In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 30 november 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiser, geboren op 15 oktober 1999 en van Algerijnse nationaliteit, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, genomen op 30 augustus 2022, hield in dat de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling werd genomen, omdat Italië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Eiser stelde dat het overnameverzoek aan Italië te laat was ingediend, aangezien dit verzoek op 20 april 2022 was gedaan, terwijl de Eurodac-treffer op 16 februari 2022 was ontvangen. De rechtbank oordeelde dat het verzoek aan Italië inderdaad te laat was, omdat de fatale termijn van twee maanden, zoals vastgelegd in artikel 21 van de Dublinverordening, niet was gerespecteerd. De rechtbank concludeerde dat Nederland verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, en vernietigde het bestreden besluit. Verweerder werd opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-.