Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, indien de rechtbank van oordeel is dat het bewezenverklaarde aan verdachte kan worden toegerekend, gepleit voor een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het reeds ondergane voorarrest, in dit geval 372 dagen. Zij heeft aangevoerd dat rekening moet worden gehouden met de omstandigheid dat verdachte psychisch werd mishandeld door aangever. Verdachte werd door aangever getreiterd en aangerand en verdachte was daardoor ten tijde van het feit extreem angstig.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van de reclassering en eerder vermelde gedragsdeskundigen, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging. De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door aangever met een mes in zijn bovenbeen en in zijn schouderblad te steken. De rechtbank acht dit een ernstig feit, dat fataal had kunnen aflopen; het is de vraag of aangever het zonder reanimatie zou hebben overleefd. Verdachte heeft door zijn handelen op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Gelet op de ernst van het feit is naar het oordeel van de rechtbank enkel een gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend. Bij het bepalen van de hoogte daarvan weegt in straf verminderende zin mee dat het bewezenverklaarde verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend. Uit de reeds hiervoor besproken onderzoeksrapportages volgt dat verdachte heeft gehandeld vanuit een psychose.
Uit het rapport van Reclassering Nederland van 20 oktober 2022 volgt dat een reclasserings-toezicht op eventueel op te leggen bijzondere voorwaarden niet uitvoerbaar is. Verdachte is in 2018 vanuit Iran naar Nederland gevlucht en verblijft op dit moment, na een afgewezen asielaanvraag, illegaal in Nederland. Hij is niet in de gelegenheid om te resocialiseren in Nederland vanwege zijn status en kan daardoor ook geen gebruik maken van voorzieningen als huisvesting, werk, zorg en financiën. Bij een veroordeling bestaat de kans dat verdachte ongewenst wordt verklaard en een inreisverbod krijgt.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank geen (deels) voorwaardelijke straf opleggen met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden, ook al zou dat uit oogpunt van beperking van het recidiverisico zinvol zijn geweest.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden moet worden opgelegd. Van deze straf zal het reeds door verdachte ondergane voorarrest worden afgetrokken.