwondingen opliep, waaronder een infectie van de linkerlong en een bloeding van de milt. De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar verklaard, wat invloed heeft gehad op de strafmaat. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaren, met aftrek van het voorarrest, en heeft daarnaast een maatregel opgelegd zoals bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verstandelijke beperking. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding is gedeeltelijk toegewezen, met een totaalbedrag van € 13.985,00, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/069298-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van 27 september 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte]geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende te [woonadres] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 september 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B. Klunder, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. Janssens.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 18 maart 2022 te Leeuwarden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij] opzettelijk van het leven te beroven, voornoemde [benadeelde partij] meermalen met een mes, althans een scherp voorwerp, heeft gestoken in het bovenlichaam, althans het lichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 18 maart 2022 te Leeuwarden aan [benadeelde partij] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een ernstige infectie van de linkerlong en/of een bloeding van de milt, heeft toegebracht door voornoemde [benadeelde partij] meermalen met een mes, althans een scherp voorwerp, te steken in het bovenlichaam, althans het lichaam;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 18 maart 2022 te Leeuwarden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
voornoemde [benadeelde partij] meermalen met een mes, althans een scherp voorwerp, heeft gestoken in het bovenlichaam, althans het lichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het primair ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht net als de officier van justitie en de raadsvrouw het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Omdat verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 13 september 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 20 maart 2022,opgenomen op pagina 68 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2022068908 van 19 april 2022, voor zover inhoudend als verklaring van [benadeelde partij] ;
een geschrift, te weten een forensisch geneeskundig letselverslag van 5 april 2022, opgenomen oppagina 16 e.v. van voornoemd dossier, opgemaakt en ondertekend door I.I. Hoogland, forensisch arts in opleiding, voor zover inhoudend als zijn of haar verklaring;
een geschrift, te weten een geneeskundige verklaring van 21 april 2022, opgenomen op pagina 30 van voornoemd dossier, opgemaakt en ondertekend door A. Munzebrock, arts, voor zover inhoudend als zijn of haar verklaring;
een geschrift, te weten een forensisch geneeskundig letselverslag van 14 juni 2022, losopgenomen in voornoemd dossier, binnengekomen bij het arrondissementsparket Noord-Nederland op 14 juni 2022, opgemaakt en ondertekend door A.J. Schrooyen, forensisch arts, voor zover inhoudend als zijn of haar verklaring.
Nadere bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat verdachte vol opzet (opzet als bedoeling) heeft gehad op de dood van aangever, zodat zij dient te beoordelen of er dan sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op de dood van aangever.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier het overlijden van aangever – aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Voor de vaststelling dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan een dergelijke kans is niet alleen vereist dat verdachte de wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop heeft toegenomen). Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte in het café met onder meer aangever de confrontatie heeft gezocht. Tijdens deze confrontatie heeft verdachte een mes ter hand genomen en heeft hij aangever meermalen met kracht in het bovenlichaam gestoken. Gelet op de omstandigheid dat aangever aanvankelijk dacht dat het om klappen ging en gelet op de ernst van de verwondingen, gebeurde het steken met aanzienlijke kracht. Aangever heeft drie steekverwondingen opgelopen in de borstholte en in de buik met onder meer een infectie van de long, een scheur in het middenrif en een bloeding van de milt tot gevolg.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een aanmerkelijke kans dat aangever zou komen te overlijden als gevolg van het door verdachte met het mes steken naar of in het bovenlichaam van aangever en dat deze kans voor verdachte voorzienbaar was. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat zich in het bovenlichaam meerdere vitale organen bevinden. Dat wordt bevestigd door het letselverslag van 14 juni 2022 waarin is vermeld dat de kans op overlijden zeer aannemelijk is bij steekverwondingen in de borst of in de organen, zoals de milt.
Door onder voornoemde omstandigheden aangever meermalen te steken met een mes in het bovenlichaam, is de rechtbank van oordeel dat verdachte met zijn gedragingen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever zou komen te overlijden. Het primair ten laste gelegde feit kan dan ook wettig en overtuigend worden bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 18 maart 2022 te Leeuwarden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij] opzettelijk van het leven te beroven, voornoemde [benadeelde partij] meermalen met een mes heeft gestoken in het bovenlichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op: poging tot doodslag.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht zal worden opgelegd. Bij de formulering van de strafeis heeft de officier van justitie er rekening mee gehouden dat het feit in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf gematigd dient te worden en dat de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel niet opgelegd dient te worden. De raadsvrouw heeft primair verzocht om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een taakstraf op te leggen zodat verdachte zijn woning kan behouden. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waaraan de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering kunnen worden verbonden. Daarbij heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht om rekening te houden met de persoon van verdachte en de omstandigheid dat het feit in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over hem opgestelde rapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van het feit
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op de avond van 18 maart 2022 het slachtoffer in een café meermalen gestoken met een mes. Verdachte voelde zich door een bekende van het slachtoffer onheus bejegend en werd agressief naar deze bekende. Toen het slachtoffer verdachte daarop aansprak richtte verdachte zich op het slachtoffer en stak hij hem meerdere keren met een mes in het bovenlichaam. Dat verdachte om een dergelijke reden aanleiding ziet om anderen met een mes te lijf te gaan is op geen enkele manier te rechtvaardigen. Het slachtoffer liep drie steekverwondingen op met ernstig letsel tot gevolg. Dat het letsel niet dodelijk is geweest, is een toevallige omstandigheid die niet aan verdachte te danken is.
