ECLI:NL:RBNNE:2022:4524

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 december 2022
Publicatiedatum
5 december 2022
Zaaknummer
18-045869-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging en bedreiging met zware mishandeling

Op 1 december 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van belaging en bedreiging met zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De zaak betreft een periode van stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, die de ex-partner van de verdachte is. Gedurende deze periode heeft de verdachte via sociale media dreigende en intimiderende berichten gestuurd, wat leidde tot angst en bezorgdheid bij het slachtoffer over haar veiligheid en die van haar kind.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging door het versturen van meerdere bedreigende berichten via Facebook, waarin hij het slachtoffer intimideerde en dreigde met geweld. De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en geoordeeld dat de verdachte niet alleen de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer heeft geschonden, maar ook dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, afgewezen en in plaats daarvan een kortere gevangenisstraf opgelegd, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte.

De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, toegewezen tot een bedrag van € 1.500,- voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De verdachte is daarnaast onderworpen aan bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met het slachtoffer en haar kind. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf van 4 maanden ook gelast, gezien de recidive van de verdachte.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Groningen
parketnummer 18-045869-22
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 21-005441-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 1 december 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 november 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. Kuipers, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. B. Broerse.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2021 tot en met 21 februari 2022 te Groningen en/of Coevorden, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door:
  • ( meermalen) berichten via Facebook en/of what's app berichten te sturen naar die [slachtoffer] metbedreigende en/of intimiderende en/of beledigende teksten en/of - ( meermalen) telefonisch contact op te nemen met die [slachtoffer] en/of
  • zich (meermalen) te begeven nabij de woning van de moeder van die [slachtoffer] met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 18 november 2021 tot en met 26 november 2021, althans in de maand november 2021, te Groningen en/of te Coevorden, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door voornoemde [slachtoffer] (een) bericht(en) te sturen via Facebook met daarin de tekst(en):
  • " Ik ga jou dood schieten. Mijn kind afgeven gaat jou kogel kosten" en/of
  • " Oorlog is begonnen. Of jij dood of ik. Ik ga jou doodmaken voor je ogen van je kind. Jij gaan in mijnhanden dood. Ik ga steken of schieten op je. Ik ga levenslang zitten. Als jij maar dood gaat",
althans (telkens) teksten van gelijke dreigende aard of strekking;
Geldigheid van de dagvaarding
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding partieel nietig dient te worden verklaard. De raadsman heeft daartoe (kort samengevat en zakelijk weergegeven) aangevoerd dat hetgeen is weergegeven onder het eerste gedachtestreepje in te algemene bewoordingen is gesteld, waardoor onduidelijk is waartegen verdachte zich (concreet) dient te verdedigen. Bovendien overlapt de inhoud van het eerste gedachtestreepje met het onder 2 ten laste gelegde, aldus de raadsman.
De rechtbank overweegt ten aanzien van dit standpunt van de raadsman als volgt. Ingevolge de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) dient de rechtbank te beraadslagen op de grondslag van de tenlastelegging. De tenlastelegging strekt er daarbij toe voor de procesdeelnemers – zowel voor het openbaar ministerie en de rechter als voor de verdachte en eventueel de benadeelde partij – de inzet van het geding en de te volgen beslissingsstructuur met de vereiste duidelijkheid vast te leggen. Met het oog daarop dient ingevolge artikel 261, eerste lid, Sv de dagvaarding een opgave te behelzen van het feit dat ten laste wordt gelegd, met vermelding omstreeks welke tijd en waar ter plaatse alsmede de omstandigheden waaronder het zou zijn begaan.
