De opgelegde maatregel
Bij arrest van 30 september 2015 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden veroordeelde wegens poging tot zware mishandeling en mishandeling de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: de PIJ-maatregel) opgelegd.
De maatregel is aangevangen op 15 oktober 2015 en is laatstelijk bij beslissing van 25 mei 2021 verlengd met een termijn van vijf maanden. Op 13 oktober 2021 is de maatregel van rechtswege voorwaardelijk beëindigd. Bij beslissing van 12 oktober 2021 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie tot vaststelling van daarbij geldende bijzondere voorwaarden toegewezen en bepaald dat veroordeelde zich gedurende de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel aan de daar genoemde voorwaarden dient te houden.
Bij beslissing van 7 december 2021 heeft de rechter-commissaris de voorlopige terugplaatsing in een inrichting voor jeugdigen bevolen in het kader van een voorwaardelijk beëindigde PIJ-maatregel.
Bij beslissing van 4 januari 2022 heeft de rechtbank de terugplaatsing in een inrichting voor jeugdigen bevolen tot 13 oktober 2022, of zoveel korter als dat er voor veroordeelde een passende woonvoorziening is gevonden.
Per 6 mei 2022 is veroordeelde vanuit de [instelling 2] overgeplaatst naar [instelling 3] , een besloten woon- en werkvoorziening van [naam] in [plaats] .
Bij beslissing van 26 juli 2022 heeft de rechtbank de termijn van de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van de veroordeelde verlengd met een jaar, ingaande 13 oktober 2022
De rechter-commissaris heeft bij beslissing van 1 augustus 2022 de voorlopige terugplaatsing in een inrichting voor jeugdigen in het kader van een voorwaardelijk beëindigde PIJ-maatregel bevolen.
Veroordeelde verblijft momenteel in het [instelling 1] in het kader van deze voorlopige terugplaatsing.
Het advies van de instelling
In het reclasseringsrapport van 11 augustus 2022 van Iriszorg wordt geadviseerd veroordeelde terug te plaatsen in een inrichting voor jeugdigen. In het advies is onder meer het volgende aangegeven, zakelijk weergegeven:
Veroordeelde is een psychotische kwetsbare, getraumatiseerde, licht verstandelijk beperkte jongeman. In januari 2022 is veroordeelde vanwege een mislukt resocialisatie-traject in het kader van de voorwaardelijk beëindigde maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJmaatregel) teruggeplaatst in de [instelling 2] . In de [instelling 2] heeft veroordeelde in april een geweldsincident veroorzaakt. De [instelling 2] heeft hiertegen nog geen aangifte gedaan omdat veroordeelde op dat moment psychotisch was. In mei 2022 is veroordeelde vanuit de [instelling 2] overgeplaatst naar de besloten woon- en werkvoorziening van [instelling 3] . Veroordeelde heeft daar in juli 2022 een geweldsincident veroorzaakt, waaromtrent inmiddels aangifte is gedaan. Het geweldsincident toont gelijkenissen met het indexdelict waarvoor destijds de PIJ-maatregel is opgelegd. De eerdere terugplaatsing van veroordeelde in de gestructureerde omgeving van de [instelling 2] en het verblijf op de besloten afdeling van [instelling 3] hebben recidive van veroordeelde niet kunnen voorkomen. Door het incident in [instelling 3] heeft veroordeelde niet alleen de bijzondere voorwaarden van de voorwaardelijke beëindiging overtreden, maar kan hij ook niet meer terugkeren bij [instelling 3] .
In het verleden is al eerder gebleken dat veroordeelde op basis van zijn complexe problematiek door diverse instellingen is afgewezen en moeilijk plaatsbaar is. Op dit moment is er geen uitzicht op een passende vervolgplek. In het laatste reclasseringsrapport wordt geadviseerd om veroordeelde niet meer in een jeugdinrichting te plaatsen, doch een plaats binnen het volwassenenrecht te zoeken die passend is. Dit vanwege veroordeelde zijn leeftijd en het niet langer aanwezig zijn van pedagogische motieven.
