ECLI:NL:RBNNE:2022:444

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 februari 2022
Publicatiedatum
22 februari 2022
Zaaknummer
18-043614-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met een minderjarige en poging daartoe

Op 22 februari 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 122 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis. De zaak kwam voort uit een onderzoek naar ontuchtige handelingen gepleegd door de verdachte, die zich via sociale media als een 19-jarige voordeed en een 9-jarig meisje benaderde met de belofte van geld in ruil voor naaktfoto's. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk het slachtoffer heeft bewogen tot het plegen van ontuchtige handelingen door misleiding en beloften van geld. De rechtbank achtte de verklaringen van het slachtoffer en de getuigen geloofwaardig en concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, dat last had van psychische problemen als gevolg van de handelingen van de verdachte. De rechtbank legde ook een schadevergoeding op aan het slachtoffer, die bestond uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Groningen
parketnummer 18-043614-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 22 februari 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 29 november 2021 en -na het wijzen van een tussenvonnis op 13 december 2021, waarin het onderzoek werd heropend en geschorst- het onderzoek op de terechtzitting van 8 februari 2022. Verdachte is niet ter terechtzitting van 8 februari verschenen. Namens verdachte is verschenen mr. W. Koopmans, advocaat te Groningen, die verklaarde gemachtigd te zijn namens verdachte het woord te voeren.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 juli 2019, althans in de maand juli 2019, te Wildervank, in de gemeente Veendam, door beloften van geld en/of misleiding, te weten door de belofte van 2,50 euro, althans een geldbedrag, voor het sturen van een naaktfoto en/of door zich voor te doen als " [naam] " van 19 jaar oud, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2009, die de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen, immers heeft hij, verdachte:
  • die [slachtoffer] via Tiktok en/of snapchat als zijnde " [naam] " benaderd en/of
  • tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij 19 jaar oud was en/of
  • aan die [slachtoffer] gevraagd of zij (een) naaktfoto('s) van zichzelf wilde sturen en dat zij daarvoor2,50 euro, althans een geldbedrag, zou krijgen, waarna die [slachtoffer] (een) naaktfoto('s), onder meer van haar naakte onderlichaam en/of (een) foto van zichzelf in haar onderbroek naar hem, verdachte, heeft gestuurd;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 juli 2019, althans in de maand juli 2019, te Wildervank, in de gemeente Veendam, een ander, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2009) door (een) feitelijkhe(i)d(en) wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten het sturen van (een) naaktfoto('s), onder meer van haar naakte onderlichaam en/of (een) foto van zichzelf in haar onderbroek naar hem, verdachte, door die [slachtoffer] via Tiktok en/of snapchat als zijnde " [naam] " te benaderen en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij 19 jaar oud was en/of tegen die [slachtoffer] te zeggen dat zij 2,50 euro, althans een geldbedrag, zou krijgen als zij (een) naaktfoto('s) van zichzelf aan hem, verdachte, zou sturen, en/of (aldus) zodanige psychische druk teweeg heeft gebracht, te weten het bieden van geld aan die destijds 9 jarige [slachtoffer] , waaraan die [slachtoffer] geen weerstand kon bieden;
2.
