ECLI:NL:RBNNE:2022:4503

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 december 2022
Publicatiedatum
2 december 2022
Zaaknummer
18-128872-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een verdachte voor poging tot zware mishandeling met bijkomende straf en schadevergoeding

Op 1 december 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een slachtoffer. De feiten vonden plaats op 23 mei 2022, toen de verdachte, terwijl het slachtoffer op de grond lag, hem tegen het hoofd schopte met schoenen met stalen neuzen, een brandende sigaret op zijn wang drukte en op hem spuugde. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke werkstraf van 40 uren en een voorwaardelijke jeugddetentie van één maand, met een proeftijd van twee jaren. Tevens zijn er bijzondere voorwaarden aan de jeugddetentie verbonden. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de ouders van de verdachte aansprakelijk zijn gesteld voor de schadevergoeding.

De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en getuigen als bewijs gebruikt, evenals een forensisch geneeskundig letselverslag. De verdachte heeft de handelingen erkend, maar ontkende dat hij het slachtoffer tegen het hoofd had geschopt. De rechtbank oordeelde dat de kans op zwaar lichamelijk letsel door het schoppen met stalen neuzen aanzienlijk was, vooral omdat het slachtoffer al op de grond lag. De rechtbank heeft de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht vanwege zijn psychische problemen, waaronder ASS en ADHD, en heeft rekening gehouden met zijn voorgeschiedenis en de aanbevelingen van deskundigen.

De rechtbank heeft de strafmotivering gebaseerd op de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de noodzaak van begeleiding en behandeling voor de verdachte. De uitspraak benadrukt het belang van het waarborgen van de veiligheid van anderen en het bieden van hulp aan jongeren met gedragsproblemen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/128872-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van 1 december 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 november 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.C.L. Crozier, advocaat te Sneek. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Veen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair hij op of omstreeks 23 mei 2022 te [plaats] , gemeente Noardeast-Fryslân ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (die [benadeelde partij] ) bij de nek heeft vastgepakt en/of tegen de voeten heeft geschopt en/of naar/tegen de grond heeft gegooid en/of (vervolgens) tegen (en/of in de richting van) het hoofd, althans (elders) op en/of tegen het lichaam, heeft geschopt en/of een (brandende) sigaret in het gezicht (op de wang) heeft gedrukt en/of op/naar het lichaam heeft gespuugd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair hij op of omstreeks 23 mei 2022 te [plaats] , gemeente Noardeast-Fryslân [benadeelde partij] heeft mishandeld door hem bij de nek vast te pakken en/of tegen de voeten te schoppen en/of naar/tegen de grond te gooien en/of (vervolgens) tegen het hoofd, althans (elders) op en/of tegen het lichaam, te schoppen en/of een (brandende) sigaret in het gezicht (op de wang) te drukken en/of op/naar het lichaam te spugen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het primair ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte alle ten laste gelegde handelingen heeft erkend, maar niet dat hij het slachtoffer tegen zijn hoofd heeft geschopt. Verdachte droeg (klomp)schoenen met stalen neuzen. Als hij het slachtoffer tegen zijn hoofd zou hebben geschopt, zou deze meer letsel hebben gehad. Daarnaast is het de vraag of verdachte zich heeft gerealiseerd dat hij zwaar lichamelijk letsel zou kunnen toebrengen en dat hij dat risico heeft genomen. Gelet op de belaste voorgeschiedenis van verdachte acht de raadsman dat onaannemelijk. Verdachte was boos op het slachtoffer en heeft uit woede of frustratie gehandeld omdat het slachtoffer hem eerder vals had beschuldigd. Toen verdachte hem daar op aan wilde spreken, is verdachte boos geworden en heeft hij het slachtoffer mishandeld. Daarom kan de subsidiair ten laste gelegde mishandeling bewezen worden verklaard, aldus de raadsman.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 17 november 2022 afgelegde verklaring, voor zoverinhoudende:
Ik heb het slachtoffer bij zijn nek gepakt. Daardoor viel hij op de grond. Toen hij op de grond lag, heb ik tegen zijn knie geschopt. Ik heb hem één keer geschopt. Daarna heb ik een peuk in zijn gezicht uitgedrukt. Ook heb ik naar hem gespuugd. Ik droeg mijn werkschoenen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 23 mei 2022, opgenomenop pagina 5 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2022129666 van 24 mei 2022, inhoudende als verklaring van [benadeelde partij] :
Ik doe aangifte van mishandeling. Ik heb pijn en letsel. Ik ben 10 jaar.
