ECLI:NL:RBNNE:2022:4502

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 november 2022
Publicatiedatum
2 december 2022
Zaaknummer
LEE 22/1758
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om inzage in de Fraude Signalering Voorziening (FSV) van de Belastingdienst

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van eiser tegen het besluit van de Minister van Financiën inzake zijn verzoek om inzage in de Fraude Signalering Voorziening (FSV). De Minister heeft het verzoek toegewezen en eiser een overzicht gegeven van zijn persoonsgegevens die in de FSV stonden. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, omdat hij wil weten waarom hij in de FSV is opgenomen en meent schade te hebben geleden door deze opname. In het bestreden besluit van 19 april 2022 heeft de Minister aangegeven dat hij niet over meer informatie beschikt dan hij al heeft verstrekt.

De rechtbank heeft het beroep op 28 oktober 2022 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde, evenals de gemachtigden van de Minister aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is, omdat eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er meer persoonsgegevens zijn dan die de Minister heeft verstrekt. De rechtbank stelt vast dat de Minister heeft voldaan aan het inzagerecht op grond van artikel 15 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Eiser heeft geen bewijs geleverd dat er meer gegevens zijn dan de Minister heeft verstrekt, en zijn vermoeden van een persoonsverwisseling leidt niet tot een andere conclusie.

De rechtbank concludeert dat de Minister voldoende informatie heeft gegeven en dat het beroep ongegrond is. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. L. Willems-Keekstra, rechter, en is openbaar uitgesproken op 24 november 2022. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/1758

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 november 2022 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiser

(gemachtigde: [gemachtigde 1]),
en

De Minister van Financiën (de Minister)

(gemachtigden: [gemachtigde 2] en [gemachtigde 3]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit op eisers verzoek om inzage in de Fraude Signalering Voorziening (FSV). De Minister heeft dit verzoek opgevat als een verzoek om informatie op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Hij heeft het verzoek in het primaire besluit toegewezen en aan eiser een overzicht gegeven van zijn persoonsgegevens die in de FSV stonden.
1.1.
Eiser heeft tegen deze beslissing bezwaar gemaakt. Hij wil weten waarom hij in de FSV was opgenomen. Bovendien meent hij dat hij schade heeft geleden doordat hij ten onrechte in de FSV was opgenomen. In het bestreden besluit van 19 april 2022 heeft de Minister aangegeven dat hij niet over meer informatie beschikt dan hij al heeft verstrekt.
1.2.
De Minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. De rechtbank heeft aan eiser een schriftelijke reactie op het verweerschrift gevraagd. Eiser heeft deze reactie gegeven.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 28 oktober 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van de Minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de inzage die de Minister gegeven heeft. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De rechtbank betrekt bij haar oordeel de volgende feiten en omstandigheden.
4.1.
Eiser heeft een brief ontvangen van de Minister waarin stond dat hij was opgenomen in de FSV. Tevens werd in deze brief medegedeeld dat de FSV niet langer in gebruik is, omdat het gebruik hiervan niet voldeed aan de AVG. In de brief werd eiser verder gewezen op de mogelijkheid om inzage te krijgen in de persoonsgegevens die in de FSV stonden. En op de mogelijkheid om te melden dat hij schade heeft geleden door opname in de FSV. Eiser heeft inzage gevraagd in zijn gegevens en een schademelding gedaan.
Waar gaat deze zaak over?
5. Op zijn inzageverzoek heeft eiser een beslissing ontvangen, waartegen hij bezwaar heeft gemaakt. Dit beroep gaat enkel over de beslissing van de Minister op dat bezwaarschrift, over de aan eiser verstrekte inzage in zijn in de FSV opgenomen gegevens. De vraag of verweerder (destijds) al dan niet onrechtmatig heeft gehandeld door eisers persoonsgegevens in de FSV op te nemen, ligt dus niet ter beantwoording voor. Daarom kan ook niet aan de orde komen in hoeverre eiser als gevolg van dit (beweerdelijke onrechtmatige) handelen schade heeft geleden. Uit het procesdossier blijkt wel dat er op het Ministerie wordt gewerkt aan een tegemoetkomingsregeling voor die gevallen waarin de registratie in de FSV nadelige gevolgen heeft gehad. Een dergelijk tegemoetkomingsverzoek heeft eiser inmiddels ook gedaan. Verweerder heeft toegezegd, zodra er meer duidelijkheid is over het tegemoetkomingsbeleid, op dit verzoek van eiser een afzonderlijk besluit te nemen. Tegen de uitkomst hiervan kan eiser eventueel in een andere procedure opkomen.
Heeft de Minister voldoende informatie gegeven?
6. Eiser heeft aangevoerd dat hij wil weten hoe hij op de lijst is gekomen. Ook denkt hij dat er meer informatie moet zijn dan de Minister hem heeft verstrekt. Hij vermoedt dat er sprake is van een persoonsverwisseling.
7. In het primaire besluit heeft de Minister op grond van artikel 15 van de AVG (onder meer) een overzicht verstrekt waarin staat welke persoonsgegevens van eiser in de FSV zijn verwerkt. De gegevens zijn overgenomen uit het zogenoemde Dagboek PIT, de voorganger van de FSV. De Minister heeft daarbij aangegeven dat niet meer te achterhalen valt hoe het signaal destijds in Dagboek PIT terecht is gekomen, omdat deze lijst niet meer bestaat. In het bestreden besluit heeft de Minister overwogen dat aan het verzoek van eiser om meer gegevens te verstrekken uit de FSV niet kan worden voldaan, omdat die gegevens er niet zijn.
8. Verweerder heeft er vanuit kunnen gaan dat eiser op grond van artikel 15 van de AVG heeft verzocht om inzage in zijn gegevens in de FSV. Het inzagerecht van artikel 15 van de AVG is bedoeld om inzage te verkrijgen in de (eigen) persoonsgegevens van natuurlijke personen en te controleren of deze correct zijn. Degene die stelt dat er meer persoonsgegevens moeten zijn, zal dit aannemelijk moeten maken, indien het bestuursorgaan onderzoek naar die gegevens heeft gedaan en niet ongeloofwaardig heeft medegedeeld dat er niet meer persoonsgegevens zijn.
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er meer persoonsgegevens zijn dan die verweerder heeft verstrekt. Verweerder heeft dan ook voldaan aan het in artikel 15 van de AVG neergelegde recht op inzage. Alleen eisers vermoeden dat er meer informatie moet zijn, is niet voldoende om anders te oordelen. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de mededelingen van verweerder in dit verband. Ter zitting is gebleken dat - na het bestreden besluit - delen van Dagboek PIT alsnog zijn teruggevonden. Deze vondst maakt echter niet dat het bestreden besluit onjuist was, omdat deze informatie pas na het bestreden besluit beschikbaar is gekomen. Daarbij ziet deze informatie niet op de FSV, waarin eiser inzage heeft gevraagd. Bovendien heeft verweerder geloofwaardig aangevoerd dat in Dagboek PIT niet meer informatie staat dan eiser al uit de FSV heeft ontvangen. De Minister heeft overigens ter zitting toegezegd dat eiser een kopie van zijn gegevens in het Dagboek PIT ontvangt.
10. Het standpunt van eiser dat er sprake is van een persoonsverwisseling, kan evenmin leiden tot de conclusie dat de Minister te weinig informatie heeft verstrekt. De Minister hoeft op grond van de AVG slechts inzage te verstrekken in de eigen persoonsgegevens van de verzoeker. Zoals hiervoor overwogen, heeft de Minister dat voldoende gedaan.
11. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Willems-Keekstra, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.P. Voorham, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
24 november 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.