In het eerste gedachtestreepje is opgenomen dat verdachte (meermalen) berichten via Facebook en/of WhatsApp naar [slachtoffer] heeft gestuurd met een bedreigende en/of intimiderende en/of beledigende inhoud. De rechtbank is van oordeel dat hetgeen is weergegeven onder dit gedachtestreepje voldoende specifiek is, nu dit gedachtestreepje in combinatie met het dossier geen misverstand laat bestaan op welke berichten de tenlastelegging doelt. Dat dit ook duidelijk is voor de verdachte volgt tevens uit de berichten die de raadsman (nogmaals) bij pleidooi heeft overgelegd en besproken. Evident is dat het gaat om de berichten die in de ten laste gelegde periode naar aangeefster zijn verzonden, door middel van een specifiek communicatiemiddel (namelijk: facebook en/of Whatsapp) en die naar het oordeel van het openbaar ministerie een bedreigende en/of intimiderende en/of beledigende inhoud hebben. Naar het oordeel van de rechtbank is deze wijze van ten laste leggen in lijn met voornoemde uitgangspunten, en is verdachte hierdoor niet in zijn verdediging geschaad. Tot slot overweegt de rechtbank dat de bestaande overlap met het onder 2 ten laste gelegde dit oordeel niet anders maakt, nu daarvoor de samenloopregelingen bestaan.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde. De officier van justitie heeft met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde gesteld dat de periode ingekort dient te worden tot 7 januari 2022. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte na 7 januari 2022 nog contact met aangeefster zou hebben gezocht.
Standpunt van de verdediging
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsman betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Met betrekking tot het tweede gedachtestreepje blijkt uit de aangifte van aangeefster en de getuigenverklaring van getuige
[slachtoffer] dat het aangeefster is geweest die verdachte op 1 oktober 2021 en enkele dagen daarna heeft gebeld. Nu het aangeefster is geweest die (meerdere keren) contact heeft gezocht met verdachte, is er geen sprake van stalking, aldus de raadsman. Ten aanzien van het derde gedachtestreepje heeft de raadsman opgemerkt dat enkel de moeder van aangeefster verklaard heeft dat verdachte zich in de nabijheid van haar huis zou hebben opgehouden. Nu er geen ondersteunend bewijs is voor die bewering kan ook dit onderdeel van de tenlastelegging niet worden bewezen, aldus de raadsman. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de ten laste gelegde periode dient te worden beperkt van 15 oktober 2021 tot en met 7 januari 2022. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 17 november 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik uit frustratie via sociale media slechte en vervelende berichten naar mijn ex [slachtoffer] heb gestuurd.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 4 februari 2022,opgenomen op pagina 1 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PLO1002021327738 d.d. 8 maart 2022, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Ik wil aangifte doen van bedreiging met de dood en stalking. Ik heb op 18 juli 2015 een relatie gekregen met mijn ex [verdachte] . Wij hebben samen een zoontje genaamd [naam 1] . In 2019 zijn wij uit elkaar gegaan. Ik heb meerdere malen aangifte tegen hem gedaan van bedreiging en stalking. Mijn ex is 17 mei 2019 hiervoor opgepakt en heeft toen vijf maanden moeten zitten. Hij is vrij gekomen met voorwaarden dat hij op geen enkele manier met ons contact mocht zoeken. Dit was een contactverbod voor twee jaar. Deze is in mei door de rechter verlengd tot mei 2023. Op 15 oktober 2021 om 17:52 uur kreeg ik berichten via Facebook van hem. Hij maakt iedere keer een nieuw Facebook account aan. In totaal heeft hij er vijf aangemaakt met de volgende namen:
- [ [naam 2] (vanaf 15 oktober 2021)
Hij geeft weer aan dat zijn ouders willen dat hij zijn kind ziet. Ik moet mijn zoon maar vertellen dat hij hem nooit meer zit. Verder geeft hij aan dat ik kankerziek ben en dat ik stink. Hij geeft ook aan dat ik het ga voelen en noemt mij dan een kankermongool.
- [ [naam 3] (vanaf 6 november 2021)
Hij geeft aan dat als ik hem blokkeer en negeer dat het alleen maar erger wordt. Zolang onze zoon zijn achternaam heeft blijf ik last van hem houden. Dan moet ik maar zijn achternaam veranderen. Ik moet maar bang zijn als ik hem tegen kon. Hij wil dat ik geen contact heb met zijn familie. Hij heeft aan dat elke keer als ik contact heb met zijn familie hij een van mijn familie gaat aanpakken. Ik moet mijn tijd maar afwachten. Ik ben volgens hem een grens over gegaan. Hij geeft mij en maand de tijd om de achternaam van mijn zoon te veranderen. Hij geeft aan dat hij het een kankerschande vindt dat zijn zoon zijn achternaam heeft. Hij noemt mijn zoon en mij dat stink mensen. Vervolgens heeft hij gesprekken weggehaald. Ik kon deze niet op tijd een screenshot van maken. Hij was aan het bedreigen. Vervolgens geeft hij aan dat als zijn contactverbod afloopt, dat hij mij sterkte wenst. Geloof mij maar, zegt hij.