Op 27 juli 2022 heeft er een NIFP consult plaatsgevonden. Uit dat consult is naar voren gekomen dat veroordeelde momenteel vermoedelijk psychotisch gedecompenseerd is. Er wordt geadviseerd om opnieuw een multi Pro Justitia onderzoek naar veroordeelde te laten uitvoeren. Er is weliswaar een recent multi Pro Justitia rapport, maar de reclassering heeft geconstateerd dat er een verschil in inzicht is voor wat betreft de inschatting van het recidiverisico van veroordeelde door de reclassering, de Pro Justitia rapporteurs en de [instelling 2] . Bovendien hebben zich onlangs twee geweldsincidenten voorgedaan welke niet zijn meegenomen in de laatste risicotaxaties.
De reclassering is van mening dat veroordeelde dient te worden teruggeplaatst. Door een terugplaatsing kan enerzijds het recidiverisico zoveel mogelijk beperkt worden en kan anderzijds een aanvullend multi Pro Justitia onderzoek naar veroordeelde plaatsvinden. Door middel van het aanvullend onderzoek kan duidelijkheid worden verschaft over het huidige toestandsbeeld van veroordeelde en kan er een nieuwe actuele risicotaxatie worden opgesteld. Op basis van dat aanvullende rapport kan een advies worden uitgebracht over een passende vervolgplek, en of deze in de jeugdsetting moet worden gevonden of dat veroordeelde binnen het volwassen kader wordt geplaatst.
De deskundigen bij de reclassering, het [instelling 1] en de [instelling 2] zijn het erover eens dat [instelling 4] momenteel de meest geschikte voorziening voor veroordeelde lijkt te zijn. Dit gelet op hun psychiatrische zorg in combinatie met hun expertise op het gebied van verstandelijk beperkingen. Veroordeelde staat momenteel op de wachtlijst van [instelling 4] .
Deskundige F.A. Eisinga heeft tijdens de zitting van 26 augustus 2022 het advies van de reclassering bevestigd. F.A. Eisinga heeft, zakelijk weergegeven, verklaard:
De risico’s zijn nog steeds hoog. Naast de twee geweldsincidenten wordt er in de rapportages melding gemaakt van meerdere incidenten. Dat geeft de reclassering de bevestiging dat het recidiverisico hoger is dan dat het aanvankelijk is ingeschat. De laatste informatie van de psychiater van de PPC is dat veroordeelde psychotisch blijft ondanks dat hij zijn medicatie krijgt. Het is duidelijk dat veroordeelde beveiligd moet wonen om recidive te voorkomen. Er zal eerst opnieuw onderzoek moeten worden gedaan naar veroordeelde voordat kan worden beslist wat de beste vervolgplek is.
Deskundige M.N.M. van Druenen heeft, zakelijk weergegeven, verklaard:
Veroordeelde kwam bij [instelling 3] vanuit de [instelling 2] . Hij was op dat moment psychotisch. Na een paar weken bleek dat veroordeelde zijn medicatie niet in nam. Na gecontroleerd innemen van de medicatie ging het iets beter. Op dit moment kan veroordeelde niet teruggeplaatst worden bij
[instelling 3] . Als hij zou worden aangemeld, dan zou hij bovendien achteraan op de wachtlijst komen. Het recidiverisico is lastig in te schatten aangezien er weinig contact met veroordeelde valt te maken. Daardoor is het lastig om te bepalen wat veroordeelde nodig heeft en wat een passende vervolgplek is. Daarvoor zal eerst nader onderzoek moeten plaatsvinden.