hij in of omstreeks de periode van 17 augustus 2019 tot en met 18 augustus 2019, althans in de maand(en) juli 2019 en/of augustus 2019 te Wildervank, in de gemeente Veendam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door beloften van geld en/of misleiding, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2009, die de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt opzettelijk te bewegen ontuchtige handelingen te plegen, immers heeft hij, verdachte:
  • die [slachtoffer] via Tiktok en/of snapchat als zijnde " [naam] " benaderd en/of
  • tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij 19 jaar oud was en/of
  • aan die [slachtoffer] gevraagd of zij in een luier wilde plassen en dat zij daarvoor 2,50 euro, althanseen geldbedrag, zou krijgen en/of zij nog meer geld kon verdienen door seks met hem, verdachte, te hebben en/of
  • een luier op een afgesproken plek gebracht, zodat die [slachtoffer] daarin kon plassen, terwijl deuitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 (primair) en 2 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de herkenningen door de verbalisanten van verdachte niet betrouwbaar zijn, nu de verbalisanten slechts summier en in algemene termen hebben beschreven waaraan zij verdachte zouden hebben herkend, dat het gaat om herkenningen door verbalisanten die verdachte jaren geleden voor het laatst hebben gezien en dat het camerabeelden van zeer matige kwaliteit betreft, waarop geen enkel gezicht te herkennen valt. Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het postuur en het loopje -waaraan de verbalisanten verdachte zouden hebben herkend- van de persoon c.q. personen die zichtbaar is/zijn op de camerabeelden, op de verschillende camerabeelden niet met elkaar corresponderen. Ook om die reden zijn de herkenningen van die persoon c.q. personen als zijnde verdachte onbetrouwbaar. Voorts heeft de raadsvrouw gesteld dat de politie geen deugdelijk (objectief) onderzoek heeft gedaan naar de betrouwbaarheid van de werkelijke tijdstippen waarop de camerabeelden zijn opgenomen, zodat niet kan worden bewezen op welk tijdstip verdachte in de buurt van de plaats delict zou zijn geweest. Uit het onderzoek is niet gebleken dat verdachte gebruik maakt(e) van Tiktok of Snapchat, waardoor ook uit de telefoongegevens van verdachte niet blijkt dat hij betrokken zou zijn geweest bij het ten laste gelegde. Tot slot heeft de raadsvrouw aangevoerd dat bij de politie sprake is van een tunnelvisie in de richting van verdachte, aangezien uit het dossier blijkt dat er (ook) een andere man in een zwarte auto op dat tijdstip in de buurt van de plaats delict is geweest, waarnaar door de politie geen onderzoek is gedaan. De raadsvrouw heeft gesteld dat er al met al onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om verdachte (ten tijde van het feit) op de plaats delict te plaatsen, waardoor niet kan worden bewezen dat verdachte “ [naam] ” is. Verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1 (primair) en het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 27 augustus 2019,opgenomen op pagina 173 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019220534/2019236852, d.d. 9 februari 2021, inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
Op 18 augustus 2019 kreeg ik een whatsappbericht van een moeder van een vriendje van [slachtoffer] . Hij had verteld dat zij een luier moesten volplassen en dat zij daar water in hadden gedaan. Dat hadden zij op snapchat afgesproken. [slachtoffer] gaf aan dat het klopte. Mijn man heeft twee keer op videobellen gedrukt, met ene ' [naam] '. Als reactie kreeg mijn man terug: “Hou op met bellen, maak een foto van je zelf’. Wat er toen is gezegd weet mijn man niet meer precies, maar de strekking was dat hij, [naam] , niet dom was en dat hij wel door had dat er water in de luier zat. (…) Wij kwamen erachter dat er bij een boerderij camera's hingen en daar heeft mijn man de camerabeelden uit gekeken. Op deze beelden zie je dat de kinderen een luier neerleggen en even later zie je dat er een man de luier komt ophalen. Het was een [auto] . Daar zat een jonge gast in, blond/licht haar, met een grijze trui en een donkere broek. Vervolgens hebben wij op andere camerabeelden gezien dat dezelfde auto voorbijreed, welke even daarvoor die luier had opgepikt. Daar was