Vandaag, 23 mei 2022, omstreeks 16:50 uur, was ik in de speeltuin aan het spelen. Ik was hier samen met mijn twee vriendjes. Er waren meerdere kinderen in de speeltuin. Wij waren al eerder naar de speeltuin geweest. Toen zijn wij terug naar huis gegaan om tegen mijn stiefvader te zeggen dat er een jongen met de naam [verdachte] is die ons lastig viel. Mijn stiefvader [naam] zei tegen ons dat wij gewoon moesten gaan spelen en dat hij een beetje op zou gaan letten. Ik en mijn vriendjes zijn toen terug gegaan naar de speeltuin. We kwamen direct [verdachte] weer tegen. [verdachte] zei tegen mij: ''je hebt mij gesnitcht.'' Dat betekent je hebt mij verraden. Ik denk dat het ging omdat wij vorige week de politie hadden gebeld. Dat ging toen over dat hij een mes bij zich had. Vandaag werd [verdachte] kwaad en pakte mij bij mijn nek beet en gooide mij tegen de grond. Toen schopte hij tegen mijn hoofd aan. Toen drukte hij peuk op mijn gezicht uit. Op mijn rechterwang. Toen hij dit deed, deed het ook direct pijn. Het brandde een beetje. Toen ik op de grond lag heeft [verdachte] ook nog naar mij gespuugd.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 23 mei 2022,opgenomen op pagina 9 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige] :
Op 23 mei 2022 ben ik met [betrokkene 1] en [verdachte] op het bankje gaan zitten in de speeltuin. [betrokkene 2] en [betrokkene 3] zaten in de bosjes. Ik zag toen dat er drie kinderen de speeltuin in kwamen lopen. [verdachte] zei tegen ons dat hij een van de drie kinderen niet mocht. Ik zag dat [verdachte] naar deze kinderen toe liep. De kinderen stonden ongeveer op vijf meter afstand. Ik ben op het bankje blijven zitten met [betrokkene 1] .
Ik zag dat hij naast een jongen ging staan. Ik zag dat [verdachte] deze jongen bij zijn nek pakte.
Ik zag dat [verdachte] deze jongen tegen zijn beide voeten aan schopte. Ik zag dat de jongen daarop op de grond viel. Ik zag dat [verdachte] de jongen in zijn gezicht trapte. Ik zag namelijk dat
[verdachte] met kracht zijn voet richting het gezicht van het jongetje bracht. Ik zag dat [verdachte] de jongen raakte op zijn rechterwang. Ik zag dat [verdachte] klompschoenen droeg. Ik hoorde dat een van de jongetjes vroeg aan [verdachte] of er stalen neuzen in zijn schoenen zaten. Ik zag dat [verdachte] zijn klomp uittrok. Ik hoorde dat [verdachte] zei: 'Ja, hoor maar.' Ik zag dat hij de klomp met de neus op een koprolrek sloeg.
Ik ben met [betrokkene 1] er heen gelopen. Ik zei tegen [verdachte] dat hij normaal moest doen. Ik heb [verdachte] weggeduwd van de kinderen. Ik zag dat [verdachte] weg wilde lopen. Ik zag dat [verdachte] terug liep naar het jongetje op de grond. Ik zag dat [verdachte] in zijn rechterhand een sigaret vasthield. Ik zag [verdachte] de sigaret op de rechterwang van de jongen duwde. Ik zag dat hij de sigaret daarop liet vallen. Ik zag dat [verdachte] langs het jongetje liep welke op de grond lag. Ik zag dat [verdachte] spuugde op het jongetje welke op de grond lag.
