Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde feit wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uur en een beroepsverbod voor de duur van drie jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bij bewezenverklaring gepleit voor het schuldig verklaren zonder oplegging van straf of maatregel.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de reclassering d.d. 23 maart 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontucht. Hij is als verpleegkundige en persoonlijk begeleider een relatie met [slachtoffer] aangegaan en is verliefd op haar geworden. Tijdens de behandelperiode is een affectieve relatie ontstaan tussen verdachte en [slachtoffer] , hetgeen er toe heeft geleid dat verdachte meerdere keren bij [slachtoffer] thuis is geweest en seks met haar heeft gehad, onder andere bestaande uit penetratie.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zich in het geheel geen rekenschap heeft gegeven van de geestelijke toestand van [slachtoffer] , waarvoor zij juist hulp kreeg van de instelling waarvoor hij werkte. Als zorgverlener heeft hij zich zeer onprofessioneel gedragen en misbruik gemaakt van zijn positie. Verdachte had zich moeten realiseren dat hij als zorgverlener een bijzondere verantwoordelijkheid had voor het geestelijke welzijn van [slachtoffer] en daarnaar moeten handelen.
Een dergelijk feit rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank in beginsel het opleggen van een onvoorwaardelijke straf van enige duur.
De rechtbank heeft rekening gehouden met het feit dat uit de justitiële documentatie naar voren komt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsrapport. Daaruit komt naar voren dat verdachte zich op vrijwillige basis onder psychiatrische behandeling heeft gesteld in verband met depressiviteit en gevoelens van eenzaamheid. Uit de risicotaxatie-instrumenten komt een matig-laag risico op recidive. De reclassering adviseert het opleggen van reclasseringstoezicht, ambulante behandeling bij de AFPN en het meewerken aan middelencontrole. Daarnaast adviseert de reclassering aan verdachte een beroepsverbod op te leggen.
In strafverminderende zin houdt de rechtbank rekening met de volgende factoren. In de eerste plaats is er sprake van een enorm tijdsverloop. Er heeft ruim vijf en een half jaar gezeten tussen het bewezenverklaarde en de behandeling van de strafzaak. In iedere strafzaak is dat een onwenselijk lange periode. In deze specifieke zaak heeft dat er bovendien toe geleid dat verdachte lange tijd in onzekerheid heeft verkeerd over de uitkomst van deze procedure hetgeen psychisch heel zwaar op hem heeft gedrukt.
De rechtbank weegt voorts mee dat de gevolgen van de tuchtrechtelijke procedure zeer ingrijpend voor verdachte zijn geweest. Hij is zowel zijn baan als zijn BIG-registratie kwijtgeraakt. Tot slot weegt mee dat [slachtoffer] zelf geen aangifte heeft gedaan en dat zij ten overstaan van haar behandelaar heeft benadrukt dat zij volledig achter de relatie stond en dat zij niet wilde dat verdachte zou worden gestraft.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat opleggen van een straf, voorwaardelijk noch onvoorwaardelijk, onder de gegeven omstandigheden geen enkel redelijk doel dient. De rechtbank zal daarom volstaan met een schuldig verklaring zonder oplegging van straf.
De rechtbank acht het opleggen van een beroepsverbod evenmin proportioneel gezien het matig-lage recidiverisico en de uitkomsten van de tuchtrechtelijke procedure. Overigens merkt de rechtbank in dit verband op dat het vinden van werk in de gezondheidszorg voor verdachte hoe dan ook problematisch zal zijn gelet op de Verklaring Omtrent het Gedrag die hij veelal over zal moeten leggen.