duidelijk het kenteken op te zien, te weten: [kenteken] . (…) [slachtoffer] vertelde tegen mijn man dat zij ook foto's heeft gestuurd van haar lichaam. [naam] begon berichtjes te sturen van “ik weet veel van plassers” in de periode van 20 tot 27 juli 2019. Na de vakantie kreeg [slachtoffer] een berichtje van [naam] of zij wist wat 'seks' was. Vervolgens vroeg [naam] of zij seks met hem wilde. [slachtoffer] zegt dat zij daar 'nee' op heeft gezegd, de weken erna heeft zij elke week één of twee foto's gestuurd naar [naam] omdat zij dacht dat zij daar geld voor zou krijgen, gedurende twee weken. [slachtoffer] vertelde dat hij het in het begin van de vakantie al eens over luiers had, maar dat zij daar niet eerder op had gereageerd. [slachtoffer] kreeg via Tiktok een berichtje van [naam] . Ongeveer 10 of 11 juli ontving [slachtoffer] het eerste berichtje van die [naam] . Toen zijn er over en weer wat berichtjes gestuurd. [naam] vertelde dat hij 19 jaar oud was en woonde in Zwolle en dat hij werkte in het ziekenhuis en dat hij [naam] heette en dat hij voor dokter studeert. Vlak voor dat wij op vakantie gingen vroeg [naam] : “Ben je nat of droog, stuur een foto van je onderbroek”. Twee dagen voor de luieropdracht kwam de man in contact met [slachtoffer] en vroeg: "We moeten een plek vinden voor de luier anders gaat het nooit werken, anders fiets je achter mij aan, en vinden we een plek en moet jij je broek en alles uit doen en de luier aandoen en er in plassen waar ik bij ben". Daarop antwoordde [slachtoffer] “nee”. Dan antwoord hij weer: "Ik geef je een laatste kans, ik leg hem daar neer". Hij stuurde een foto met daarop een plek en vroeg "ken je deze plek, anders fiets maar achter mij aan". [slachtoffer] heeft gezegd dat zij deze plek kent en toen is die afspraak dus gekomen dat zij erin zou plassen en dat er dan zou 5 euro bij zou zitten. Zij was met [getuige 2] en samen hebben zij de luier opgehaald. In de luier zat iets geels, hij rook raar en was vies.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen betreffende eenstudioverhoor van [slachtoffer] , d.d. 11 februari 2020, opgenomen op pagina 34 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
V: Waar kom je over vertellen?
A: Over rare man die mij appte. Dat hij mij eerst vroeg om een luier vol te pissen. Dat hij mij vroeg of dat ik wist wat seks was. En hij vroeg of ik dat met hem wil doen en ik zei "nee". Hij zei: ja dit is de laatste luier die je kan ophalen, anders fiets je maar achter mij aan.
A: Hij vroeg eerst op Tiktok of ik hem wilde toevoegen. Toen had ik hem toegevoegd. En toen vroeg ik gewoon hoe oud hij was. Toen zei die dat hij 19 was.
A: [naam] . Zo is zijn fake naam op Snapchat.
V. Hij heeft aan jou gevraagd of jij seks met hem wilde?
A: Ja. Drie keer.
V: Op wat voor manier heeft die aan jou gevraagd of je seks met hem wilde?
A: Hij zei: ja misschien wil jij het met mij doen. Ik zei: “nee, dat doe ik niet”. Hij zei: “ja anders kunnen we het in de bosjes doen bij school waar je uh...” Ik zei: “nee”.
V: Hoe gaat het dan verder?
A: Ik zei nee bij die vraag, want ik wilde niet. En toen zei hij: “stuur anders een naaktfoto, je krijgt er geld voor”. Ik zei: “geld dat wil ik wel”. Ik heb ze wel gestuurd, omdat ik daar geld voor kreeg.
Alleen ik heb niet mijn gezicht erbij gedaan.
V: Wat zei hij daar precies over dan?
A: Hij zei dat ik dan 2,50 daarvoor kreeg.
V: Die naaktfoto’s, over wat voor foto's heb jij het dan over?
A: Over foto's van mij in mijn onderbroek, bijvoorbeeld.
V: Hoe zat het op de andere foto's met jouw kleren?
A: Die waren echt gewoon naakt.
V: Op welke plek ben je dan?
A: Meestal in de badkamer dan.
V: En de eerste keer, welke foto hebben we het dan over?
A: Nou hij vroeg ook of ik nat of droog was. Maar dan bedoelt die mijn onderbroek, of ik daarin had gepist. Hij zei: “stuur eens een foto van je onderbroek”.
V: En de eerste naaktfoto die je gestuurd hebt, welke foto was dat?
A: Mijn buik en het topje. Hij zei: “ja dit is geen naaktfoto, als je nu wel een naaktfoto stuurt, dan krijg je echt geld bij die luier die je dan later moet ophalen”.
(…)
A: Die luier heeft hij wel een paar keer gevraagd op verschillende plekken. Alleen toen zei ik steeds: “nee”. Alleen toen uiteindelijk zei hij: “ja, dan fiets je maar achter mij aan”. Ik zei: “nee ik doe deze plek wel”.
