ECLI:NL:RBNNE:2022:443

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 februari 2022
Publicatiedatum
22 februari 2022
Zaaknummer
18/196210-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor ontuchtige handelingen met de vriendin van zijn neefje

Op 22 februari 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een vonnis uitgesproken in de zaak tegen een 43-jarige man, die werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren voor het betasten van de bovenbenen en vagina van het slachtoffer, die de vriendin van zijn neefje was. De feiten vonden plaats tussen 24 en 26 december 2019 in Groningen, waar de verdachte het slachtoffer zonder toestemming betastte terwijl zij samen met haar vriend aan het gamen waren.

Tijdens de rechtszitting op 8 februari 2022 werd de verdachte bijgestaan door zijn advocaat, mr. K.B. Spoelstra, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. T.H. Pitstra. De officier van justitie eiste veroordeling op basis van de verklaringen van het slachtoffer, die gedetailleerd beschreef hoe de verdachte haar had betast. De verdediging betoogde dat er twijfels waren over de betrouwbaarheid van het slachtoffer, die licht verstandelijk beperkt is, en dat de handelingen niet als ontuchtig konden worden gekwalificeerd.

De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer betrouwbaar waren en dat de verdachte door zijn handelingen het slachtoffer had gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte in de genoemde periode het slachtoffer had betast, en sprak hem vrij van andere tenlastegelegde feiten. De rechtbank legde een taakstraf op van 100 uren, rekening houdend met de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van € 1.000,- aan de benadeelde partij voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Groningen
parketnummer 18/196210-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 22 februari 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 februari 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. K.B. Spoelstra, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T.H. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 24 december 2019 tot en met 26 december 2019 te Groningen, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het brengen van zijn hand(en) tussen de bovenbenen van die [slachtoffer] en/of (vervolgens) het betasten van de vagina van die [slachtoffer] , en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit:
  • het onverhoeds verrichten van voornoemde ontuchtige handelingen en/of
  • het overwicht dat hij verdachte had op voornoemde [slachtoffer] , gezien het leeftijdsverschil tussenhem, verdachte en die [slachtoffer] en/of gezien het feit dat die [slachtoffer] bij hem, verdachte, logeerde en/of de oom was van het vriendje van die [slachtoffer] .

