ECLI:NL:RBNNE:2022:4459

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 november 2022
Publicatiedatum
30 november 2022
Zaaknummer
18/310899-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zedendelicten wegens onvoldoende bewijs

Op 28 november 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van ontucht met zijn minderjarige kinderen. De zaak kwam ter terechtzitting op 14 november 2022, waar de verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. J. Andonovski, verscheen. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. H. Mous. De tenlastelegging omvatte ontuchtige handelingen met twee minderjarige slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], die beide aangifte deden van de feiten die zich tussen 2006 en 2011 zouden hebben voorgedaan.

De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als authentiek en betrouwbaar beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat er onvoldoende steunbewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank benadrukte dat zedenzaken vaak bewijstechnisch lastig zijn, vooral wanneer de feiten zich lange tijd geleden hebben voorgedaan en er geen andere getuigen zijn die de beschuldigingen kunnen bevestigen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers niet voldoende onderling als steunbewijs konden dienen, omdat de gedragingen die zij beschrijven significant van elkaar verschilden.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij de hem verweten handelingen had gepleegd. De vorderingen van de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], tot schadevergoeding werden niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de feiten niet bewezen waren. De rechtbank heeft bepaald dat de kosten voor de benadeelde partijen en de verdachte voor eigen rekening komen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Leeuwarden
parketnummer 18/310899-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 november 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats], wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 november 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. Andonovski, advocaat te Heerenveen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 januari 2006 tot en met 13 januari 2010 te Leeuwarden, in elk geval in Nederland, (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] 1996, door
  • de/het bedekte/onbedekte kruis/schaamstreek van die [slachtoffer 1] te betasten, althans aan teraken en/of
  • de onbedekte borst(en) van die [slachtoffer 1] te betasten, althans aan te raken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 januari 2006 tot en met 13 januari 2010, te Leeuwarden, in elk geval in Nederland (telkens) met een persoon die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, te weten: [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] 1996, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, door
  • de/het bedekte/onbedekte kruis/schaamstreek van die [slachtoffer 1] te betasten, althans aan teraken en/of
  • de onbedekte borst(en) van die [slachtoffer 1] te betasten, althans aan te raken;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 augustus 2007 tot en met 24 augustus 2011 te Leeuwarden, in elk geval in Nederland, (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind, [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum] 1997, door
  • de/het bedekte/onbedekte kruis/schaamstreek en/of billen van die [slachtoffer 2] te betasten,althans aan te raken en/of
  • zijn, verdachtes, (bedekte/onbedekte) penis tegen de (bedekte/onbedekte) billen, althans hetlichaam, van die [slachtoffer 2] te duwen en/of te brengen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 augustus 2007 tot en met 24 augustus 2011, te Leeuwarden, in elk geval in Nederland (telkens) met een persoon die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, te weten: [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum] 1997, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, door
  • de/het bedekte/onbedekte kruis/schaamstreek van die [slachtoffer 2] te betasten, althans aan teraken en/of
  • zijn, verdachtes, (bedekte/onbedekte) penis tegen de (bedekte/onbedekte) billen, althans hetlichaam, van die [slachtoffer 2] te duwen en/of te brengen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd voor het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde, waarbij de officier van justitie partiële vrijspraak heeft gevorderd voor wat betreft het onder 2 primair ten laste gelegde gedeelte: het duwen/brengen van de penis tegen het lichaam van het slachtoffer. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. De aangiftes van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn als betrouwbaar aan te merken. Deze verklaringen zijn consistent en gedetailleerd en sluiten aan bij de bevindingen uit de informatieve gesprekken. Deze verklaringen zijn ook niet op elkaar afgestemd of beïnvloed, omdat de slachtoffers niet voorafgaand aan de aangiftes uitvoerig met elkaar hebben gesproken over de ontuchtige handelingen. Uit het voorgaande volgt dat er geen andere motieven, zoals wraak, aan beide aangiftes ten grondslag liggen. Bovendien is er sprake van voldoende steunbewijs ten aanzien van beide feiten, gelet op de verklaringen van de slachtoffers waarin de modus operandi grotendeels overeen komt. Daarnaast ondersteunt de getuigenverklaring van [naam 1] de verklaring van [slachtoffer 1], nu zij van haar eerder heeft gehoord dat er meer is voorgevallen dan slechts handtastelijkheden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, nu er zich onvoldoende bewijs in het dossier bevindt om tot een bewezenverklaring te komen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank merkt op dat zedenzaken, zoals onderhavige, bewijstechnisch lastige zaken zijn. Kenmerkend is de aanwezigheid van slechts twee personen bij de verweten ontuchtige handelingen: de persoon die stelt slachtoffer te zijn geweest en de verdachte. Daarbij staan de verklaringen van deze personen vaak lijnrecht tegenover elkaar, waarbij er geen andere personen zijn die de ten laste gelegde handelingen hebben waargenomen. In deze zaak is een extra complicerende factor dat de verwijten zien op gebeurtenissen van meer dan tien jaar geleden.