- [ [naam 4] (vanaf 21 oktober 2021)
Op 21 oktober kreeg ik een aantal vraagtekens. Op 18 november geeft hij aan dat hij [naam 1] kan zien. Hij dreigt dat ik het moet doen. Als ik niet wil dat het uit de hand ga lopen dan moet ik actie ondernemen. Hij zegt: "Ik ben er deze keer echt klaar mee" Ik moet actie ondernemen, hij heeft aan dat hij over lijken gaat. vervolgens zegt hij:
"nog ff
Binnen kort heb je hem niet meer
Ik ga Joundoo (hij bedoeld mij dood maken)
Dood
Schieten
geniet nog maar ff van je dagen maanden jaren wie weet Mijn kind afgeven gaat jou kogel kosten dat je het maar weet."
- [ verdachte] (vanaf 18 november 2021)
Op 18 november krijg ik een screenshot van de eerder gestuurde berichtjes van het account [naam 4] . Hier staat dat hij nog één keer waarschuwt en dat ik contact moet opnemen als ik niet wil dat het uit de hand gaat lopen. Hierin staat ook dat hij over lijken gaat. Op 26 november stuurt hij mij het volgende:
"22 die dag tel ik ga nog maar ff door wat gaat gebeuren. Maar je had gelijk wees. maar
heel.goed.bang [slachtoffer] . Onverwacht sta ik keer voor jou en dan wil ik die angst uit de ogen zien wacht nog mar even geniet maar. Ik ga jou moeder tot je vader kk. hard beroven. Je hebt gezien bin je pa he (er is bij mijn vader in huis ingebroken, hier wordt hij ook van verdacht) (Hij kon mij precies vertellen wat er in de kluis lag. Dit was op 30 augustus) Jou moeder is de volgende Jullie [naam 1] van mij gestolen en mensen die van mij stelen gaan kapot Oorlog is begonnen of jy dood of ik anders gaat dit nooit stoppen dt je het maar weet Door jou staat mijn achter voor.schut dat zit.hoogst bij mij daaarvoor ga jij dood. [slachtoffer] Alleen daar.voor Mijnschande aangebracht Met mij veilanden neuken op pad gaaan Dit gaat dat ik jou zien ga al.mij wraak In 1 keer op je lossen Wees goed.vo9beried Mijn wraak.voor dat word. [naam 1] zo der.moeten KK hoer Met mijn achterneef veilig.neuken KK hoer Im ga jou dood maken voor.ogen van je iind Kind Al.Moet ik 30jaar Jij gaan in mijn handen dood [slachtoffer] Im ga jou dood maken Als. Ik je zie Jij gaat dood En vergeet je zusje Niet ik stuur paar mensen / om haar te wacht maar ik ga ver Jij moet.dood [slachtoffer] Klaar Ik ga steken of .schieten op je voor [naam 1] kijk goed uit. [slachtoffer] Ik. zweer het jullie hebben mij zo gemaakt. Ik ga levenslang Zitte Als jij maar dood gaat Schande ooit kind. met jou maakte Van een hoer Urn kind Julie ga ik dood maken Me.zelf.als.laatste”
Hij heeft nog nooit zulke enge berichten gestuurd. Binnenkort zou mijn kind weer bij mij thuis komen wonen. Ik ben echt bang voor de veiligheid van ons tweeën. Ik heb bijna overal een screenshot van gemaakt.