Door op deze wijze te handelen heeft verdachte een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank rekent dit verdachte aan. Dat het feit zowel lichamelijk als psychisch nog steeds een grote impact heeft op het slachtoffer en zijn omgeving, blijkt uit de toelichting op de vordering die het slachtoffer heeft ingediend en de slachtofferverklaring die ter terechtzitting naar voren is gebracht. Zo heeft het slachtoffer diverse medische ingrepen moeten ondergaan en resteren er meerdere littekens van de steekverwondingen en de operaties. In fysieke zin is ook nu nog geen sprake van een medische eindsituatie. Daarnaast is het slachtoffer doorverwezen naar een psycholoog in verband met psychische klachten.
De rechtbank neemt het verdachte daarnaast kwalijk dat hij een mes heeft meegenomen naar een café en dat hij daarmee, in het bijzijn van zijn minderjarige dochter, geweld heeft toegepast. Een poging tot doodslag zorgt voor veel maatschappelijke onrust. Bovendien zijn de overige cafébezoekers op die avond ongewild geconfronteerd met de gewelddadige uitbarsting van verdachte.
Persoon van de verdachte
Naast de ernst van het feit houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft acht geslagen op de justitiële documentatie van verdachte van 4 augustus 2022. Uit die documentatie blijkt dat verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan dit feit niet onherroepelijk is veroordeeld wegens soortgelijke misdrijven. In de periode daarvoor is wel sprake geweest van strafbare feiten waarbij verdachte geweld heeft gebruikt.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van het psychologisch Pro Justitiarapport van 11 juni 2022 opgemaakt door drs. M.C. Overduin, klinisch psycholoog. De psycholoog concludeert in het rapport dat verdachte matig verstandelijk beperkt is. Door zijn verstandelijke beperking begrijpt verdachte ingewikkelde structuren niet, legt hij moeilijk verbanden en weet hij sociale situaties en risico’s niet adequaat in te schatten. Verdachte voelt zich daardoor al snel overprikkeld en bedreigd. In dergelijke situaties is verdachte niet in staat om zijn emoties en impulsen te reguleren en wordt hij al snel verbaal agressief, wat in sommige gevallen kan escaleren tot fysieke agressie. De verstandelijke beperking en de gevolgen daarvan hebben de gedragskeuzes en de gedragingen van verdachte beïnvloed ten tijde van het ten laste gelegde. De psycholoog heeft geadviseerd het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen aan verdachte. De rechtbank neemt, mede gelet op de toedracht van het feit en de indruk die verdachte ter zitting op de rechtbank heeft gemaakt, voormelde conclusie over. De rechtbank concludeert dat het feit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen is en zal hiermee rekening houden bij de bepaling van de straf.
De psycholoog heeft voorts geconcludeerd dat de kans op recidive hoog is bij ongewijzigde omstandigheden. Het recidiverisico is terug te brengen tot laag tot matig in de situatie waarbij verdachte intensieve begeleiding krijgt die is toegespitst op zijn verstandelijke beperking.
Geadviseerd wordt om aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden onder meer een ambulante behandeling en woonbegeleiding.
De rechtbank heeft eveneens acht geslagen op het advies van Reclassering Nederland van 1 augustus 2022. Het risico op recidive wordt door de reclassering ingeschat als gemiddeld gelet op het aanwezig zijn van zowel risicofactoren als beschermende factoren. De reclassering adviseert om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, ambulante begeleiding en een agressie-regulatie training en een locatiegebod- en verbod.
Op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aard, de ernst en de gevolgen van het bewezen verklaarde, niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van de dagen doorgebracht in voorarrest, passend en geboden is. De rechtbank zal hiermee een lagere straf opleggen dan is geëist door de officier van justitie. Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Daarnaast heeft de rechtbank in strafverminderde zin rekening gehouden met de omstandigheid dat het niet een voltooid delict, maar een poging betreft en dat het feit in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Omdat de rechtbank een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal opleggen, zal zij geen bijzondere voorwaarden opleggen. Eventuele voorwaarden kunnen te zijner tijd in het kader van een voorwaardelijke invrijheidsstelling worden gesteld.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Op te leggen maatregel
De rechtbank leidt uit het rapport van de psycholoog af dat de kans op recidive van een geweldsdelict hoog is bij het ontbreken van behandeling en begeleiding. Uit het rapport blijkt dat bij het wegvallen van begeleiding verdachte terug valt op zichzelf, overbelast raakt en dat hij niet kan inschatten waar de risico’s op escalatie liggen. Ten tijde van het bewezen verklaarde was verdachte langdurig overbelast doordat zijn ambulante begeleiding was weggevallen. De psycholoog adviseert dat de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel overwogen kan worden om enerzijds te zorgen voor continuering van adequate zorg en toezicht en anderzijds om de veiligheid van de maatschappij te waarborgen. De reclassering heeft de kans op herhaling ingeschat als gemiddeld. De reclassering heeft geen advies uitgebracht over de oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel, hetgeen niet aan de oplegging van de maatregel in de weg staat.
