Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende jeugddetentie, en een voorwaardelijke jeugddetentie van één maand met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft hij oplegging van de algemene en bijzondere voorwaarden gevorderd zoals door de Raad voor de Kinderbescherming zijn geadviseerd in haar advies van 14 november 2022. Tot slot heeft de officier van justitie oplegging van een contact- en een locatieverbod gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit om ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit een werkstraf van 40 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk op te leggen. De raadsman acht oplegging van een voorwaardelijke jeugddetentie gelet op de beperkingen van verdachte, een te zware straf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, de psychologische rapportage van 19 oktober 2022, de rapportage van de Raad voor de
Kinderbescherming van 14 november 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Hij heeft het slachtoffer, terwijl deze op de grond lag, tegen zijn hoofd geschopt terwijl hij schoenen met stalen neuzen droeg. Daarnaast heeft hij een brandende sigaret op de wang van het slachtoffer gedrukt en op hem gespuugd. Verdachte heeft met zijn gedrag geen enkel respect getoond voor de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en de rechtbank rekent dit verdachte aan. Bij dergelijk ernstige feiten is jeugddetentie in beginsel een passende straf.
Uit de justitiële documentatie van 27 mei 2022 van verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld.
Verdachte is voor deze zaak in bewaring gesteld en gelijktijdig onder voorwaarden geschorst. Hij heeft zich aan die voorwaarden gehouden.
De psycholoog heeft geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van ASS, een gedragsstoornis en ADHD. Daarnaast zijn er depressieve en trauma-gerelateerde klachten.
Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde en hebben de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte beïnvloed. In het algemeen laat verdachte ongewenst en grensoverschrijdend gedrag zien. Hij is zelfbepalend, opstandig en maakt vaak ruzie met autoriteiten. Verdachte heeft het gevoel door anderen benadeeld en negatief beoordeeld te worden. Vanuit dat gevoel probeert hij zijn gelijk te halen. Wanneer dat niet lukt wordt het hem zwart voor de ogen, is hij zo boos dat hij niet meer nadenkt maar ageert, zoals gebeurde ten tijde van het ten laste gelegde. Ook daarna legt hij vooral de schuld bij de ander, ook al is deze jonger dan hijzelf. Hij had niet uitgedaagd moeten worden is verdachte zijn redenering. De deskundige geeft aan dat het handelen van verdachte deels voortkomt uit de genoemde stoornissen en adviseert om verdachte het ten laste gelegde in een verminderende mate toe te rekenen.
De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het primair bewezen verklaarde feit aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
Uit de rapportage blijkt verder dat verdachte voor een langere periode toezicht en begeleiding nodig heeft, gelet op de intensiteit en complexiteit van zijn stoornissen. De kans op recidive blijft matig tot hoog zonder een passende behandeling. Omdat verdachte momenteel nog regelmatig terugvalt in ongewenst gedrag en er nauwelijks beschermende factoren zijn, heeft hij dringend passende en gestructureerde behandeling nodig. De deskundige adviseert handhaving van de jeugdreclasseringsmaatregel met de bijzondere voorwaarden van het meewerken aan coaching en aan behandeling, mogelijk verdere diagnostiek bij Accare en het opvolgen van alle interventies die de jeugdreclassering (ook gaandeweg het traject) noodzakelijk acht.
Door de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) is aangegeven dat verdachte die net veertien jaar is, een first offender is. Er is bij verdachte weinig besef wat voor impact zijn delictgedrag op het slachtoffer heeft gehad. Verdachte geeft hierbij aan dat hijzelf veelal negatieve consequenties ervaart en daarom spijt heeft van zijn daden. De kans op herhaling wordt door de Raad als heel hoog ingeschat. Verder geeft de Raad aan dat verdachte zich, ondanks dat hij de schorsende voorwaarden erg zwaar vindt, wel aan die voorwaarden heeft gehouden. De structuur en kaders vanuit de jeugdreclassering zijn helpend voor hem. Er volgen direct consequenties wanneer verdachte zich niet houdt aan de afspraken. Positief is dat verdachte zich op dit moment wel laat aanspreken op zijn gedrag. De Raad is van mening dat verdachte vanuit de thuissituatie weinig begrenzing heeft gehad, waardoor hij nooit juiste consequenties heeft ervaren op zijn negatieve gedrag. Omdat verdachte geen intrinsieke motivatie heeft om mee te werken aan de noodzakelijke hulpverlening die zowel de psycholoog als de Raad nodig achten, is een stevige stok achter de deur noodzakelijk. Een voorwaardelijke jeugddetentie is naar mening van de Raad van belang om daarnaast zowel verdachte als zijn ouders te doordringen van de ernst van de gebeurtenis en hun opstelling en houding daarbij. De Raad acht het van belang dat behandeling prioriteit krijgt, zodat verdachte zich in positieve zin kan ontwikkelen. Hierin is het van belang dat verdachte en zijn ouders zich blijven openstellen voor de noodzakelijke hulpverlening. Verdachte zal echter voor een langere periode toezicht en begeleiding nodig hebben gezien de intensiteit en complexiteit van zijn stoornissen. Daarnaast dient er gemonitord te worden hoe de ontwikkeling rondom de jongerencoach en de behandelingen bij Accare beklijft gezien de geringe motivatie van verdachte.
De Raad adviseert oplegging van een onvoorwaardelijke werkstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie met de bijzondere voorwaarden van het hebben van een dagbesteding dan wel het volgen van onderwijs, het meewerken aan de hulpverlening die de jeugdreclassering noodzakelijk acht (o.a. een jongerencoach van Adrem Zorggroep, herdiagnostiek bij Accare en behandeling bij Accare, zowel RGT als individuele behandeling) en voortzetting van de maatregel van Toezicht en Begeleiding.
Ter zitting hebben mevrouw B. de Haan van de Raad en de heer A. Ahmed van de Jeugdreclassering nog een nadere toelichting gegeven. Voor verdachte is het belangrijk dat hij in zijn negatieve gedrag wordt begrensd, dat hij een behandeling volgt en ondersteuning krijgt om de kans op herhaling te verlagen.
De rechtbank zal, alles afwegend, de officier van justitie volgen in zijn eis en aan verdachte een werkstraf van 40 uren en een voorwaardelijke jeugddetentie van één maand opleggen, met aftrek van het voorarrest. Ook zal de rechtbank de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden van het hebben van een dagbesteding of scholing, het meewerken aan de door de Jeugdreclassering noodzakelijk geachte hulpverlening en voortzetting van de maatregel van Toezicht en Begeleiding, opleggen. Daarnaast ziet de rechtbank aanleiding voor het opleggen van een contactverbod met het slachtoffer.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Gelet op de aard en de ernst van het door de verdachte gepleegde feit, de problematiek van de verdachte die verband houdt met zijn delictgedrag en het recidiverisico is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht (hierna Sr.) te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 77aa Sr. uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.