Deskundige L.E. Truffino heeft, zakelijk weergegeven, verklaard:
Veroordeelde heeft eerder in april dit jaar een psychose gehad. Deze was van kortere duur dan de huidige psychotische episode. De trigger is vaak gelegen in het middelengebruik. Het is lastig te bepalen welke problematiek bij veroordeelde op de voorgrond staat, de verstandelijke beperking of de psychische en verslavings-problematiek. Het is nu het meest passend om veroordeelde te laten observeren en nieuw onderzoek uit te laten voeren. Uiteindelijk lijkt een voorziening die ingesteld is op de behandeling van verstandelijk beperkten het meest geschikt voor veroordeelde.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij zijn vordering tot terugplaatsing. Hiertoe heeft de officier van justitie het volgende aangevoerd.
Uit het proces-verbaal dat zich bij de stukken bevindt, blijk dat veroordeelde een geweldsfeit heeft begaan en daarmee de bijzondere voorwaarden heeft overtreden, welke waren opgelegd bij beslissing van 12 oktober 2021 in het kader van de voorwaardelijk beëindigde PIJ-maatregel. Op basis van dit geweldsfeit en een ander recent geweldsincident kan worden geconcludeerd dat het recidiverisico hoog is. Juridisch gezien kan veroordeelde nog eenmaal worden teruggeplaatst voor de duur van 210 dagen. Het is noodzakelijk om veroordeelde voor deze gehele periode terug te plaatsen zodat er aanvullend onderzoek kan worden gedaan naar veroordeelde, zoals het NIFP heeft geadviseerd Dit kan ambulant multidisciplinair door een psychiater en een psycholoog. Observatie in het PBC is alleen al niet aangewezen vanwege de lange wachtlijsten aldaar.
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om de terugplaatsing in een PPC te gelasten en een multidisciplinair onderzoek uit te laten voeren, zoals geadviseerd door het NIFP
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat indien de vordering wordt toegewezen, de terugplaatsing maximaal tot 13 oktober 2022 kan duren, of zoveel korter als dat er voor veroordeelde een passende voorziening is gevonden. Hiertoe heeft de raadsvrouw het volgende aangevoerd.
De beslissing van 26 juli 2022 waarbij de termijn van de voorwaardelijke beëindiging van de PIJmaatregel is verlengd met een jaar tot 13 oktober 2023, is nog niet geldend. Dat betekent dat de PIJmaatregel formeel gezien op 13 oktober 2022 zal eindigen waardoor veroordeelde maximaal tot die datum kan worden teruggeplaatst.
De terugplaatsing is gevorderd vanwege een geweldsincident gepleegd in juli 2022 in [instelling 3] dat gericht was tegen, of gevaar veroorzaakte voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Er is echter nog geen vervolgingsbeslissing genomen ten aanzien van dit misdrijf. Het is aannemelijk dat er bij veroordeelde ten tijde van dat incident psychotische klachten aanwezig waren. In april 2022 is er beweerdelijk een geweldsincident geweest in de [instelling 2] waartegen geen aangifte is gedaan. Dit incident hangt vermoedelijk ook samen met de psychotische klachten van veroordeelde.
Deze, en meerdere vermeende geweldsincidenten in het afgelopen jaar in verschillende instellingen waarvan in de laatste rapportages en ter zitting (plotseling) melding wordt gemaakt mogen in strafrechtelijke zin daarom niet meewegen bij onderhavige beslissing.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bevonden dat zij bevoegd is om over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
Op grond van de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de behandeling naar voren is gebracht door de deskundigen, concludeert de rechtbank dat veroordeelde zich onvoldoende heeft gehouden aan de voorwaarden die hem zijn opgelegd in het kader van de voorwaardelijke beëindiging van de PIJmaatregel. Zo blijkt uit het proces-verbaal van de politie dat veroordeelde op 13 juli 2022 een geweldsfeit heeft begaan gericht tegen een begeleider bij Stichting [instelling 3] . Als gevolg van dat geweldsfeit kon veroordeelde niet langer bij [instelling 3] verblijven en kon hij niet meer voldoen aan de bijzondere voorwaarden. Daarnaast heeft er in april 2022 een geweldsincident plaatsgevonden bij de [instelling 2] en blijkt van complexe en hardnekkige emotie-regulatie-problematiek van betrokkene, waar een aangepaste bejegening van veroordeelde uit dient te volgen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie tot terugplaatsing toewijzen.