V: En hoe kwam het dat je de luier ging ophalen?
A: Nou omdat ik anders achter hem aan moest fietsen, dat wilde ik niet. Blijkbaar had ik mijn kaart aan staan, dus hij wist waar ik woonde. Dus dan zou die mij kunnen ophalen. Dus daarom dacht ik: “nee nee”.
V: Wie zei: “ik weet waar je woont?” A: [naam] .
V: Dus toen had je maar gezegd: ik haal die luier wel op.
A: Ja.
V: Wat zegt hij over de luier?
A: Dat ik geld kon verdienen als ik daarin plaste.
V: En hoe moest je dat dan precies doen?
A: Dan moest ik hem gewoon mee naar huis nemen en in de badkamer dat doen en laten zien dat ik hem had. Alleen ik heb wel laten zien dat ik hem had, alleen ik had voor de rest alleen water erin gedaan. Want hij rook heel erg naar alcohol of zoiets, of gif. Er zat al iets geels in. Dat is in de vakantie dus.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen betreffende eenstudioverhoor van [getuige 2] , d.d. 11 februari 2020, opgenomen op pagina 104 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
V: Wat appt hij dan nog meer?
A: Zoals van, wanneer gaan wij een keer afspreken, dan geef ik jou de luier. En als jij dan voor de tweede keer in de luier gaat plassen, kan jij er 5 mee verdienen. A: En, dan kunnen wij seks hebben, dan kan jij nog meer geld verdienen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 december2019, opgenomen op pagina 95 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
In de rapportage betreffende de ‘Oneplus’ (waarvan [slachtoffer] als beslagene werd aangemerkt) zag ik een vijftal afbeeldingen. De eerste afbeelding betreft een foto van een meisje. Zij draagt geen kleding met uitzondering van een onderbroek, welke zij ter hoogte van haar knieën draagt. Op de foto is haar vagina zichtbaar. De andere afbeeldingen zijn vermoedelijk schermafbeeldingen welke zich in de map: Gallery bevinden. Gezien de lay-out van de afbeeldingen is het goed mogelijk dat het gaat om het programma Snapchat. Bovenaan de afbeeldingen staat de naam: [naam] ” geschreven. Op afbeelding 1 is het tijdstip 19:28 zichtbaar. Onderstaande chat is zichtbaar:
“IK: Wat maakt het uit
Alleen een foto met je hand voor je gezicht
Hallo
Ome hier”
Op afbeelding 2 is wederom de naam: ‘ [naam] ” zichtbaar. Het tijdstip 19:40 is zichtbaar. Onderstaande chat is zichtbaar.
“IK: Nee
[naam] : Oké. Ook je zus of je ouders niet?
IK: Nee
[naam] : Gingen ze nooit voelen of je nat was?”
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 augustus2019, opgenomen op pagina 18 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op de Eemsgolaan 1-3 te Groningen zou een zwarte [auto] , voorzien van het kenteken
[kenteken] , staan. Op het parkeerterrein zagen wij de eerdergenoemde [auto] staan. Wij zijn het bedrijfspand binnengegaan en kwamen bij een persoon, naar later bleek, [verdachte] . Wij hoorden dat hij tegen ons zei dat hij de bestuurder was van de [auto] . Ik vroeg aan [verdachte] of hij de enige persoon was die in het voertuig reed. Wij hoorden dat hij tegen ons zei dat dit inderdaad het geval was. Aangekomen bij het voertuig zagen wij dat [verdachte] de zwarte [auto] , voorzien van het kenteken [kenteken] , opende met een sleutel die aan zijn sleutelbos zat en dat hij zijn rijbewijs uit het voertuig haalde.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 juli 2020,opgenomen op pagina 151 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Beelden d.d. 18-08-2019
Camera 36e laan 1 Camera heeft zicht op de driesprong 36e Laan/J Kammingastraat.
