ECLI:NL:RBNNE:2022:4401

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 november 2022
Publicatiedatum
25 november 2022
Zaaknummer
18.025208.20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldverklaring ex-hulpverlener voor ontucht met patiënte zonder strafoplegging

Op 25 november 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een ex-hulpverlener, die schuldig werd bevonden aan ontucht met een patiënte. De verdachte, geboren in 1981, was werkzaam als verpleegkundige bij de GGZ en had een relatie met de patiënte, die zich in een kwetsbare positie bevond. De rechtbank oordeelde dat de seksuele handelingen plaatsvonden in de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 mei 2017, terwijl de verdachte als behandelaar betrokken was bij de zorg van de patiënte. De rechtbank benadrukte dat de relatie tussen hulpverlener en patiënt een belangrijke rol speelde in de beoordeling van de zaak, en dat de verdachte misbruik had gemaakt van zijn positie.

Tijdens de zitting op 11 november 2022 heeft de verdachte erkend de handelingen te hebben verricht die in de tenlastelegging waren opgenomen. De officier van justitie had een taakstraf van 180 uur en een beroepsverbod van drie jaar geëist. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de seksuele contacten pas na de behandelrelatie waren ontstaan. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van vrijwilligheid en dat de afhankelijkheid van de patiënte invloed had op de seksuele handelingen.