Als bijlage is bij dit proces-verbaal gevoegd: Berichten.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 22 februari 2022, opgenomen op pagina 87 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Ik wil aangifte doen tegen mijn ex vriend en vader van mijn zoontje, genaamd [verdachte] . Hij heeft wederom contact met mij gezocht en mij bedreigd. Het was Oud & Nieuw toen ik op mijn telefoon keek. Ik zag toen dat ik een bericht binnen had gekregen via messenger. Ik zag dat het bericht afkomstig was van mijn ex vriend [verdachte] . Ik kan dit zien aan de tekst die hij voor mij geplaatst heeft. In dit bericht stond de volgende tekst:
"Zo makkelijk kom je er niet af wees maar voorbereid mij aangeven weer he dit keer ben je te ver gegaan dat je het weet"
Ik weet zeker dat het bericht afkomstig is van mijn ex [verdachte] . Ik weet dit zeker, omdat verder niemand mij boze berichtjes stuurt en hij geeft in zijn bericht aan dat ik hem heb aangegeven. De enige die ik bij de politie heb aangegeven is mijn ex [verdachte] . Op 7 januari 2021 om 19:05 uur hebt ik nog een bericht via messenger ontvangen. Mijn ex heeft mij toen een foto toegestuurd. Ik sta afgebeeld op deze foto. Ik lig op bed en heb alleen mijn lingerie aan. Deze foto is gemaakt toen wij nog een relatie hadden. Onder de foto heeft hij de volgende tekst geplaatst: "oorlog begint". Ik weet zeker dat deze foto en het bericht afkomstig zijn van mijn ex [verdachte] . Ik weet dit omdat hij de enig is die deze foto in zijn bezit heeft.
Als bijlage is bij dit proces-verbaal gevoegd: Screenshots.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 februari 2022, opgenomen op pagina 96 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op maandag 21 februari 2022 is de inbeslaggenomen telefoon van beslagene [verdachte] . In een zogeheten User Dictionary worden vrijwel alle teksten die op de telefoon worden geschreven, bewaard. Wij verbalisanten zochten op de volgende zoektermen:
  • . schieten
  • moet.dood
  • goed.vo9beried
  • Joundoo
  • dood. [slachtoffer] - moet.dood
Wij zagen dat deze zoektermen op de inbeslaggenomen telefoon zijn geschreven.
Daarnaast zagen wij een gesprek tussen [verdachte] (owner) en [naam 5] . In dit gesprek is het volgende te lezen:
[verdachte] (read 19-11-2021): Wil je wat doen voor mij [naam 5] : Wat dan?
[verdachte] : Luister blijft tussen ons 2 oke
[naam 5] : ja isg man
[verdachte] : Voeg. Deze snap toe als ze je accepteerd zeg dat ik haar zoek (mattyozan6)
[verdachte] : Doe gelijk nu
[naam 5] : Ja Isg
[naam 5] : Die heb ik al
[verdachte] : Tmrn zeg
[verdachte] : Tegen haar
[naam 5] : Ze heeft me al gevoegd
[naam 5] : Isg
[verdachte] : Zeg maak hem niet para
[verdachte] : Oke
[naam 5] : Ja Isg
[verdachte] : Ik hoor van je tmrn alles.opslaan
[verdachte] : Wat ze stuurts
[naam 5] : Ja Isg
[naam 5] : Doe ik
[naam 5] : Nee man ze heeft me verwijderd
[verdachte] : Nu net [verdachte] : ?
[naam 5] : Nee volgens mij al wat langer
[naam 5] : Ik weet het niet
[verdachte] : Voeg toe dan
[verdachte] : Sukkel
[verdachte] : Voeg toe en wacht ff af
[naam 5] : Ja Isg
[verdachte] : Hou in gaten als je wat zegt of zo laat me gelijk weten
[naam 5] (read 19-11-2021): Ja Isg
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 22 februari
2022, opgenomen op pagina 93 e.v. voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 6] :
V: Jij bent ook op de hoogte van de situatie van jouw zus. Kun je daar wat over verklaren?
A: Ik weet van mijn zus dat de ex van mijn zus, [verdachte] , ook mensen op mij wil afsturen. Mijn zus had namelijk een bericht via Facebook Messenger ontvangen waarin dit stond. Ik heb zelf ook het bericht gelezen. Het bericht is bij de politie aangeleverd.