4. Een forensisch geneeskundig letselverslag met foto’s van de GGD Fryslân, op 27 juni 2022 opgemaakt en ondertekend door I.I. Hoogland, forensisch arts i.o. en T.H. Tan, forensisch arts, voor zover inhoudende, als hun verklaring:
Datum onderzoek 31-05-2022
Betrokkene [benadeelde partij] , geboren [geboortedatum]
Foto 2
Plaats : wang rechts, tussen jukbeen en onderste kaakbeen in, ter hoogte van de neusvleugel Omtrek : korstvorming is onscherp begrensd, roodheid eromheen is scherp begrensd.
Vorm : overwegend rond.
Omvang: circa 0,9 x 0,6 cm.
Kleur : centrale roodheid met rondom geelwitte korstvorming danwel huidschilfers en lichtrode verkleuring.
Efflorescentie: huid is centraal nog onderbroken.
Soort verwonding: Huiddefect met opstaande huidschilfers danwel korstvorming wat aan het genezen is. Het kunnen verschillende soorten verwondingen met verschillende oorzaken zijn.
Mechanisme van ontstaan:
- Op basis van het beeld op het spreekuur is geen mechanisme van ontstaan vast te stellen.
Foto 3
Plaats : wang rechts, net onder jukbeen.
Omtrek : onscherp begrensd.
Vorm : ovaal / langwerpig.
Omvang: circa 2,5 x 1,5 cm.
Kleur : lichtblauw tot geelbruin
Efflorescentie: huid is intact
Soort verwonding: bloeduitstorting.
Mechanisme van ontstaan:
- Een bloeduitstorting ontstaat door de inwerking van stomp uitwendig geweld zoals slaan,schoppen, samendrukken, knijpen, stoten of vallen.
Foto 4. Door moeder van betrokkene, waarschijnlijk op dag 1. a.
Plaats : wang rechts, tussen jukbeen en onderste kaakbeen in ter hoogte van de neusvleugel, overeenkomstig met de door ons geobjectiveerde huidafwijking.
Omtrek : overwegend scherp begrensd.
Vorm : rond tot ovaal.
Omvang: niet goed te beoordelen zonder meetlat.
Kleur : lichtroze met donker verkleurde randen.
Efflorescentie: huid is onderbroken met aan de (voor de kijker) linkerzijde een verhevenheid.
Soort verwonding: passend bij een brandwond met blaarvorming, waarbij mogelijk de as nog aan de wondranden is te zien. Mechanisme van ontstaan:
- Brandwond: beschadiging van de huid en/of diepere weefsellagen door thermische (hitte/kou), elektrische, chemische, kinetische (warmte door frictie) of andere inwerking zoals straling. b.
Plaats : aangezicht rechts, van jukbeen tot halverwege de wang
Rangschikking: meerdere huidafwijkingen. Een aantal liggen onder elkaar, een aantal naast elkaar, en een aantal meer verspreid.
Omtrek : onscherp begrensd.
Vorm : puntjes tot streepjes.
Omvang: niet goed te beoordelen zonder meetlat.
Kleur : rode puntjes tot streepjes met daaronder een blauw verkleuring Efflorescentie: huid is niet onderbroken, geen duidelijke verhevenheid.
Soort verwonding: bloeduitstorting met mogelijk schaafletsel.
Mechanisme van ontstaan:
  • Bloeduitstorting: zie boven
  • Een schaafwond ontstaat door het schuren van de huid langs een ruw oppervlak of vice versa.
Foto 5. Rechterwang door moeder gemaakt waarschijnlijk enkele dagen later Plaats : wang rechts, tussen jukbeen en kaakbeen in.
Rangschikking: meerdere huidafwijkingen. Een aantal liggen onder elkaar, een aantal naast elkaar, en een aantal meer verspreid.
Omtrek : scherp begrensd.
Vorm : puntjes tot korte streepjes.
Omvang: niet goed te beoordelen wegens gebrek aan meetlat.
Kleur : lichtbruin.
Efflorescentie: huid is onderbroken (geweest).
Soort verwonding: Oppervlakkig huidletsel in een stadium van herstel. Het beeld kan passen bij een schaafletsel.