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er aanleiding is te twijfelen aan de verklaring van het slachtoffer. Volgens aangeefster vertelt zij wel eens een leugentje. Bovendien is zij licht verstandelijk beperkt. Nu het slachtoffer de enige bron is voor het bewijs en aan die verklaring moet worden getwijfeld is er onvoldoende wettig bewijs voorhanden. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat het betasten van het bovenbeen op zichzelf niet ontuchtig is en dat het vervolgens betasten van de vagina niet als onverhoeds kan worden aangemerkt nu het betasten van het bovenbeen hieraan vooraf ging. Met betrekking tot het overwicht voert de raadsman aan dat enkel het leeftijdsverschil tussen verdachte en het slachtoffer onvoldoende is om dit overwicht aan te nemen.
1
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie NoordNederland d.d. 14 april 2020, opgenomen op pagina 20 e.v. van het dossier met nummer 2020003820 d.d. 21 juli 2021, inhoudende als relaas van verbalisanten:
V: He [slachtoffer] waar kom jij mij vandaag over vertellen?
A: Over dat de oom van mijn vriend aan mijn lichaamsdelen heeft gezeten zonder toestemming.
A: Toen gingen wij naar boven. Toen gingen we even in de woonkamer zitten, we hadden daar gepraat en we zagen al dat hij aan de alcohol was. Toen vroeg hij wat we wouden doen en toen zei ik we gaan wel naar boven om te gamen. Toen zat ik in het midden van mijn vriend en van hem. En mijn vriend en zijn oom zaten gewoon te gamen via de Xbox. Terwijl mijn vriend met het spel bezig was zat hij opeens aan mijn bovenbenen en toen ging hij op eens naar mijn eh.. lichaamsdelen toe, toen zat ie daar aan met zijn vingers. Toen heb ik maar geroepen dat ik naar de wc ging omdat ik op dat moment niet wist wat ik moest doen want ik voelde mij een beetje raar ik voelde me er niet heel fijn bij.
V: Oké, en jij vertelt jij zat in het midden van jouw vriend en van hem. Jij was op je telefoon en je vriend en hij waren aan het gamen op de Xbox op de tv. En in de tussentijd toen jouw vriend aan de beurt was om te gamen toen zat ie ineens aan jouw bovenbeen..
A: Toen ging ie met zijn hand van mijn bovenbeen naar mijn lichaamsdelen tussen mijn benen.
V: Dus dan zit ie met zijn hand aan jouw bovenbeen. Toen ging hij naar jouw lichaamsdeel en daar vertel je nog bij: ertussen.
A: Ja mijn vagina.
V: Oké, en toen zat hij daaraan met zijn vingers zeg jij. En dat duurde jou te lang vertelde jij al.
A: Hij ging er dan weer af en dan ging hij weer naar mijn bovenbeen de hele tijd wrijven. Dan ging hij weer terug en dat ging de hele tijd zo door. Toen uiteindelijk omdat het mij te lang duurde en ik voelde mij daar niet zo heel fijn bij toen zei ik maar dat ik naar de wc ging.
V: En hoe heet die oom?
A: [verdachte] .
V: Jij zegt dat hij met zijn hand over jouw bovenbeen ging en met zijn hand naar jouw lichaamsdeel ging. Jouw vagina heb jij uitgelegd he? Is dat een keer gebeurd? Of is dat vaker gebeurd?
A: Vaker dan een keer.
V: Oké, in het huis van oom [verdachte] . En wanneer was dit? Dat hij met zijn hand bij jouw vagina ging?
A: Dat was de eerste kerst. In de avond. Afgelopen kerst.
V: Oké, en jij zegt dan van de oom die gaat op mijn bovenbeen naar mijn vagina?
A: Nou hij deed de hand onder de deken en toen zat hij opeens op mijn bovenbeen. En toen wreef hij een paar keer heen en weer en toen ging hij met zijn vingers naar mijn vagina. Toen zat ie daar met zijn hand.
V: Oké, en hoe is het dan met je kleren? Als hij dan met zijn hand over jouw been gaat?
A: Nou hij deed dat wel gewoon terwijl ik mijn kleren aan had.
V: Oké dus dat gaat op jouw kleren. Gaat de hand op jouw been en dan gaat ie naar de vagina
A: Ja en dan gaat ie er weer weg en dan gaat ie weer over mijn bovenbeen heen wrijven en dan gaat ie weer terug.
V: En als die hand dan op jouw vagina is, hoe is het dan met jouw kleren?
A: Dan, naja hij probeerde wel dat het wat verder kwam. Alleen toen begon ik meer te bewegen zodat hij de kans niet kreeg.
V: En waar was hij mee bezig?
A: Om mijn broek een beetje los te krijgen met zijn hand.
V: En waar ging die hand dan naar toe?
A: Die ging meer zo, meer naar hier (
[slachtoffer] wijst haar schaamstreek aan). Hij wou proberen om er nog verder aan te komen zonder mijn kleren maar ik houd daar niet zo van.
V: Dus als ik jou vraag die hand die gaat dus op jouw vagina, en als ik jou dan vraag waar op jouw vagina voel jij dan, dan is dat echt er tussen zeg jij. A: Ja gewoon ertussen bij mijn vagina en dan het midden.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie NoordNederland d.d. 27 maart 2020, opgenomen op pagina 42 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
A: We, [slachtoffer] en ik, gingen samen met de bus naar [verdachte] . We bedachten dat we toen naar boven konden, daar heeft [verdachte] een gameruimte. Ik zat aan de linkerkant, [slachtoffer] er tussenin en [verdachte] aan de rechterkant. [slachtoffer] had een deken over mij en haar heen. Tijdens het gamen liep [slachtoffer] naar beneden en zei ze dat ze naar de wc moest. Ik zag dat er iets was met haar maar wist het niet zeker. Toen [slachtoffer] naar beneden liep, liep [verdachte] er achteraan. Het duurde best lang voordat [slachtoffer] weer boven kwam. Toen ze boven was zag ik dat er echt iets was en [slachtoffer] moest huilen. Ze vertelde dat [verdachte] haar over het been, meerdere keren, en ook over haar lichaamsdeel had gewreven tijdens het gamen. Toen vertelde ze ook dat ze naar beneden was gegaan om na te denken en dat [verdachte] naar beneden kwam.
V: Welke eerste kerstdag?
A; Eerste kerstdag van 2019.
A: Zij vertelde dat hij zijn hand onder de deken deed en dat hij over haar been wreef en over haar lichaamsdeel. Dat woord "lichaamsdeel" zegt ze vaker. Ze bedoelt daarmee haar vagina. Hij deed het over de broek en deed het een paar keer, vertelde [slachtoffer] mij. Ze vertelde mij dat ze niet wist wat ze moest doen ook omdat [verdachte] wat ouder is. Ze was bang. Ze weet niet hoe ze in zulke situaties moet reageren.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie NoordNederland d.d. 1 februari 2020, opgenomen op pagina 54 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 2] : V: Wat vertelde [slachtoffer] u?