Uiteindelijk besloot de rechtbank om geen straf op te leggen, rekening houdend met het forse tijdsverloop van meer dan vijf jaar tussen de feiten en de uitspraak, de gevolgen van de tuchtrechtelijke procedure voor de verdachte, en het feit dat de patiënte geen aangifte had gedaan. De rechtbank verklaarde de verdachte schuldig, maar legde geen straf of maatregel op, en oordeelde dat een beroepsverbod niet proportioneel was gezien het lage recidiverisico.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Assen
parketnummer 18.025208.20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 25 november 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 november 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. N. Hannaart, advocaat te Almere.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E.R. van Slooten.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 mei 2017 te Assen en/of Groningen en/of Emmen, althans in Nederland, terwijl hij werkzaam was als verpleegkundige bij de GGZ, althans in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , die zich als patiënt en/of cliënt aan de GGZ en/of verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, immers heeft hij, verdachte
  • (meermalen) (met) die [slachtoffer] gezoend en/of
  • (meermalen) de borsten van die [slachtoffer] aangeraakt en/of
  • (meermalen) zijn penis laten aanraken door die [slachtoffer] en/of
  • (meermalen) zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht/geduwd.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. De seksuele contacten zijn begonnen nadat de opname van aangeefster was beëindigd en aan haar ambulante behandeling was begonnen.
Door het ontbreken van een formele behandelrelatie kan niet worden gezegd dat aangeefster aan de zorg of hulp van verdachte was toevertrouwd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 11 november 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik erken alle handelingen te hebben gedaan die in de tenlastelegging zijn opgenomen. [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) en ik hebben in de kliniek telefoonnummers uitgewisseld en berichten aan elkaar gestuurd. De ten laste gelegde handelingen hebben plaatsgevonden na haar ontslag uit de kliniek. Ze werd toen bijgestaan door het Fact-team. Ik heb haar nog aangeraden hier niet mee te stoppen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 23 mei 2018, opgenomenop pagina 4 en 5 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018121873-14 d.d. 28 november 2018, inhoudend als verklaring van [naam 1] :
Ik ben namens GGZ Drenthe gerechtigd tot het doen van aangifte. [verdachte] was de persoonlijk begeleider van [slachtoffer] . Ze heeft [naam 2] verteld dat ze in 2017 was opgenomen in de periode van 4 januari 2017 tot 8 maart 2107. Tijdens deze opname heeft ze contact gekregen met haar persoonlijk begeleider de heer [verdachte] . Haar tweede opname was op 31 mei 2017 op een van onze afdelingen in Assen van de GGZ.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d., opgenomen oppagina 65 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 2] :
Ik was behandelaar van mevrouw [slachtoffer] . Zij is een vrouw met een ernstige psychiatrische aandoening en daarmee al haar hele leven bekend. Zij is kwetsbaar voor psychoses en levensgebieden. Zij heeft moeite zichzelf staande te houden.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Voor de vraag of seksuele handelingen onder de strafbaarstelling van art. 249, lid 2, onder 3 Sr vallen, is het niet doorslaggevend of het gaat om een formele of zakelijke overeenkomst, maar moet worden beoordeeld of daarvan feitelijk sprake is. Dat is ook in overeenstemming met de ratio van de strafbaarstelling die de cliënt of patiënt beschermt tegen misbruik van het psychische overwicht dat een hulpverlener heeft, of misbruik van de afhankelijkheid van de patiënt of het vertrouwen dat de patiënt in de hulpverlener stelt.
Seksuele handelingen binnen de relatie hulpverlener-patiënt/cliënt hebben slechts dan geen ontuchtig karakter, wanneer die relatie bij de seksuele handelingen geen rol speelt, in die zin dat bij de patiënt of cliënt sprake is van vrijwilligheid en daarbij enige vorm van afhankelijkheid niet van invloed is geweest.
Verdachte was als verpleegkundige werkzaam bij de GGZ-Drenthe. Hij was de persoonlijk begeleider van [slachtoffer] toen zij in de periode 4 januari 2017 tot 8 maart 2017 vrijwillig was opgenomen op de gesloten opnameafdeling in Assen, op basis van het doorlopend behandelcontract dat zij had met de GGZ. Op 8 maart 2017 is zij ontslagen uit de kliniek, waarna zij ambulante behandeling ontving van het Fact-team. Vanaf 31 mei 2017 is [slachtoffer] opnieuw opgenomen op de gesloten opname afdeling.
Verdachte was als persoonlijk begeleider op de hoogte van het feit dat [slachtoffer] een kwetsbare vrouw is, die lijdt aan een zeer ernstige psychiatrische stoornis. Met deze wetenschap is verdachte een relatie met [slachtoffer] aangegaan, welke in de kliniek begon met het uitwisselen van telefoonnummers en het sturen van seksueel getinte berichten. De seksuele gedragingen hebben kort na de beëindiging van haar opname plaatsgehad.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van een situatie waarin de (eerdere) behandelrelatie die verdachte met [slachtoffer] had geen rol heeft gespeeld bij, dan wel dat enige vorm van afhankelijkheid niet van invloed is geweest op, de seksuele handelingen tussen beide.
De vraag of het zoenen en aanraken niet (ook) reeds in de kliniek heeft plaatsgehad, hetgeen verdachte heeft ontkent, is gelet hierop niet van belang voor een bewezenverklaring. Dat er geen sprake is geweest van dwang is evenmin van belang.
De rechtbank acht daarom het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 mei 2017 te Assen en/of Groningen en/of Emmen, althans in Nederland, terwijl hij werkzaam was als verpleegkundige bij de GGZ ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , die zich als patiënt en/of cliënt aan de GGZ en/of verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, immers heeft hij, verdachte
  • (meermalen) (met) die [slachtoffer] gezoend en/of
  • (meermalen) de borsten van die [slachtoffer] aangeraakt en/of
  • (meermalen) zijn penis laten aanraken door die [slachtoffer] en/of
  • (meermalen) zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht/geduwd.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Werkzaam in de gezondheidszorg, ontucht plegen met iemand die zich als patiënt aan zijn zorg heeft toevertrouwd, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde feit wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uur en een beroepsverbod voor de duur van drie jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bij bewezenverklaring gepleit voor het schuldig verklaren zonder oplegging van straf of maatregel.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de reclassering d.d. 23 maart 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontucht. Hij is als verpleegkundige en persoonlijk begeleider een relatie met [slachtoffer] aangegaan en is verliefd op haar geworden. Tijdens de behandelperiode is een affectieve relatie ontstaan tussen verdachte en [slachtoffer] , hetgeen er toe heeft geleid dat verdachte meerdere keren bij [slachtoffer] thuis is geweest en seks met haar heeft gehad, onder andere bestaande uit penetratie.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zich in het geheel geen rekenschap heeft gegeven van de geestelijke toestand van [slachtoffer] , waarvoor zij juist hulp kreeg van de instelling waarvoor hij werkte. Als zorgverlener heeft hij zich zeer onprofessioneel gedragen en misbruik gemaakt van zijn positie. Verdachte had zich moeten realiseren dat hij als zorgverlener een bijzondere verantwoordelijkheid had voor het geestelijke welzijn van [slachtoffer] en daarnaar moeten handelen.
Een dergelijk feit rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank in beginsel het opleggen van een onvoorwaardelijke straf van enige duur.
De rechtbank heeft rekening gehouden met het feit dat uit de justitiële documentatie naar voren komt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsrapport. Daaruit komt naar voren dat verdachte zich op vrijwillige basis onder psychiatrische behandeling heeft gesteld in verband met depressiviteit en gevoelens van eenzaamheid. Uit de risicotaxatie-instrumenten komt een matig-laag risico op recidive. De reclassering adviseert het opleggen van reclasseringstoezicht, ambulante behandeling bij de AFPN en het meewerken aan middelencontrole. Daarnaast adviseert de reclassering aan verdachte een beroepsverbod op te leggen.
In strafverminderende zin houdt de rechtbank rekening met de volgende factoren. In de eerste plaats is er sprake van een enorm tijdsverloop. Er heeft ruim vijf en een half jaar gezeten tussen het bewezenverklaarde en de behandeling van de strafzaak. In iedere strafzaak is dat een onwenselijk lange periode. In deze specifieke zaak heeft dat er bovendien toe geleid dat verdachte lange tijd in onzekerheid heeft verkeerd over de uitkomst van deze procedure hetgeen psychisch heel zwaar op hem heeft gedrukt.
De rechtbank weegt voorts mee dat de gevolgen van de tuchtrechtelijke procedure zeer ingrijpend voor verdachte zijn geweest. Hij is zowel zijn baan als zijn BIG-registratie kwijtgeraakt. Tot slot weegt mee dat [slachtoffer] zelf geen aangifte heeft gedaan en dat zij ten overstaan van haar behandelaar heeft benadrukt dat zij volledig achter de relatie stond en dat zij niet wilde dat verdachte zou worden gestraft.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat opleggen van een straf, voorwaardelijk noch onvoorwaardelijk, onder de gegeven omstandigheden geen enkel redelijk doel dient. De rechtbank zal daarom volstaan met een schuldig verklaring zonder oplegging van straf.
De rechtbank acht het opleggen van een beroepsverbod evenmin proportioneel gezien het matig-lage recidiverisico en de uitkomsten van de tuchtrechtelijke procedure. Overigens merkt de rechtbank in dit verband op dat het vinden van werk in de gezondheidszorg voor verdachte hoe dan ook problematisch zal zijn gelet op de Verklaring Omtrent het Gedrag die hij veelal over zal moeten leggen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9a en 249 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.

Bepaalt dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. F. Sieders en mr. S. Zwarts, rechters, bijgestaan door mr. C.L. van der Woude, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 november 2022.
Mrs. Bosker en Van der Woude zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.