Mechanisme van ontstaan:
- Schaafwond: zie boven
Datum/tijd incident : 23 mei 2022, omstreeks 16.50 uur
Opgegeven toedracht : Een jongen van circa 12 jaar heeft een peuk in zijn gezicht uitgedrukt en met stalen schoen in zijn gezicht geschopt op dezelfde plek.
Genezingsduur : Tenminste 1-2 weken
(Blijvende) beperking : Lichamelijk geen.

Bewijsoverweging

De rechtbank overweegt het volgende. De aangifte van het slachtoffer wordt ondersteund door de verklaring van de getuige [getuige] . Deze getuige heeft verklaard dat hij heeft gezien dat, nadat het slachtoffer op de grond lag, verdachte hem in zijn gezicht trapte en op zijn rechterwang raakte. Daarnaast heeft een forensisch arts het slachtoffer een week later onderzocht. Uit het forensisch geneeskundig letselverslag blijkt dat het slachtoffer op zijn rechterwang, net onder zijn jukbeen, een bloeduitstorting heeft. De forensisch arts merkt verder op dat een bloeduitstorting ontstaat door de inwerking van stomp uitwendig geweld zoals -onder meer- schoppen. Verdachte heeft ontkend dat hij het slachtoffer tegen zijn hoofd heeft geschopt. Ondanks die ontkenning acht de rechtbank ook het schoppen tegen het hoofd bewezen, gelet op de aangifte, de ondersteunende getuigenverklaring en het geneeskundig letselverslag.
Naar algemene ervaringsregels brengt het met werkschoenen met stalen neuzen schoppen tegen het hoofd, een aanmerkelijke kans in het leven dat die persoon daardoor zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht. Dit geldt te meer als dit gebeurt op een moment dat het slachtoffer door eerder geweld reeds op de grond ligt. Het hoofd is een vitaal en zeer kwetsbaar deel van het lichaam. Een verwonding aan het hoofd of de hersenen kan snel tot zwaar lichamelijk letsel leiden. Dit is een feit van algemene bekendheid en verdachte moet zich daarvan bewust zijn geweest. Dat het letsel in het onderhavige geval relatief beperkt is gebleven, is naar het oordeel van de rechtbank niet aan verdachte te danken geweest. Dit gedrag van verdachte is naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van contra-indicaties is niet gebleken. De rechtbank acht daarom het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
primair hij op 23 mei 2022 te [plaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [benadeelde partij] bij de nek heeft vastgepakt en op de grond heeft gegooid en vervolgens tegen het hoofd heeft geschopt en een brandende sigaret op de wang heeft gedrukt en naar het lichaam heeft gespuugd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op: primair Poging tot zware mishandeling
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende jeugddetentie, en een voorwaardelijke jeugddetentie van één maand met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft hij oplegging van de algemene en bijzondere voorwaarden gevorderd zoals door de Raad voor de Kinderbescherming zijn geadviseerd in haar advies van 14 november 2022. Tot slot heeft de officier van justitie oplegging van een contact- en een locatieverbod gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit om ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit een werkstraf van 40 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk op te leggen. De raadsman acht oplegging van een voorwaardelijke jeugddetentie gelet op de beperkingen van verdachte, een te zware straf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, de psychologische rapportage van 19 oktober 2022, de rapportage van de Raad voor de
Kinderbescherming van 14 november 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Hij heeft het slachtoffer, terwijl deze op de grond lag, tegen zijn hoofd geschopt terwijl hij schoenen met stalen neuzen droeg. Daarnaast heeft hij een brandende sigaret op de wang van het slachtoffer gedrukt en op hem gespuugd. Verdachte heeft met zijn gedrag geen enkel respect getoond voor de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en de rechtbank rekent dit verdachte aan. Bij dergelijk ernstige feiten is jeugddetentie in beginsel een passende straf.
Uit de justitiële documentatie van 27 mei 2022 van verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld.
Verdachte is voor deze zaak in bewaring gesteld en gelijktijdig onder voorwaarden geschorst. Hij heeft zich aan die voorwaarden gehouden.
De psycholoog heeft geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van ASS, een gedragsstoornis en ADHD. Daarnaast zijn er depressieve en trauma-gerelateerde klachten.
Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde en hebben de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte beïnvloed. In het algemeen laat verdachte ongewenst en grensoverschrijdend gedrag zien. Hij is zelfbepalend, opstandig en maakt vaak ruzie met autoriteiten. Verdachte heeft het gevoel door anderen benadeeld en negatief beoordeeld te worden. Vanuit dat gevoel probeert hij zijn gelijk te halen. Wanneer dat niet lukt wordt het hem zwart voor de ogen, is hij zo boos dat hij niet meer nadenkt maar ageert, zoals gebeurde ten tijde van het ten laste gelegde. Ook daarna legt hij vooral de schuld bij de ander, ook al is deze jonger dan hijzelf. Hij had niet uitgedaagd moeten worden is verdachte zijn redenering. De deskundige geeft aan dat het handelen van verdachte deels voortkomt uit de genoemde stoornissen en adviseert om verdachte het ten laste gelegde in een verminderende mate toe te rekenen.
De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het primair bewezen verklaarde feit aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
Uit de rapportage blijkt verder dat verdachte voor een langere periode toezicht en begeleiding nodig heeft, gelet op de intensiteit en complexiteit van zijn stoornissen. De kans op recidive blijft matig tot hoog zonder een passende behandeling. Omdat verdachte momenteel nog regelmatig terugvalt in ongewenst gedrag en er nauwelijks beschermende factoren zijn, heeft hij dringend passende en gestructureerde behandeling nodig. De deskundige adviseert handhaving van de jeugdreclasseringsmaatregel met de bijzondere voorwaarden van het meewerken aan coaching en aan behandeling, mogelijk verdere diagnostiek bij Accare en het opvolgen van alle interventies die de jeugdreclassering (ook gaandeweg het traject) noodzakelijk acht.
Door de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) is aangegeven dat verdachte die net veertien jaar is, een first offender is. Er is bij verdachte weinig besef wat voor impact zijn delictgedrag op het slachtoffer heeft gehad. Verdachte geeft hierbij aan dat hijzelf veelal negatieve consequenties ervaart en daarom spijt heeft van zijn daden. De kans op herhaling wordt door de Raad als heel hoog ingeschat. Verder geeft de Raad aan dat verdachte zich, ondanks dat hij de schorsende voorwaarden erg zwaar vindt, wel aan die voorwaarden heeft gehouden. De structuur en kaders vanuit de jeugdreclassering zijn helpend voor hem. Er volgen direct consequenties wanneer verdachte zich niet houdt aan de afspraken. Positief is dat verdachte zich op dit moment wel laat aanspreken op zijn gedrag. De Raad is van mening dat verdachte vanuit de thuissituatie weinig begrenzing heeft gehad, waardoor hij nooit juiste consequenties heeft ervaren op zijn negatieve gedrag. Omdat verdachte geen intrinsieke motivatie heeft om mee te werken aan de noodzakelijke hulpverlening die zowel de psycholoog als de Raad nodig achten, is een stevige stok achter de deur noodzakelijk. Een voorwaardelijke jeugddetentie is naar mening van de Raad van belang om daarnaast zowel verdachte als zijn ouders te doordringen van de ernst van de gebeurtenis en hun opstelling en houding daarbij. De Raad acht het van belang dat behandeling prioriteit krijgt, zodat verdachte zich in positieve zin kan ontwikkelen. Hierin is het van belang dat verdachte en zijn ouders zich blijven openstellen voor de noodzakelijke hulpverlening. Verdachte zal echter voor een langere periode toezicht en begeleiding nodig hebben gezien de intensiteit en complexiteit van zijn stoornissen. Daarnaast dient er gemonitord te worden hoe de ontwikkeling rondom de jongerencoach en de behandelingen bij Accare beklijft gezien de geringe motivatie van verdachte.
De Raad adviseert oplegging van een onvoorwaardelijke werkstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie met de bijzondere voorwaarden van het hebben van een dagbesteding dan wel het volgen van onderwijs, het meewerken aan de hulpverlening die de jeugdreclassering noodzakelijk acht (o.a. een jongerencoach van Adrem Zorggroep, herdiagnostiek bij Accare en behandeling bij Accare, zowel RGT als individuele behandeling) en voortzetting van de maatregel van Toezicht en Begeleiding.