V: Hoe weet jij dat het van [verdachte] afkomstig was?
A: Boven het bericht stond zijn naam en verder kon ik het aan het account zien. De profielfoto was namelijk zijn hand. Je kunt zijn had goed herkennen, want op de hand is een tatoeage. De tatoeage bestaat uit de naam van zijn zus en haar sterfdatum. Ik heb deze tatoeage ook in het echt bij hem gezien.
A: [verdachte] stuurt rare bedreigingen naar mijn zus. Ik heb deze berichten zelf ook gelezen. Mijn zus kreeg deze berichten ook via Facebook Messenger. Ik zag dat mijn zus deze berichten via hetzelfde account kreeg als waar hij mij mee een bericht had gestuurd.
A: [verdachte] geeft mijn zus de schuld dat hij mijn neefje, zijn zoon, niet mag zien.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 april 2022, opgenomen als los document bij voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Wij verbalisanten vergeleken de tatoeage op de foto die is genoemd in de aangifte, met de foto van de handen van verdachte [verdachte] en wij zagen dat deze overeenkwamen met elkaar.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Naar het oordeel van de rechtbank is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging door het veelvuldig, via verschillende sociale media accounts, versturen van dreigende en intimiderende berichten naar aangeefster. De rechtbank is van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer - naar objectieve maatstaven bezien - zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer sprake is geweest. Verdachte heeft door het versturen van de berichten op dreigende en obsessieve wijze geprobeerd contact met aangeefster te krijgen, terwijl voor hem (over)duidelijk moet zijn geweest dat aangeefster hiervan niet gediend was.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het (meermalen) telefonisch contact opnemen met aangeefster, nu uit de aangifte blijkt dat het aangeefster is geweest die (in eerste instantie) op 1 oktober 2021, contact opneemt met verdachte om afspraken te maken over de periode na afloop van het contactverbod. De lezing van aangeefster over het verloop van dit gesprek is een heel andere dan de lezing van verdachte. Los daarvan is de rechtbank van oordeel dat de aanvang van de periode waarin de stalking plaatsvindt niet vastgesteld dient te worden op 1 oktober 2021 nu aangeefster dit contact initieert.
Vervolgens is verdachte vanaf 15 oktober 2021 berichten gaan sturen naar aangeefster, zo blijkt uit haar verklaring en uit het dossier waarin de berichten zijn weergegeven. De rechtbank is om die reden van oordeel dat de belaging van aangeefster om dat moment begint. Ten aanzien van de periode voor 15 oktober 2021 zal verdachte worden vrijgesproken. Tevens acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte zich in de tenlastegelegde periode in de nabijheid van de woning van de moeder van aangeefster heeft opgehouden, nu de verklaring van de moeder van aangeefster hiervoor onvoldoende specifiek is - omtrent bijvoorbeeld de tijdstippen waarop dit zou zijn voorgevallen - en er geen ander bewijsmiddel is waaruit dit blijkt.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 november 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 30 november 2021,opgenomen op pagina 1 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PLO1002021327738 d.d. 8 maart 2022, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] .
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 4 februari 2022,opgenomen op pagina 50 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 15 oktober 2021 tot en met 7 januari 2022 te Groningen en/of Coevorden, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke
levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door meermalen berichten via Facebook te sturen naar die
[slachtoffer] met bedreigende, intimiderende en beledigende teksten met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te doen en/of vrees aan te jagen;
2.