1
De rechtbank is gelet op het rapport van de psycholoog van oordeel dat het creëren van een mogelijkheid om verdachte, ook na de detentie, onder toezicht te stellen noodzakelijk is om het recidiverisico in de toekomst naar een aanvaardbaar risico terug te kunnen dringen, dan wel op een aanvaardbaar niveau te houden. Aan de wettelijke voorwaarden voor de oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel is voldaan. De oplegging is namelijk in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen. Daarnaast zal verdachte worden veroordeeld tot een gevangenisstraf wegens een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
De rechtbank zal dan ook naast een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, aan verdachte de maatregel opleggen als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de maatregel pas ten uitvoer kan worden gelegd na een daartoe strekkende vordering van het Openbaar Ministerie en een daaropvolgende beslissing van de rechtbank.

Benadeelde partij

[benadeelde partij] , vertegenwoordigd door mr. R. Spoelstra, advocaat te Leeuwarden, heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 4.485,00 ter vergoeding van de materiële schade bestaande uit:
Daggeldvergoeding: € 620,00
Eigen risico zorgverzekering 2022: € 385,00
Nota’s fysiotherapie: € 480,00
Toekomstige kosten fysiotherapie: € 3.000,00
Daarnaast is een bedrag gevorderd van € 12.500,00 ter vergoeding van de immateriële schade. Verder is de wettelijke rente gevorderd vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 13.985,00, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van de schadepost die ziet op de toekomstige kosten voor fysiotherapie heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze niet-ontvankelijk dient te worden verklaard aangezien dit toekomstige schade betreft.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de materiële schade op het standpunt gesteld dat de vordering toewijsbaar is voor een bedrag van € 1.485,00. Ten aanzien van de schadepost die ziet op de toekomstige kosten voor fysiotherapie heeft de raadsvrouw bepleit dat deze niet-ontvankelijk dient te worden verklaard aangezien dit toekomstige schade betreft.
Met betrekking tot de immateriële schade heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat indien de vordering wordt toegewezen, deze gematigd dient te worden op grond van artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek en vergelijkbare uitspraken.
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Daggeldvergoeding, eigen risico zorgverzekering 2022 en nota’s fysiotherapie
De posten van de daggeldvergoeding, het eigen risico over 2022 en de fysiotherapie zijn door de verdediging niet betwist. De vordering ten aanzien van deze kosten zal daarom worden toegewezen voor een bedrag van € 1.485,00.
Toekomstige kosten fysiotherapie
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de post die ziet op de toekomstige fysiotherapiekosten toekomstige schade betreft waarvan onvoldoende vaststaat dat deze kosten daadwerkelijk gemaakt zullen worden. De rechtbank zal dit deel van de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft daarnaast € 12.500,00 aan immateriële schade gevorderd. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het primair bewezen verklaarde. Aangezien de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen, heeft hij op grond van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. De benadeelde partij is daarnaast op andere wijze in zijn persoon aangetast doordat hij als gevolg van het bewezen verklaarde geestelijk letsel heeft opgelopen. Onweersproken is dat de benadeelde partij is doorverwezen naar een psycholoog in verband met psychische klachten en hij gestart is met een EMDR-behandeling. De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde schadebedrag redelijk is gelet op de aard van de aansprakelijkheid, de ernst van het aan de verdachte gemaakte verwijt, de aard en de ernst van het letsel en de verwachting ten aanzien van het herstel van de benadeelde partij (zoals blijkt uit de onderbouwing van de vordering benadeelde partij en de door de deskundigen opgemaakte letselverslagen). De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare zaken zijn toegekend. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het matigen van de schadevergoeding en zal de schadevergoeding geheel toewijzen.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
Veroordeling in de kosten
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente over de toegewezen schadebedragen toewijzen vanaf de datum van het ontstaan van de schade, te weten 18 maart 2022. Dit zal ook worden bepaald ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 38z, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Legt op de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.

Benadeelde partij

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
[benadeelde partij]te betalen:
- het bedrag van € 13.985,00 (zegge: dertienduizend negenhonderdvijfentachtig euro) bestaande uit:
Materiële schade:
€ 1.485,00
Immateriële schade:
€ 12.500,00
  • de wettelijke rente over dit bedrag van 18 maart 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering voor het overige betreft niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van
[benadeelde partij]aan de Staat te betalen een bedrag van € 13.985,00 (zegge: dertienduizend negenhonderdvijfentachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 maart 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 1.485,00 aan materiële schade en € 12.500,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 104 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan zijn betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.W.G. Wijnands, voorzitter, mr. M. Brinksma en mr. L.M. Praamstra, rechters, bijgestaan door mr. M.A. Toussaint, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 september 2022.