Ter zitting hebben mevrouw B. de Haan van de Raad en de heer A. Ahmed van de Jeugdreclassering nog een nadere toelichting gegeven. Voor verdachte is het belangrijk dat hij in zijn negatieve gedrag wordt begrensd, dat hij een behandeling volgt en ondersteuning krijgt om de kans op herhaling te verlagen.
De rechtbank zal, alles afwegend, de officier van justitie volgen in zijn eis en aan verdachte een werkstraf van 40 uren en een voorwaardelijke jeugddetentie van één maand opleggen, met aftrek van het voorarrest. Ook zal de rechtbank de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden van het hebben van een dagbesteding of scholing, het meewerken aan de door de Jeugdreclassering noodzakelijk geachte hulpverlening en voortzetting van de maatregel van Toezicht en Begeleiding, opleggen. Daarnaast ziet de rechtbank aanleiding voor het opleggen van een contactverbod met het slachtoffer.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Gelet op de aard en de ernst van het door de verdachte gepleegde feit, de problematiek van de verdachte die verband houdt met zijn delictgedrag en het recidiverisico is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht (hierna Sr.) te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 77aa Sr. uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

Benadeelde partij

[benadeelde partij] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd, met dien verstande dat, gelet op de leeftijd van verdachte, de schadevergoedingsmaatregel niet kan worden opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de vordering van de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren omdat deze onvoldoende is onderbouwd. Schorsing van het onderzoek ter zitting om de vordering alsnog nader te onderbouwen zal tot een onevenredige belasting van het strafgeding leiden, aldus de raadsman.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt het volgende. Uit de toelichting op het verzoek tot schadevergoeding blijkt dat -onder meer- sprake is van lichamelijk letsel in de vorm van een ontsierend litteken in het gezicht. Dat deel van de vordering is niet voldoende onderbouwd. Wel is naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Bij het vaststellen van de hoogte van de schade maakt de rechtbank gebruik van haar schattingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek. De hoogte van de schade wordt geschat op € 750,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2022. De vordering van de benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
Nu verdachte ten tijde van het bewezen verklaarde feit de leeftijd van veertien jaren nog niet had bereikt, wordt de vordering op grond van artikel 51g, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering geacht te zijn gericht tegen zijn ouders [naam ouder] en [naam ouder] . De ouders zijn daarom aansprakelijk voor betaling van het toegewezen bedrag.
Aangezien de ouders van verdachte aansprakelijk zijn voor de schadevergoeding, is oplegging van de maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht niet aan de orde.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38v, 45, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 302 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 40 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 20 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.

een jeugddetentie voor de duur van één maand.

Bepaalt dat deze jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid te Leeuwarden en dat hij zich daarna gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode, die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd en op door de Jeugdreclassering te bepalen plaatsen en tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang die instelling dat noodzakelijk acht; 2. dat de veroordeelde dagbesteding heeft dan wel onderwijs volgt;
3. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd, voor zo lang als de Jeugdreclassering dat nodig acht,zal meewerken aan de hulpverlening die de Jeugdreclassering noodzakelijk acht (o.a. jongerencoach van Adrem Zorggroep, herdiagnostiek bij Accare en behandeling bij Accare, zowel RGT als individuele behandeling);
4. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zalopnemen of zoeken met het slachtoffer [benadeelde partij] , geboren [geboortedatum] .
Geeft aan Regiecentrum Bescherming en Veiligheid te Leeuwarden, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot enmet het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de Jeugdreclassering zo vaak en zo lang als de Jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] toe tot na te melden bedrag en veroordeelt de ouders van verdachte, zijnde [naam ouder] en [naam ouder] mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 750,00 (zegge: zevenhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2022.
Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij] voor het overige in zijn vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt voornoemde ouders van verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. F. van der Meulen en mr. A.G.D. Overmars, rechters, bijgestaan door D.P. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 december 2022.
Mr. Overmars is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.