hij in de periode van 18 november 2021 tot en met 26 november 2021, in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door voornoemde [slachtoffer] berichten te sturen via Facebook met daarin de teksten:
  • " Ik ga jou dood schieten. Mijn kind afgeven gaat jou kogel kosten" en
  • " Oorlog is begonnen. Of jij dood of ik. Ik ga jou doodmaken voor je ogen van je kind. Jij gaan in mijnhanden dood. Ik ga steken of schieten op je. Ik ga levenslang zitten. Als jij maar dood gaat", althans teksten van gelijke dreigende aard of strekking;
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

belaging;
bedreiging met zware mishandeling en enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met oplegging van bijzondere voorwaarden zoals deze door de reclassering geadviseerd zijn, gedurende een proeftijd van 3 jaren. De officier van justitie heeft tevens gevorderd aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van een contactverbod (jegens aangeefster en haar zoontje) en een locatieverbod (ten aanzien van de Korrewegwijk) op te leggen ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht. Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd de bijzondere voorwaarden en het contact- en locatie verbod ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht dadelijk uitvoerbaar te bepalen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte nog jong is en een relatie heeft, waarbij hij twee (andere) kinderen heeft voor wie hij zorg draagt. Indien verdachte nog langer in de gevangenis moet zitten, komt zijn relatie op losse schroeven te staan en zal zijn leven zich nog verder destabiliseren. Bovenal is de duur van het voorarrest, met name gelet op de context waarbinnen het één en ander is voorgevallen en de (inmiddels) meewerkende proceshouding van verdachte, in verhouding tot de ernst van het feit c.q. de feiten lang genoeg is geweest. Verdachte kan bovendien alleen buiten de gevangenis (verder) aan zichzelf werken en verdachte heeft in het verleden bewezen dat hij goed met de reclassering kan samenwerken.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging. De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De feiten
Verdachte heeft zich gedurende een periode van bijna drie maanden schuldig gemaakt aan het stalken van zijn ex-partner, tevens moeder van zijn kind, door middel van het via sociale media sturen van intimiderende berichten met daarin ernstige (doods)bedreigingen. Verdachte heeft door het versturen van deze berichten uitsluitend gehandeld vanuit zijn eigen behoefte en emoties, zonder daarbij rekening te houden met de belangen van het slachtoffer. Als gevolg van de door verdachte verstuurde berichten heeft het slachtoffer zich zeer angstig gevoeld en heeft zij zich grote zorgen gemaakt over haar eigen veiligheid en die van haar zoontje. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De persoon van verdachte
Over verdachte zijn meerdere rapportages uitgebracht. De rechtbank heeft acht geslagen op de volgende rapportages:
  • de Pro Justitia rapportage van 21 augustus 2019 opgesteld door GZ-psycholoog N. van der Weegen;
  • de Pro Justitia rapportage van 26 mei 2022 opgesteld door GZ-psycholoog B.Y. van Toorn enpsychiater A.J.W.M. Trompenaars;
  • de Pro Justitia rapportage van het Pieter Baan Centrum van 31 oktober 2022 opgesteld door GZpsychologen M.C.F. Hoes en R. Haveman, en psychiater C.A.M. van der Meijs.
  • het reclasseringsrapport van 16 november 2022 opgesteld door reclasseringswerker E. LeyderHavenstroom.
Uit het rapport van 26 mei 2022 blijkt dat de psycholoog en psychiater hebben vastgesteld dat sprake is van een verstandelijke ontwikkelingsstoornis van lichte ernst, dat zij vermoeden dat sprake is van autisme, dat verdachte achterdochtige basisovertuigingen heeft, dat er mogelijk sprake is van overmatig middelengebruik en dat er aanwijzingen zijn voor antisociale en narcistische persoonlijkheidsproblematiek. Vanwege de weigerachtige houding van verdachte hebben de deskundigen geadviseerd verdachte op te nemen in het Pieter Baan Centrum voor een klinische observatie.
Uit het rapport van het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) blijkt dat men ook in het Pieter Baan Centrum heeft ervaren dat verdachte zich grotendeels weigerachtig opgesteld heeft. In het PBCrapport staat beschreven dat er tijdens de klinische observatie geen aanwijzingen zijn gevonden voor een ernstige psychiatrische stoornis. Daarnaast is een verstandelijke beperking en/of een stoornis in middelengebruik niet vastgesteld. Wel zijn er aanwijzingen die zouden kunnen duiden op een stoornis in het autismespectrum. Ook zijn er aanwijzingen voor antisociale en/of narcistische problematiek. Geconcludeerd wordt dat er, ondanks de aanwijzingen die er zijn, op basis van de beperkt verkregen informatie geen persoonlijkheidsstoornis met antisociale en/of narcistische kenmerken kan worden vastgesteld, noch kan deze worden uitgesloten.
