ECLI:NL:RBNNE:2022:4461

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 november 2022
Publicatiedatum
30 november 2022
Zaaknummer
18/140519-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor seksueel misbruik van stief-kleindochter met bijzondere voorwaarden

Op 29 november 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Leeuwarden uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel misbruik van zijn stief-kleindochter. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan het voorwaardelijke strafdeel, waaronder een contactverbod met het slachtoffer en haar ouders, en een locatieverbod voor de woning van het slachtoffer.

De zaak kwam ter terechtzitting na een onderzoek op 15 november 2022, waarbij de verdachte aanwezig was en bijgestaan door zijn advocaat, mr. J.E. Versluis. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. E.R. van Slooten. De tenlastelegging betrof handelingen die de verdachte in juni 2022 zou hebben gepleegd met zijn stief-kleindochter, die op dat moment nog geen twaalf jaar oud was. De rechtbank oordeelde dat het primaire feit wettig en overtuigend bewezen was, met uitzondering van het binnendringen en aanraken van de anus van het slachtoffer.

De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van het slachtoffer, de eerste verklaring van de verdachte bij de politie, en de resultaten van het DNA-onderzoek. De rechtbank verwierp de argumenten van de verdediging die stelden dat er onvoldoende bewijs was voor het binnendringen. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de vertrouwensrelatie tussen de verdachte en het slachtoffer, en de psychische schade die dergelijke misdrijven kunnen toebrengen aan slachtoffers. De rechtbank concludeerde dat een gevangenisstraf van aanzienlijke duur noodzakelijk was, en dat de bijzondere voorwaarden een passende maatregel waren om de veiligheid van het slachtoffer te waarborgen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Leeuwarden
parketnummer 18/140519-22
verkort vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 29 november 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats], wonende te [straatnaam], [woonplaats], thans gedetineerd te [instelling].
Dit verkort vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 november 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.E. Versluis, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E.R. van Slooten.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode omvattende de dagen 4 juni 2022 en 5 juni 2022 te Gorredijk, in elk geval in de gemeente Opsterland, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2016), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, (zijnde een kind dat hij verzorgt, in elk geval een minderjarige die aan zijn zorg en waakzaamheid was toevertrouwd) een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], immers heeft verdachte in voornoemde periode
  • een of meer van verdachtes vinger(s) in de vagina en/of anus van die [slachtoffer] geduwd/gebrachten/of (vervolgens) gehouden en/of
  • de vagina en/of anus van die [slachtoffer] betast/aangeraakt;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij - als zogenoemde stiefopa/pake - in of omstreeks de periode omvattende de dagen 4 juni 2022 en 5 juni 2022 te Gorredijk, in elk geval in de gemeente Opsterland, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 2016, immers heeft verdachte in voornoemde periode de vagina en/of anus van die [slachtoffer] betast/aangeraakt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primaire feit, met uitzondering van het binnendringen en aanraken van de anus van het slachtoffer.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primaire feit wegens het ontbreken van voldoende steunbewijs voor het bestanddeel “binnendringen”. De verklaringen van andere getuigen dan [slachtoffer] zijn immers slechts van horen zeggen en de verklaring van verdachte is bekennend noch ontkennend. Ook uit het DNA-onderzoek kan niet worden vastgesteld dat sprake is van seksueel binnendringen. Opvallend is dat uit het onderzoek blijkt dat de hoeveelheid materiaal en de bewijskracht daarvan afneemt naarmate meer inwendig wordt gekeken. De raadsvrouw heeft tevens bepleit dat verdachte in zowel het primaire als subsidiaire feit moet worden vrijgesproken van het binnendringen en aanraken van de anus van het slachtoffer.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primaire feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Bewijsmiddelen
De rechtbank baseert haar beslissing dat verdachte het bewezen verklaarde feit heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn opgenomen. Wanneer tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
Bewijsoverweging
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat de bewijsminimumregel uit artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering betrekking heeft op de tenlastelegging als geheel, en niet op onderdelen daarvan. Het is niet vereist dat voor de verklaring van het slachtoffer op het punt van de “kern” van het tenlastegelegde – hier het seksueel binnendringen van het lichaam – steun is te vinden in het overige bewijsmateriaal. Het op bepaalde punten bevestigd zien van de verklaring van het slachtoffer in andere bewijsmiddelen kan volgens de Hoge Raad eveneens voldoende zijn, mits afkomstig van een andere bron en er geen te ver verwijderd verband bestaat tussen de verklaring en het overige gebruikte bewijsmateriaal.
In onderhavige zaak is de rechtbank van oordeel dat de eerste verklaring van verdachte bij de politie, de aangifte van [naam 1] en de resultaten van het DNA-onderzoek voldoende steun bieden aan de verklaring van [slachtoffer], ook voor zover haar verklaring inhoudt dat verdachte met een van zijn vingers in haar vagina is geweest. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee voldoende wettig bewijs voor alle onderdelen van het primaire feit, met uitzondering van het aanraken en binnendringen van de anus, waarover [slachtoffer] zelf niet heeft verklaard.
Het standpunt van de raadsvrouw, dat het forensisch onderzoek bij het slachtoffer onvoldoende steun biedt aan de verklaring van [slachtoffer], volgt de rechtbank niet. Het verschil in de hoeveelheid aangetroffen DNA-materiaal en het verschil in bewijskracht is goed verklaarbaar uit het tijdsverloop tussen het seksueel misbruik en het afnemen van de zedenkit, te weten meer dan 12 uren.