A: Dat ze bij [verdachte] waren geweest de dag voor kerst. [verdachte] was heel depressief in verband met een voorval met zijn moeder. Ze hadden de afspraak bij [verdachte] te chillen. [verdachte] was dronken en had veel drank in huis. Ze wilden gaan gamen, daar heeft [verdachte] een aparte ruimte voor in de woning. Daar zijn ze toen ook heen gegaan. Ze vertelde me dat het daar altijd koud is en de verwarming niet aan stond. Ze hebben er kussens op de grond gelegd om daarop te gaan liggen. En ze hadden een deken. [getuige 1] ging aan één kant van haar zitten en
[verdachte] ging aan één kant van haar zitten. Daarna, toen ze onder de deken zaten, begon hij haar te strelen bij haar bovenbeen en toen ook bij haar vagina. Dat heeft 20 minuten gebeurd. Ze was vervolgens naar beneden gegaan naar de wc.
V: Wat kun je over het strelen van de bovenbeen en vagina vertellen? A: Dat was op de kleding.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat zij de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar acht. Daartoe overweegt zij allereerst dat zij noch in het strafdossier noch naar aanleiding van het verhandelde ter terechtzitting objectieve aanwijzingen heeft gevonden die ertoe zouden moeten leiden dat de verklaring van [slachtoffer] als onbetrouwbaar moet worden aangemerkt. Integendeel, de verklaring bevat een gedetailleerde omschrijving van het gebeurde, is consistent, in hevige emotie gedeeld met anderen - die die emotie blijkens hun verklaringen ook hebben waargenomen - en bevat zeer persoonlijke en intieme informatie. De rechtbank acht het door verdachte geschetste alternatieve scenario – te weten dat hij in slaap zou zijn gevallen tegen het slachtoffer aan en dat hij, nadat hij wakker werd, tegen het been van het slachtoffer zou kunnen hebben gedrukt alsmede dat hij dat bedoelde toen hij naderhand zijn excuses aanbood – niet geloofwaardig. Niet valt in te zien dat [slachtoffer] het (enkel en eenmalig) tegen haar been aandrukken ervaren heeft als het herhaaldelijk betasten van haar vagina. Voorts hebben [slachtoffer] noch getuige [getuige 1] verklaard over het in slaap vallen van verdachte tegen het slachtoffer aan. Anders dan de raadsman heeft betoogd, is de rechtbank voorts van oordeel dat sprake is van onverhoedse handelingen, nu verdachte (terwijl het slachtoffer nietsvermoedend tussen haar vriend en verdachte in zat tijden het gamen) opeens en (voor haar) onverwacht met zijn hand van haar bovenbeen naar haar vagina ging. Door haar aldus te betasten, heeft verdachte het slachtoffer gedwongen voornoemde handelingen te dulden.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 24 december 2019 tot en met 26 december 2019 te Groningen, door een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het brengen van zijn hand tussen de bovenbenen van die [slachtoffer] en vervolgens het betasten van de vagina van die [slachtoffer] , en bestaande die andere feitelijkheid uit:
- het onverhoeds verrichten van voornoemde ontuchtige handelingen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op: feitelijke aanranding van de eerbaarheid
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor matiging van de door de officier van justitie gevorderde taakstraf. De raadsman heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met het tijdsverloop en het feit dat verdachte first offender is.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de reclasseringsrapportage, het blanco uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen bij het slachtoffer, de vriendin van zijn neefje. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zijn eigen seksuele behoefte voorop heeft gesteld en dat hij zich niet heeft bekommerd om de schade die hij daarmee bij het slachtoffer aanrichtte. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van misdrijven zoals hier aan de orde veelal langdurig psychisch nadelige gevolgen daarvan ondervinden. Uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt hoezeer de gebeurtenissen ook in dit geval negatieve gevolgen hebben gehad voor het slachtoffer.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank tevens het reclasseringsrapport van 24 november 2021 in aanmerking genomen. De reclassering acht verdachte in staat een taakstraf uit te voeren.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een taakstraf van 100 uren, zoals door de officier van justitie is gevorderd, passend en geboden is. Het taakstrafverbod van artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht staat hieraan naar het oordeel van de rechtbank niet in de weg nu niet gebleken is dat het bewezenverklaarde een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ten gevolge heeft gehad.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat moet worden aangesloten bij de letsellijst van het Schadefonds geweldsmisdrijven en dat derhalve de vordering moet worden toegewezen tot een bedrag van € 1.000,- met toepassing van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige moet de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, immers, er liggen blijkens de onderbouwing van de vordering ook andere oorzaken ten grondslag aan de psychische klachten van de benadeelde partij.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, dan wel stevig dient te worden gematigd in verband met de aanwezigheid van andere feitelijke omstandigheden die bijdragen aan de psychische schade van de benadeelde partij.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade op € 1.000,-. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen en voor het overige deel afwijzen.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 36f en 246 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 100 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 50 dagen zal worden toegepast.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
1.000,-(zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 december 2019.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 1.000,-(zegge: duizend euro), te verhogen met de wettelijke rente vanaf 24 december 2019. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 20 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.R. Bracht, voorzitter, mr. H.J. Schuth en mr. J.G.F. van Boven, rechters, bijgestaan door mr. A. Bolding, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 februari 2022. mr. A. Bolding is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.