- Bestand 00000001769009501
18-08-2019 16.06.37 uur Zwarte [auto] dat zichtbaar voorzien is van kenteken [kenteken] rijdt vanuit de richting van de Verbindingsweg in de richting van de J. Kammingastraat en slaat aan het einde van de 36e laan linksaf de J. Kammingastraat in.
Beelden d.d. 18-08-2019:
Camera Raadhuiskade 77 A te Wildervank. Camera heeft zicht op de Dalweg 36 ter hoogte van het rood/witte schrikhek op de driesprong Dalweg 36/Werkhuisweg. - Bestand 20190818-131348M (tijdstip: 13:13 uur en 48 seconden)
Twee kinderen, het eerste kind rijdt op een witte fiets en heeft een plastic tas in de rechterhand en het tweede kind rijdt op een blauwe fiets komen in beeld en het eerste kind op de witte fiets gooit de plastic tas in de richting van het rood/witte schrikhek op de driesprong
Dalweg/Werkhuisweg waarna beide kinderen omdraaien en terugfietsen in de richting van de Raadhuiskade. De tas blijft achter op het wegdek ter hoogte van het eerdergenoemde schrikhek.
- Bestand 20190818-132209M (tijdstip: 13:22 uur en 9 seconden)
Een vrouw die twee witte honden met zich meevoert en een persoon komen richting de Dalweg 36 gelopen. De vrouw pakt de plastic tas op en bevestigd deze aan het rood/witte schrikhek.
- Bestand 20190818 161733S (tijdstip: 16:17 uur en 33 seconden)
Een zwarte [auto] gelijk aan het voertuig dat door [verdachte] wordt geleased stopt ter hoogte van het schrikhek op de driesprong Dalweg 36/Werkhuisweg. Een man stapt uit en loopt om de auto heen en pakt de zak die aan het rood/witte schrikhek hangt en loopt vervolgens weer terug naar de auto, stapt weer in en rijdt weg in de richting van de begraafplaats aan de Dalweg 36. Bedoelde man wordt door de zedenrechercheurs [verbalisant 1] en [verbalisant 2] herkend als [verdachte] .
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 december 2021, opgenomen op pagina 5 (digitale nummering) van het aanvullend procesdossier, ter griffie binnengekomen op 22 december 2021, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] :
Op het camerabeeld onder nummer 20190818-161733S is te zien dat een zwarte [auto] , gelijkend op het voertuig dat door verdachte [verdachte] wordt geleased, stopt ter hoogte van het schrikhek. Een man stapt uit en loopt om de auto heen en pakt de zak die aan het rood/witte schrikhek hangt en loopt vervolgens weer terug naar de auto. Bedoelde man wordt door ons, [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , herkend als zijnde [verdachte] . Verdachte [verdachte] wordt door ons herkend aan zijn gezicht, zijn postuur en zijn manier van lopen.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt op grond van bovenstaande bewijsmiddelen vast dat verdachte de persoon is geweest die op 18 augustus 2019, op de Dalweg 36, een plastic tas met daarin een luier van een schrikhek heeft gepakt en meegenomen. De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan het waarheidsgehalte en de betrouwbaarheid van de op ambtseed en ambtsbelofte opgemaakt processen-verbaal, inhoudende de herkenningen door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] van verdachte, en zij acht de herkenningen om die reden bruikbaar voor het bewijs. De rechtbank stelt in dit verband vast dat het nadere proces-verbaal van bevindingen van deze verbalisanten, d.d. 21 december 2021, overeenstemt met het eerdere proces-verbaal van bevindingen van d.d. 22 juli 2020 (hierboven opgenomen als bewijsmiddel 6). De rechtbank houdt bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de herkenningen in het bijzonder rekening met het feit dat de desbetreffende verbalisanten gedurende in totaal drie uur en 45 minuten verdachte hebben verhoord, waardoor naar het oordeel van de rechtbank kan worden aangenomen dat zij beschikken c.q. beschikten over een duidelijk en gedetailleerd beeld van de uiterlijke kenmerken van verdachte, en zodoende in