In deze zaak heeft de kinderrechter op 8 november 2022 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een veertienjarig meisje, hierna aangeduid als '[de minderjarige]'. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 19 oktober 2022 een verzoek ingediend om [de minderjarige] onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling (GI) Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen voor de duur van een jaar, en om een machtiging tot uithuisplaatsing voor vier maanden te verlenen. De kinderrechter heeft de zaak mondeling behandeld en vastgesteld dat er zorgen zijn over de ontwikkeling van [de minderjarige], die onder andere alcohol en drugs gebruikt, veel verzuimt van school en in een onveilige thuissituatie woont.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder van [de minderjarige] betrokken is bij de hulpverlening, maar dat er nog niet voldoende is ingezet op vrijwillige hulpverlening in de thuissituatie. De Raad en de moeder hebben verschillende opvattingen over de acceptatie van de zorg die nodig is om de ontwikkelingsbedreiging weg te nemen. De kinderrechter heeft besloten om het verzoek tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing aan te houden, zodat de zaak in beeld blijft en er spoedig een hervatting van de mondelinge behandeling kan plaatsvinden indien nodig. De kinderrechter heeft benadrukt dat er nog alternatieven zijn voor gedwongen jeugdzorg en dat de hulpverlening in de thuissituatie nog niet is uitgeput.
De beschikking is op 8 november 2022 mondeling gegeven door de kinderrechter, en de schriftelijke uitwerking is op 17 november 2022 vastgesteld. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.