In deze beschikking van de Rechtbank Noord-Nederland, uitgesproken op 8 november 2022, wordt het verzoek tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige afgewezen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van de minderjarige, maar dat de verzochte maatregelen niet geëigend zijn. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing, omdat er bij de minderjarige sprake zou zijn van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. De kinderrechter heeft echter geconcludeerd dat de ouders de benodigde zorg voor de minderjarige voldoende accepteren, ondanks de problematiek die zich voordoet. De minderjarige, die op dat moment zestien jaar oud was en in een kleinschalige woonvoorziening verbleef, had aangegeven dat hij het verzoek van de Raad niet steunde en dat hij een ondertoezichtstelling te licht vond. De moeder steunde het verzoek van de Raad, terwijl de gecertificeerde instelling (GI) twijfels had over de effectiviteit van een ondertoezichtstelling. De kinderrechter concludeerde dat de ouders niet in staat zijn om het gezag over de minderjarige op een behoorlijke wijze uit te oefenen, maar dat een ondertoezichtstelling niet de juiste maatregel zou zijn. In plaats daarvan leek een kader van verplichte geestelijke gezondheidszorg meer passend. De kinderrechter heeft uiteindelijk het verzoek afgewezen, met de overweging dat gedwongen jeugdzorg niet geëigend is voor de problematiek van de minderjarige.