staat moeten worden geacht op betrouwbare wijze verdachte te kunnen hebben herkend. De rechtbank is voorts van oordeel dat de camerabeelden (onder nummer 20190818-161733S) niet van dusdanig slechte kwaliteit zijn, dat op basis daarvan de persoon op de camerabeelden, niet aan zijn gezicht, postuur en/of loopje zou kunnen worden herkend. Bovendien vindt de rechtbank steun voor de vaststelling dat het verdachte is geweest die op 18 augustus 2019 de luier van het schrikhek heeft gepakt en meegenomen, in het feit dat, binnen een tijdsbestek van (vermoedelijk) circa 11 minuten, het kenteken van de auto van verdachte op 18 augustus 2019 in de directe omgeving van de Dalweg 36 is gesignaleerd, waarbij bovendien is vastgesteld dat de auto aan het einde van de 36e laan linksaf de J. Kammingastraat in reed, zijnde in de richting van die Dalweg. Het enkele feit dat niet met honderd procent zekerheid kan worden gesteld dat de camerabeelden de exacte en werkelijke tijdstippen aangeven, doet daaraan niet af. Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank de verklaring van verdachte -dat hij niet de persoon op de camerabeelden is- ongeloofwaardig.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of bewezen kan worden dat verdachte “
[naam] ” is. De rechtbank constateert dat op de camerabeelden (onder nummer 20190818161733S) zichtbaar is dat een persoon met zijn auto stopt bij een schrikhek, deze persoon uitstapt, naar het schrikhek loopt, een plastic tas van het schrikhek pakt, terugloopt naar zijn auto, instapt en vervolgens wegrijdt. De rechtbank is van oordeel dat de handelingen van deze persoon -naar uiterlijke verschijningsvorm- dusdanig specifiek en doelgericht zijn, dat het niet anders kan dan dat deze persoon op de Dalweg 36 reed met het enkele doel om de plastic tas (met daarin de luier) op te halen. Nu hieraan, blijkens de verklaring van het slachtoffer Hut, een afspraak met [naam] voorafging, om in een luier te plassen en deze op de afgesproken plaats te brengen, wat blijkens de camerabeelden (bestand 20190818-131348M) ook daadwerkelijk is gebeurd, kan het dus niet anders zijn dan dat deze persoon [naam] is. De rechtbank is derhalve van oordeel dat, nu deze persoon is herkend als zijnde verdachte, tevens wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte [naam] is. Deze vaststelling vindt naar het oordeel van de rechtbank bovendien steun in de zich in het dossier bevindende berichten van verdachte aan zijn ex-vriendin -waaruit blijkt dat verdachte (destijds) interesse had in plasseks en luiers- en de
(opvallend) gelijkluidende vraag van zowel verdachte aan zijn ex-vriendin als [naam] aan
[slachtoffer] : “ben je nat of ben je droog?”. Dat sprake zou zijn van tunnelvisie bij de politie, zoals de raadsvrouw heeft betoogd -nu er ook een andere persoon in de buurt van de plaats delict zou zijn geweest- ziet de rechtbank dan ook, gelet op het vorenstaande, niet. Het onder 1 (primair) en 2 ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 (primair) en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de maand juli 2019, te Wildervank, door beloften van geld en misleiding, te weten door de belofte van 2,50 euro, voor het sturen van een naaktfoto en door zich voor te doen als " [naam] " van 19 jaar oud, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2009, die de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen, immers heeft hij, verdachte:
  • die [slachtoffer] via Tiktok en/of snapchat als zijnde " [naam] " benaderd en
  • tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij 19 jaar oud was en
  • aan die [slachtoffer] gevraagd of zij naaktfoto's van zichzelf wilde sturen en dat zij daarvoor 2,50 euro zou krijgen, waarna die [slachtoffer] naaktfoto's, onder meer van haar naakte onderlichaam en een foto van zichzelf in haar onderbroek naar, verdachte heeft gestuurd;
2.