Tot slot houdt de rechtbank verdachte aan zijn eerste verklaring bij de politie, omdat deze verklaring kort na het feit is afgelegd, en daarbij authentiek en betrouwbaar overkomt. Uit die verklaring blijkt dat verdachte toen tenminste deels herinneringen had aan wat hij met [slachtoffer] had gedaan. De stelling van de verdediging dat verdachte alleen omdat hij werd geslagen tegenover zijn naasten heeft bevestigd dat hij [slachtoffer] onzedelijk had betast, vindt zijn weerlegging in de verklaringen van die naasten (zijn vrouw, broer en stiefschoonzoon) in het dossier. Pas nadat verdachte die bevestiging had gegeven, is er geweld tegen hem gebruikt.
De rechtbank acht daarom het primaire feit wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van het binnendringen en aanraken van de anus.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primaire feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode omvattende de dagen 4 juni 2022 en 5 juni 2022 te Gorredijk, in de gemeente Opsterland, met [slachtoffer] geboren op [geboortedatum] 2016, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een minderjarige die aan zijn zorg en waakzaamheid was toevertrouwd, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], immers heeft verdachte in voornoemde periode
- een vinger in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en vervolgens gehouden en - de vagina van die [slachtoffer] betast.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primaire feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Daarbij heeft de officier van justitie gevorderd dat de maatregel zoals bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr) wordt opgelegd, in de vorm van een contactverbod met [slachtoffer] en haar ouders, en een gebiedsverbod voor de omgeving van [slachtoffer].
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, alsmede voor oplegging van een taakstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de Pro Justitiarapportage d.d. 3 oktober 2022 van N. van der Weegen (GZ-psycholoog) en het reclasseringsrapport van het Leger des Heils d.d. 13 oktober 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het seksueel misbruiken van zijn stief-kleindochter, de 6-jarige [slachtoffer]. Toen [slachtoffer] bij verdachte logeerde is verdachte bij haar in bed komen liggen, en is hij onder andere met zijn vinger in haar vagina gegaan. Nadat [slachtoffer] aan hem aangaf dat het haar pijn deed, is verdachte op een andere manier doorgegaan met het plegen van ontuchtige handelingen. Verdachte heeft hiermee op een zeer grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn stief-kleindochter. Het seksueel misbruik van het slachtoffer vond plaats toen zij logeerde bij haar oma en (stief)opa, een plek waar zij zich veilig had moeten voelen. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit soort strafbare feiten vaak langdurige en ernstige schade kunnen toebrengen aan de psychische gezondheid van de slachtoffers.
Volgens de Pro Justitia-rapportage lijdt verdachte aan een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met schizoïde en narcistische trekken. Hoewel deze stoornis ook zou hebben bestaan ten tijde van het ten laste gelegde adviseert de deskundige om het ten laste gelegde aan verdachte volledig toe te rekenen. De deskundige schat verder het recidiverisico in als laag, en adviseert geen zorg- of behandeltraject. De reclassering adviseert om geen bijzondere voorwaarden aan verdachte op te leggen. In de adviezen vindt de rechtbank geen aanleiding om het bewezenverklaarde in verminderde mate toe te rekenen of om verdachte in het kader van bijzondere voorwaarden te verplichten tot een (ambulante) behandeling.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet met een andere straf worden volstaan dan met een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank heeft in strafverzwarende zin rekening gehouden met de vertrouwensrelatie tussen het slachtoffer en verdachte, de jonge leeftijd van het slachtoffer en dat verdachte door is gegaan terwijl het slachtoffer had aangegeven dat het haar pijn deed. Voorts houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte first offender is en dat sprake lijkt te zijn van een eenmalige gebeurtenis. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf acht geslagen op hetgeen in vergelijkbare zaken als straf is opgelegd, en zal om die reden in matigende zin afwijken van de strafeis van de officier van justitie. Voorts wijkt de rechtbank af van de straf die de raadsvrouw van verdachte heeft voorgesteld, omdat dat voorstel onvoldoende recht doet aan de ernst van het feit. Ten aanzien van het risico op herhaling stelt de rechtbank voorop dat de reclassering geen inschatting heeft kunnen maken van het recidiverisico. Ook de rechtbank heeft een dergelijke inschatting niet kunnen maken, omdat verdachte – hoewel daartoe ter zitting indringend uitgenodigd – nauwelijks inzicht heeft gegeven in zijn beweegredenen. Om een mogelijk bestaand recidiverisico in te perken, acht de rechtbank het van belang om een voorwaardelijk strafdeel op te leggen. Aan deze voorwaardelijke straf zal de rechtbank een contactverbod met [slachtoffer] en haar ouders verbinden, alsmede een locatieverbod rond de woning van [slachtoffer]. Deze vorm voor de verboden acht de rechtbank passender dan het opleggen van een maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr, zodat daartoe niet zal worden overgegaan.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van het voorarrest, passend en oplegging daarvan geboden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 244 en 248 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zalopnemen, zoeken of hebben met [naam 1], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], vader van het slachtoffer;
dat de veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zalopnemen, zoeken of hebben met [naam 2], moeder van het slachtoffer;
dat de veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zalopnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 2016 te Smallingerland, slachtoffer;
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden binnen een straal van 100 meterrondom de woning van [slachtoffer] (op dit moment [straatnaam], [woonplaats]). Dit verbod geldt niet voor zover verdachte zich bevindt in een rijdende personenauto op de autoweg N31.
De politie houdt toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden.
Dit verkort vonnis is gewezen door mr. G.W.G. Wijnands, voorzitter, mr. N.A. Vlietstra en mr. L.M. Praamstra, rechters, bijgestaan door mr. L.F. Beitsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 november 2022.