De rechtbank stelt bij de waardering van het bewijs en de beoordeling van de tenlastelegging het volgende voorop. Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan niet uitsluitend worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat het de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige waargenomen feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
Het steunbewijs hoeft bij zedenzaken niet per definitie te zien op de ontuchtige handelingen zelf. Het is afdoende wanneer de verklaringen van aangeefsters op onderdelen steun vinden in andere bewijsmiddelen. Indien een verklaring van een getuige (mede) een zelfstandige, eigen waarneming inhoudt ten aanzien van de emotionele of fysieke toestand van een van de aangeefsters op het moment dat de strafbare feiten plaatsvinden, of vlak daarna, kan die waarneming voldoende steunbewijs opleveren voor het tenlastegelegde.
Daarnaast kan het gebruik van bewijs van een ander, soortgelijk feit als schakelbewijs en daarmee als steunbewijs dienen. Schakelbewijs gebruiken kan alleen als de manier waarop de verschillende feiten zijn begaan op essentiële punten overeenkomt of kenmerkende gelijkenissen vertoont. De manier waarop de feiten zijn gepleegd, de modus operandi, moet dan zodanig overeenkomen in beide zaken dat de aangifte van het ene feit als steunbewijs voor het andere feit kan dienen.
Op 1 december 2020 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan van ontucht gepleegd door verdachte, haar biologische vader. Aangeefster [slachtoffer 1] heeft verklaard dat dit heeft plaatsgevonden tussen haar tiende en dertiende levensjaar in de woning van verdachte. Op 15 januari 2021 heeft ook [slachtoffer 2] aangifte gedaan van ontuchtige handelingen begaan door verdachte, haar stiefvader. Ook zij heeft verklaard dat deze gebeurtenissen hebben plaatsvonden tussen haar tiende en dertiende levensjaar in de woning van verdachte. Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting de beschuldigingen ontkend.
De rechtbank is van oordeel dat de door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] afgelegde verklaringen authentiek overkomen. Uit het procesdossier volgen geen contra-indicaties die de integriteit van (een van) de aangeefsters in twijfel trekt. De rechtbank acht de verklaring van verdachte, inhoudende dat de aangiftes door zijn ex-vrouw geïnitieerd zouden zijn als wraakactie, derhalve niet aannemelijk. De verklaringen van aangeefsters worden betrouwbaar geacht en kunnen in beginsel gebezigd worden als bewijsmiddel.
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of de aangiftes van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] voldoende gesteund worden door andere bewijsmiddelen, nu de in deze aangiftes genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan. Uit de afgelegde verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] volgt dat zij niet over en weer de ontuchtige handelingen die jegens hen zouden zijn verricht hebben waargenomen. De rechtbank vindt daarnaast dat uit de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te weinig essentiële of kenmerkende gelijkenissen in het handelen van verdachte volgen, zodat deze verklaringen niet onderling als schakelbewijs en daarmee als steunbewijs kunnen dienen. In de kern komen de overeenkomsten erop neer dat de gedragingen in de woning van verdachte plaatsvonden, waarbij aangeefsters voor een computer moesten plaatsnemen op de schoot van verdachte. De geschetste context is hiermee hetzelfde, maar de verrichte ontuchtige gedragingen waarover zij verklaren verschillen nogal van elkaar. Zo verklaart [slachtoffer 1] dat verdachte met zijn handen haar, al dan niet ontblote, borsten en kruis heeft betast, terwijl [slachtoffer 2] die gedragingen niet benoemt, maar daarentegen verklaart dat verdachte zijn penis in haar vagina heeft geprobeerd te stoppen. Die omstandigheden zijn niet zodanig kenmerkend dat gezegd kan worden dat de verklaring van de ene aangeefster over haar eigen ervaringen voldoende ondersteuning biedt voor het ontucht van de andere aangeefster om als steunbewijs te kunnen dienen.
Verder zijn er geen getuigen die verklaren de directe gevolgen van de verweten gedragingen te hebben gezien bij (een van) de aangeefsters op het moment van die gedragingen of vlak daarna. Wel blijkt dat deze getuigen de op zichzelf staande verhalen over de vermeende ontuchtige handelingen door verdachte, hebben gehoord van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]. Voor zover het gaat om getuigen [naam 1] en [naam 2] die verklaren van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te hebben gehoord dat verdachte bij hen onzedelijke handelingen heeft begaan, kunnen deze verklaringen niet als steunbewijs dienen, omdat de informatie steeds afkomstig is van (een van) de aangeefsters. Deze verklaringen zijn voorts weinig gedetailleerd. Ook de eigen waarneming van deze getuigen wat betreft de emoties bij de aangeefsters vindt de rechtbank onvoldoende om de aangiftes te kunnen ondersteunen, gelet op het feit dat deze constateringen telkens pas jaren na het plaatsvinden van de incidenten zijn gedaan.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem ten laste gelegde feiten heeft begaan en zal zij hem dan ook van deze feiten vrijspreken.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 1], tot een bedrag van € 1.500,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderdmet wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 2], tot een bedrag van € 1.500,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderdmet wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen geheel dienen te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de bepleite vrijspraak, nietontvankelijkheid dient te volgen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de feiten niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partijen zullen daarom niet ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 primair en 2 subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Ten aanzien van feit 1:
Verklaart de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Ten aanzien van feit 2:
Verklaart de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.B. Maring, voorzitter, mr. L.W. Janssen en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. M. Huiskamp, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 november 2022.
Mr. E.P. van Sloten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.