Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 247 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en de door de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerde bijzondere voorwaarden met uitzondering van de contactverboden. De officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden en het toezicht gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een lager voorwaardelijk strafdeel dan geëist door de officier van justitie. Hij heeft zich achter de geadviseerde bijzondere voorwaarden geschaard, met uitzondering van de contactverboden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
[verdachte] heeft samen met medeverdachte [medeverdachte] bij het Helperplein in Groningen een dertienjarige jongen beroofd van zijn spullen, door hem vast te pakken, tegen een muur te drukken, een mes te tonen en dreigende woorden te gebruiken. Door een van de meisjes met wie zij daar waren, zou zijn gezegd dat het slachtoffer op een eerder moment airpods van haar had gestolen. [verdachte] heeft ervoor gekozen om dit conflict, waar hij niets mee te maken had, ‘op te lossen’ met diefstal met (bedreiging van) geweld. Dit heeft een grote impact gehad op het jonge slachtoffer en zijn vrienden die van de beroving getuige zijn geweest. Het slachtoffer voelde zich zeer angstig en hij was zijn spullen kwijt. Slachtoffers en getuigen hiervan kunnen nog lang psychische gevolgen ondervinden van een dergelijke gebeurtenis. Daarnaast heeft [verdachte] bijgedragen aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving in het algemeen.
H.K. Meijer, GZ-psycholoog, heeft in het pro-Justitiarapport van 25 augustus 2022 gesteld dat bij [verdachte] sprake is van een gedragsstoornis en zwakbegaafdheid in combinatie met een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. Dit heeft zijn gedrag beïnvloed ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde feit. De psycholoog heeft geadviseerd het bewezen verklaarde in verminderde mate toe te rekenen. De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen en neemt deze over.
De psycholoog heeft het recidiverisico ingeschat als hoog. Het probleeminzicht en zelfbewustzijn is nog nauwelijks ontwikkeld bij [verdachte] . De psycholoog adviseert een deels voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden, die hem in staat stellen andere oplossingsstrategieën en houdingsvaardigheden aan te leren en hem te leren dat hij zelf verantwoordelijk is voor zijn gedrag. Als bijzondere voorwaarden worden een jeugdreclasseringsmaatregel, een zeer intensieve behandeling bij [instelling] en het opvolgen van hetgeen de jeugdreclassering noodzakelijk acht, zoals bijvoorbeeld aanvullende diagnostiek bij Accare, geadviseerd.
Ook de Raad van de Kinderbescherming (hierna: Raad) heeft in het rapport van 3 november 2022 het recidiverisico als hoog ingeschat en oplegging van een deels voorwaardelijke werkstraf met bijzondere voorwaarden geadviseerd. Deze voorwaarden houden in: het houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, verblijf en behandeling bij [instelling] , meewerken aan aanvullende diagnostiek, contactverboden met medeverdachten en het meewerken aan een nuttige dagbesteding of schoolgang. Volgens de Raad zijn er risicofactoren ten aanzien van emotieregulatie, inzicht, zelfbepalend gedrag en netwerk. Het is volgens de Raad belangrijk en positief dat [verdachte] inmiddels binnen [instelling] verblijft waar hem de nodige behandeling en begeleiding geboden wordt en er sprake is van duidelijkheid en structuur. Ter terechtzitting heeft de Raadsmedewerker geadviseerd om de contactverboden alleen als voorwaarde stellen, als de jeugdreclassering dit adviseert.
De jeugdreclassering heeft ter terechtzitting geadviseerd de bijzondere voorwaarden te stellen die op dit moment als schorsingsvoorwaarden gelden, met uitzondering van de contactverboden nu deze in de praktijk niet kunnen worden gehandhaafd. De jeugdreclasseerder heeft aangegeven dat, hoewel [verdachte] het op dit moment goed doet bij [instelling] , hij zal moeten laten zien dat het ook goed gaat als hij meer vrijheden krijgt.
De rechtbank vindt het positief dat [verdachte] ter terechtzitting openheid van zaken heeft gegeven, waar hij eerder het feit had ontkend of gebruik had gemaakt van zijn zwijgrecht. [verdachte] heeft aangegeven dat hij gemotiveerd is om een behandeling te volgen en bij [instelling] te verblijven. Ook dat vindt de rechtbank een positieve ontwikkeling. Net zoals de deskundigen, de officier van justitie en de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat de geadviseerde bijzondere voorwaarden, waaronder met name het verblijf en de behandeling bij [instelling] , noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling van [verdachte] en het voorkomen van recidive. De rechtbank zal, naast de onvoorwaardelijke jeugddetentie die [verdachte] al in het kader van de voorlopige hechtenis heeft ondergaan, een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 120 dagen opleggen met de ter terechtzitting geadviseerde voorwaarden. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening gehouden met de oriëntatiepunten van het LOVS.
De rechtbank merkt daarbij op dat zij de dagen die [verdachte] in voorarrest heeft doorgebracht heeft berekend op 129 dagen. De officier van justitie heeft het voorarrest berekend op 127 dagen. De rechtbank overweegt dat het uitdrukkelijk niet de bedoeling van de rechtbank is dat de op te leggen onvoorwaardelijke jeugddetentie langer is dan de tijd die [verdachte] in voorarrest heeft gezeten.
De rechtbank stelt op grond van de rapporten van de psycholoog, de Raad en de jeugdreclassering vast dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat [verdachte] opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, wanneer hij geen behandeling zal volgen. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.