hij in de periode van 17 augustus 2019 tot en met 18 augustus 2019, althans in de maanden juli 2019 en augustus 2019 te Wildervank, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door beloften van geld en misleiding, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2009, die de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt opzettelijk te bewegen ontuchtige handelingen te plegen, immers heeft hij, verdachte:
  • die [slachtoffer] via Tiktok en/of snapchat als zijnde " [naam] " benaderd en
  • tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij 19 jaar oud was en
  • aan die [slachtoffer] gevraagd of zij in een luier wilde plassen en dat zij daarvoor 2,50 euro zoukrijgen en zij nog meer geld kon verdienen door seks met verdachte te hebben en
  • een luier op een afgesproken plek gebracht, zodat die [slachtoffer] daarin kon plassen, terwijl deuitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Ten aanzien van het onder 1 (primair) en 2 ten laste gelegde de eendaadse samenloop van:
door beloften van geld of goed en misleiding een persoon waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen;
en
door beloften van geld of goed en misleiding een persoon waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen, terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 (primair) en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis, en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat bij de strafoplegging rekening moet worden gehouden met het ontstane tijdsverloop. Voorts heeft de raadsvrouw verzocht rekening te houden met de omstandigheden dat -als gevolg van de verdenkingen- verdachte is mishandeld, de auto van verdachte is vernield en de woning van verdachte is beklad. Tot slot heeft de raadsvrouw aangevoerd dat rekening dient te worden gehouden met het feit dat verdachte heeft moeten stoppen met zijn grootste passie, nu hij -eveneens als gevolg van de verdenkingen- zijn karateschool heeft moeten sluiten. De raadsvrouw heeft gesteld dat hoewel zij de eis van de officier van justitie redelijk vindt- het niet noodzakelijk is dat aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd, dan wel dat deze dient te worden gematigd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting van 29 november 2021, het reclasseringsrapport d.d. 19 augustus 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk bewegen van een jong meisje van 9 jaar tot het plegen van ontuchtige handelingen en een poging daartoe. Hierbij is hij zeer berekenend te werk gegaan door gebruik te maken van sociale media (Tiktok en Snapchat) die (mede) gebruikt worden door jonge kinderen en waardoor hij zelfs kon achterhalen waar het slachtoffer woonde. Verdachte heeft haar vertrouwen gewonnen door zich voor te doen als een 19-jarige jongen waarbij hij een andere naam heeft gebruikt. Vervolgens heeft hij het minderjarige slachtoffer geld in het vooruitzicht gesteld als zij naaktfoto’s zou sturen en heeft hij gevraagd of zij in een luier wilde plassen. Voorts heeft verdachte meermaals aan het slachtoffer gevraagd of zij seks met hem wilde hebben. Als gevolg van het handelen van verdachte heeft het slachtoffer gedurende een periode van (in ieder geval) één jaar last gehad van slaapproblemen, concentratieproblemen, sombere gevoelens, huilbuien,
eetproblemen en is zij gediagnosticeerd met een posttraumatische stressstoornis (PTSS), waarvoor zij EMDR-therapie heeft gevolgd. Verdachte is hiervoor verantwoordelijk en dat rekent de rechtbank verdachte zeer aan.
Uit het reclasseringsrapport blijkt dat verdachte -in het kader van een voorwaardelijk sepot voor een soortgelijk delict in 2015- een ambulante behandeling bij het AFPN succesvol heeft afgerond. In die tijd zou geen sprake zijn geweest van persoonlijkheidsproblematiek of van een parafiele aandoening. In 2018 is de vader van verdachte onverwacht overleden. Hoewel in 2015 ook sprake was van een overlijden (toen van zijn oma) en dit hem destijds erg uit zijn evenwicht bracht, is het volgens de reclassering moeilijk om te zeggen of het overlijden van de vader van verdachte bij het onderhavige delict een rol heeft gespeeld. Voorts blijkt uit het reclasseringsrapport dat verdachte een alleenstaande man is, dat verdachte fulltime werkt in de ICT en dat verdachte naar eigen zeggen in de laatste jaren een stabieler en rustiger leven is gaan leiden. De reclassering stelt dat verdachte in het gesprek vermijdend overkomt en moeite lijkt te hebben om over zichzelf en mogelijke problemen te praten. De reclassering heeft met de beschikbare informatie geen advies kunnen uitbrengen over welke interventies nodig zijn. Wel stelt de reclassering dat gelet op de aard van het delict, het feit dat verdachte eerder is aangehouden voor een soortgelijk feit, en het gegeven dat Static 99 het risico als hoog inschat, sprake is van een zorgelijke situatie.