Samenvattend concluderen de deskundigen dat niet kan worden gekomen tot beantwoording van de diagnostische vraagstelling, waardoor geen advies over een (eventueel) behandel- en/of juridisch kader kan worden gegeven.
Uit het reclasseringsrapport blijkt dat sprake is van een (enigszins) veranderende houding van verdachte. Verdachte heeft tegenover de reclassering verklaard dat ‘het nooit zo uit de hand had moeten lopen’ en dat ‘het dom is dat hij zulke ernstige bedreigingen heeft geuit’. Verdachte geeft aan dat hij ‘spijt heeft van de ten laste gelegde feiten’. Gelet op het feit dat verdachte zich eerder weigerachtig en gesloten opstelde, wordt door de reclassering geconcludeerd dat sprake is van een dubbele houding van verdachte. De reclassering geeft aan dat door het ontbreken van duidelijke adviezen in de Pro Justitia onderzoeken het niet mogelijk is gebleken om te komen tot het advies van terbeschikkingstelling met voorwaarden. De reclassering adviseert aan verdachte een straf op te leggen met de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en een locatie- en contactverbod.
Strafoplegging
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank allereerst rekening gehouden met de duur, de aard en de ernst van de feiten. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de aard en de inhoud van de door verdachte verstuurde berichten te kwalificeren als zeer ernstig, schokkend en beangstigend.
De rechtbank heeft voorts in strafverzwarende zin rekening gehouden met het feit dat verdachte al eerder is veroordeeld voor stalking en bedreiging van hetzelfde slachtoffer. Gelet op deze recidive is naar het oordeel van de rechtbank enkel een gevangenisstraf van forse duur passend en geboden.
De rechtbank heeft, ten opzichte van de strafeis van de officier van justitie, in strafverminderende zin in aanmerking genomen dat de bewezenverklaring beperkter is, zowel wat betreft de bewezenverklaarde periode als de hoeveelheid van de door verdachte verrichte handelingen. De rechtbank heeft eveneens in strafverminderende zin meegewogen dat de (proces)houding van verdachte zich ten positieve heeft gekeerd. De door verdachte geuite spijtbetuigingen ogen oprecht en verdachte is (inmiddels) gemotiveerd om mee te werken aan bijzondere voorwaarden en reclasseringstoezicht.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met oplegging van bijzondere voorwaarden, gedurende een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden is. Gelet op de periode die verdachte in voorlopige hechtenis heeft gezeten en het feit dat de rechtbank hierna ook komt tot toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van 4 maanden gevangenisstraf, betekent deze strafoplegging dat verdachte (thans) nog circa één maand gevangenisstraf dient uit te zitten. Daarnaast is door de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden sprake van een forse stok achter de deur, waarmee beoogt wordt recidive te voorkomen. De rechtbank zal aan deze voorwaardelijke straf - gelet op de bij verdachte geconstateerde problemen - de bijzondere voorwaarden koppelen van een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en een contact- en locatieverbod. Het contactverbod geldt ten aanzien van zowel het slachtoffer als haar zoontje en het locatieverbod geldt voor de Korrewegwijk in Groningen (de wijk Oud-Noord). De politie zal toezicht houden op het contact- en locatieverbod.