Op grond van artikel 6:6:32 lid 3 sub c Sv jo. artikel 6:6:32 lid 4 Sv heeft de rechter die in eerste aanleg kennis heeft genomen van het misdrijf ter zake waarvan de PIJ-maatregel is opgelegd de bevoegdheid om te bevelen dat veroordeelde, als hij zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden, wordt teruggeplaatst in een inrichting. Blijkens artikel 6:6:32 lid 4 Sv kan de terugplaatsing de duur van de voorwaardelijke beëindiging niet overschrijden en bedraagt deze ten hoogste een jaar. Een terugplaatsing kan daarnaast maximaal twee keer worden toegepast.
De rechtbank stelt vast dat de PIJ-maatregel op 13 oktober 2021 voorwaardelijk is beëindigd. Zonder nadere vaststelling zou de PIJ-maatregel op 13 oktober 2022 onvoorwaardelijk eindigen. Echter, bij beslissing van 26 juli 2022 heeft de rechtbank de termijn van de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel verlengd met een jaar, tot 13 oktober 2023. Tegen deze beslissing is zowel door het openbaar ministerie als door de verdediging geen hoger beroep ingesteld. Dat betekent dat de beslissing inmiddels onherroepelijk is en dat de de termijn van de voorwaardelijke beëindiging is verlengd tot 13 oktober 2023. Daarmee zal de PIJmaatregel onvoorwaardelijk eindigen op 13 oktober 2023, dan wel, in geval sprake is van een terugplaatsing, op het moment dat de totale duur van de terugplaatsing één jaar beslaat. Bij die stand van zaken kan veroordeelde langer worden teruggeplaatst dan tot 13 oktober 2022, zoals de raadsvrouw betoogd, zonder dat daarmee de termijn van de voorwaardelijke beëindiging wordt overschreden.
De rechtbank constateert daarnaast dat veroordeelde een keer eerder is teruggeplaatst. Deze terugplaatsing heeft van 7 december 2021 tot 6 mei 2022, derhalve vijf maanden oftewel 150 dagen, geduurd. Dat betekent dat veroordeelde nog maximaal 210 dagen kan worden teruggeplaatst. Nu veroordeelde de gestelde voorwaarden heeft overtreden, er nog geen passende vervolgplek voor veroordeelde beschikbaar is en nader onderzoek naar veroordeelde dient plaats te vinden, is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat er geen andere mogelijkheid is dan veroordeelde terug te plaatsen voor een periode van 210 dagen. Deze periode zal nodig zijn om aanvullend onderzoek naar veroordeelde te laten doen en een passende vervolgplek te vinden en aanvullend te rapporteren over de agressie-regulatie-problematiek, het recidiverisico en of een verdere uitvoering van de PIJ-maatregel binnen een jeugd- of volwassenensetting dient plaats te vinden.
De deskundigen bij de reclassering, het [instelling 1] en de [instelling 2] zijn het erover eens dat [instelling 4] momenteel de meest geschikte voorziening voor veroordeelde lijkt te zijn. Dit gelet op hun psychiatrische zorg in combinatie met hun expertise op het gebied van verstandelijke beperkingen. Veroordeelde staat momenteel op de wachtlijst van [instelling 4] . Gelet op deze adviezen alsmede het NIFP consult is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat terugplaatsing in een jeugdstrafinrichting op dit moment niet passend meer is. De rechtbank acht het daarom wenselijk dat veroordeelde in de [instelling 1] zal worden teruggeplaatst.
De rechtbank heeft gelet op artikel 6:6:32 van het Wetboek van Strafvordering.