De rechtbank is van oordeel dat in beginsel voor dergelijke feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. De rechtbank zal deze ook opleggen, aangezien daaraan gelet op de inbreuk op het slachtoffer alle aanleiding toe is. Voorts is de rechtbank -gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en rekening houdend met het tijdsverloop- van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis, passend en geboden is. Daarnaast zal de rechtbank -gelet op de aard van het feit en de door de reclassering geconstateerde zorgelijke situatie-, als stok achter de deur en ter voorkoming van recidive, een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden aan verdachte opleggen.
Benadeelde partij
[slachtoffer]heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 740,70 ter vergoeding van materiële schade en € 750,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gehele vordering van de benadeelde partij dient te worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu verdachte dient te worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de vordering -met uitzondering van de afschrijvingskosten van de twee inbeslaggenomen mobiele telefoons- voldoende is onderbouwd. De raadsvrouw heeft ten aanzien van de gevorderde kosten voor de inbeslaggenomen mobiele telefoons gesteld dat er geen causaal verband bestaat tussen de verdachte verweten feiten en de geleden schade, waardoor deze kosten niet in redelijkheid aan verdachte kunnen worden toegerekend. De raadsvrouw heeft verzocht de vordering op dit onderdeel af te wijzen, dan wel niet-ontvankelijk te verklaren. De raadsvrouw heeft zich voor het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank bestaat ten aanzien van de gevorderde afschrijvingskosten van de mobiele telefoons -die in het kader van het onderzoek kennelijk meer dan 2 jaar in het bezit van de politie zijn geweest- onvoldoende causaal verband tussen de gevorderde schade en het bewezen verklaarde feit, waardoor deze kosten niet in redelijkheid aan de verdachte kunnen worden toegerekend. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij op dit onderdeel nietontvankelijk verklaren. Ten aanzien van de reiskosten stelt de rechtbank vast dat deze niet (gemotiveerd) door de benadeelde partij zijn betwist, waardoor de rechtbank de vordering op dit onderdeel, ter hoogte van een bedrag van € 156,36, toewijst. De gevorderde reiskosten, betreffende het bijwonen van de terechtzitting, worden door de rechtbank toegewezen als zijnde proceskosten.
De benadeelde partij heeft daarnaast vergoeding van immateriële schade gevorderd. De rechtbank is van oordeel dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat de benadeelde partij de gestelde immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De hoogte van de gevorderde immateriële schade is door verdachte niet betwist. De rechtbank zal derhalve de gevorderde immateriële schade, zijnde € 750,-, vermeerderd met de wettelijke rente van 31 augustus 2019, toewijzen.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op € 17,14 en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Inbeslaggenomen goederen

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de inbeslaggenomen goederen (te weten: 2 STK USB-sticks en 1 STK computer) worden onttrokken aan het verkeer.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft over de inbeslaggenomen goederen geen standpunt ingenomen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen goederen (te weten: 2 STK USB-sticks en 1 STK computer) moeten worden onttrokken aan het verkeer.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14, 14c, 22b, 22c, 22d, 36b, 36c, 36f, 55, 248a van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 (primair) en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 122 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf (
een gedeelte, groot 120 dagen), niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

een taakstraf voor de duur van 180 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast.
Ten aanzien van 18-043614-21, feit 1 (primair) en feit 2:
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer]te betalen:
  • het bedrag van €
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 augustus 2019 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op €
Verklaart de vordering ten aanzien van de gevorderde afschrijvingskosten van de twee mobiele telefoons niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van
[slachtoffer]aan de Staat te betalen een bedrag van €
906,36(zegge: negenhonderd zes euro en zesendertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2019 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 156,36 aan materiële schade en € 750 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 18 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Gelast de onttrekking aan het verkeervan de in beslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te
weten 2 STK USB-sticks (1174827 en 1275928) en 1 STK computer (1174832).
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schuth, voorzitter, mr. H.R. Bracht en mr. J.G.F. van Boven, rechters, bijgestaan door mr. T.D. Pel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 februari 2022.