Geen oplegging vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Wetboek van Strafrecht
De officier van justitie heeft gevorderd dat er aan verdachte een contact- en locatieverbod wordt opgelegd in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van 5 jaren. De rechtbank ziet voor een dergelijke vrijheidsbeperkende maatregel, in aanvulling op de bijzondere voorwaarden, onvoldoende aanleiding en acht deze, mede in het (mogelijke toekomstige) belang van de zoon van verdachte, ook niet passend. De rechtbank zal dan ook niet overgaan tot oplegging van deze maatregel.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Op grond van artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht kan de rechtbank bepalen dat de bijzondere voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn, wanneer er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De reclassering heeft de dadelijke uitvoerbaarheid geadviseerd en de officier van justitie heeft deze ook gevorderd. De bewezen verklaarde misdrijven belaging en bedreiging zijn niet zonder meer misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank is echter van oordeel dat in dit geval, gelet op de bewezenverklaarde feiten, wordt voldaan aan voornoemd gevaarscriterium. Verdachte heeft immers in de door hem verstuurde berichten zeer ernstige (doods)bedreigingen geuit en verdachte is al eerder voor belaging en bedreiging van hetzelfde slachtoffer veroordeeld. Daarbij schat de reclassering het risico op herhaling in als gemiddeld tot hoog, waarbij tevens een risico op letselschade aanwezig wordt geacht gelet op eerdere veroordelingen met een geweldscomponent. De rechtbank zal daarom bevelen dat op grond van artikel 14e Sr de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 4.500,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel kan worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en toewijzing van de wettelijke rente.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat niet vaststaat dat verdachte verantwoordelijk is voor alle (psychische) problemen die aan de zijde van aangeefster ingetreden zijn en heeft om die reden verzocht het toe te wijzen bedrag te matigen tot een bedrag van € 1.000,- à € 1.500,-.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade op € 1.500,-. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen en voor het overige deel afwijzen.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk arrest van 12 mei 2021 van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 12 mei 2021. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 24 mei 2022 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf. De officier van justitie heeft deze vordering ter terechtzitting gehandhaafd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering tenuitvoerlegging moet worden afgewezen. Subsidiair, indien de vordering tenuitvoerlegging zou worden toegewezen, heeft de raadsman verzocht de periode van tenuitvoerlegging van deze straf in mindering te brengen op de op te leggen gevangenisstraf ten aanzien van de onderhavige feiten, zodat verdachte (netto) niet langer dan de huidige periode van voorlopige hechtenis in de gevangenis hoeft te verblijven.
Oordeel van de rechtbank
Nu veroordeelde het bewezenverklaarde begaan heeft voor het einde van de proeftijd en het in het onderhavige geval om een soortgelijk feit gaat, gepleegd jegens hetzelfde slachtoffer, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van de eerder voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 285 en 285b van het Wetboek van
Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart de dagvaarding geldig.
Verklaart het onder het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf (
een gedeelte, groot 6 maanden), niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, alsook de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 4 maanden gevangenisstraf, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat veroordeelde zich meldt binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd bij de reclassering.Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig acht.
dat veroordeelde zich, indien door de reclassering geïndiceerd, laat behandelen door eenambulante forensische hulpverlener zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
dat veroordeelde, indien door de reclassering geïndiceerd, verblijft in een instelling voor (forensisch) beschermd wonen of maatschappelijke opvang zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
dat veroordeelde op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met [slachtoffer] (slachtoffer/aangeefster), geboren op [geboortedatum] , en [naam 1] (zoon van slachtoffer), geboren op [geboortedatum] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. Met toestemming van de reclassering kan van het verbod worden afgeweken, indien dit bijdraagt aan het herstellen van de communicatie tussen veroordeelde en aangeefster in het belang van hun zoon en voor het invullen van het ouderschap.
dat veroordeelde zich niet bevindt in de wijk Oud-Noord (voorheen bekend als de Korrewegwijk) te
Groningen (het betreft het gebied gelegen tussen de Bedumerweg, het Van Starkenborghkanaal, het Oosterhamrikkanaal, Boterdiep en de Rodeweg), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De reclassering heeft de mogelijkheid van dit verbod af te wijken, indien dit bijdraagt aan het herstellen van de communicatie tussen veroordeelde en aangeefster, in het belang van hun zoon en het invullen van het ouderschap.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van € 1.500,- (zegge: vijftienhonderd euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 januari 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van [slachtoffer] voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.500,- (zegge: vijftienhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat geheel uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 25 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

21.005441-19:

Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van de meervoudige kamer van het Gerechtshof Arnhem, locatie Leeuwarden van 12 mei 2021, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden (met aftrek van voorarrest).
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Timmermans, voorzitter, mr. H.R. Bracht en mr. W. de Weijer, rechters, bijgestaan door mr. T.D. Pel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 december 2022.