Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primaire feit, met uitzondering van het binnendringen en aanraken van de anus van het slachtoffer.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primaire feit wegens het ontbreken van voldoende steunbewijs voor het bestanddeel “binnendringen”. De verklaringen van andere getuigen dan [slachtoffer] zijn immers slechts van horen zeggen en de verklaring van verdachte is bekennend noch ontkennend. Ook uit het DNA-onderzoek kan niet worden vastgesteld dat sprake is van seksueel binnendringen. Opvallend is dat uit het onderzoek blijkt dat de hoeveelheid materiaal en de bewijskracht daarvan afneemt naarmate meer inwendig wordt gekeken. De raadsvrouw heeft tevens bepleit dat verdachte in zowel het primaire als subsidiaire feit moet worden vrijgesproken van het binnendringen en aanraken van de anus van het slachtoffer.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primaire feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Bewijsmiddelen
De rechtbank baseert haar beslissing dat verdachte het bewezen verklaarde feit heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn opgenomen. Wanneer tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
Bewijsoverweging
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat de bewijsminimumregel uit artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering betrekking heeft op de tenlastelegging als geheel, en niet op onderdelen daarvan. Het is niet vereist dat voor de verklaring van het slachtoffer op het punt van de “kern” van het tenlastegelegde – hier het seksueel binnendringen van het lichaam – steun is te vinden in het overige bewijsmateriaal. Het op bepaalde punten bevestigd zien van de verklaring van het slachtoffer in andere bewijsmiddelen kan volgens de Hoge Raad eveneens voldoende zijn, mits afkomstig van een andere bron en er geen te ver verwijderd verband bestaat tussen de verklaring en het overige gebruikte bewijsmateriaal.
In onderhavige zaak is de rechtbank van oordeel dat de eerste verklaring van verdachte bij de politie, de aangifte van [naam 1] en de resultaten van het DNA-onderzoek voldoende steun bieden aan de verklaring van [slachtoffer], ook voor zover haar verklaring inhoudt dat verdachte met een van zijn vingers in haar vagina is geweest. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee voldoende wettig bewijs voor alle onderdelen van het primaire feit, met uitzondering van het aanraken en binnendringen van de anus, waarover [slachtoffer] zelf niet heeft verklaard.
Het standpunt van de raadsvrouw, dat het forensisch onderzoek bij het slachtoffer onvoldoende steun biedt aan de verklaring van [slachtoffer], volgt de rechtbank niet. Het verschil in de hoeveelheid aangetroffen DNA-materiaal en het verschil in bewijskracht is goed verklaarbaar uit het tijdsverloop tussen het seksueel misbruik en het afnemen van de zedenkit, te weten meer dan 12 uren.
Tot slot houdt de rechtbank verdachte aan zijn eerste verklaring bij de politie, omdat deze verklaring kort na het feit is afgelegd, en daarbij authentiek en betrouwbaar overkomt. Uit die verklaring blijkt dat verdachte toen tenminste deels herinneringen had aan wat hij met [slachtoffer] had gedaan. De stelling van de verdediging dat verdachte alleen omdat hij werd geslagen tegenover zijn naasten heeft bevestigd dat hij [slachtoffer] onzedelijk had betast, vindt zijn weerlegging in de verklaringen van die naasten (zijn vrouw, broer en stiefschoonzoon) in het dossier. Pas nadat verdachte die bevestiging had gegeven, is er geweld tegen hem gebruikt.
De rechtbank acht daarom het primaire feit wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van het binnendringen en aanraken van de anus.