ECLI:NL:RBNNE:2022:4378

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 november 2022
Publicatiedatum
24 november 2022
Zaaknummer
18.071762.22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige wegens diefstal met geweld in vereniging

Op 24 november 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2006, die beschuldigd werd van diefstal met geweld in vereniging. De feiten vonden plaats op 22 december 2021 in Groningen, waar de verdachte samen met een of meer anderen een dertienjarige jongen beroofde van zijn persoonlijke bezittingen, waaronder een mobiele telefoon, een fiets en kleding. De verdachte en zijn medeverdachte hebben het slachtoffer bedreigd met geweld, waarbij een mes werd getoond en dreigende woorden werden geuit. Tijdens de rechtszitting op 10 november 2022 heeft de verdachte bekend, maar de rechtbank heeft een deel van de tenlastelegging, namelijk het gebruik van een mes, niet bewezen geacht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte strafbaar is, maar heeft rekening gehouden met zijn gedragsstoornis en zwakbegaafdheid, wat invloed heeft gehad op zijn gedrag. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 247 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden, waaronder behandeling en begeleiding door de jeugdreclassering. De rechtbank heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden en het toezicht bevolen, gezien het hoge recidiverisico en de noodzaak voor behandeling.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Groningen
parketnummer 18.071762.22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 24 november 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 november 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.A. Bruinsma, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 december 2021 te Groningen
(op of aan de openbare weg) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een mobiele telefoon (Iphone 11 grijs) en/of een fiets (E-bike Sparta zwart) en/of een (grijs) vest (Nike) en/of een (zwarte) bodywarmer (Nike) en/of Airpods (Apple) en/of (een) fiets- en/of
huissleutel(s), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door - zakelijk weergegeven - (met (een) geheel of deels gemaskerd(e) gezicht(en)) hem vast te pakken en/of tegen een muur aan te drukken en/of een (op een) mes (gelijkend voorwerp) tegen zijn buik en/of (in de richting van) zijn keel, althans tegen en/of in de richting van zijn lichaam, te houden en/of aan hem toe te voegen; "Geef mij je spullen anders steek ik je neer." en/of "Geef mij die mes, ik steek hem neer." en/of "Laatste kans. Als jij je spullen niet geeft steek ik je neer.", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 december 2021 te Groningen
(op of aan de openbare weg_ tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (Iphone 11 grijs) en/of een fiets (E-bike Sparta zwart) en/of een (grijs) vest (Nike) en/of een (zwarte) bodywarmer (Nike) en/of Airpods
(Apple) en/of (een) fiets- en/of huissleutel(s), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een derde, toebehoorde(n) door - zakelijk weergegeven - (met (een) geheel of deels gemaskerd(e) gezicht(en)) hem vast te pakken en/of tegen een muur aan te drukken en/of een (op een) mes (gelijkend voorwerp) tegen zijn buik en/of (in de richting van) zijn keel, althans tegen en/of in de richting van zijn lichaam, te houden en/of aan hem toe te voegen; "Geef mij je spullen anders steek ik je neer." en/of "Geef mij die mes, ik steek hem neer." en/of "Laatste kans. Als jij je spullen niet geeft steek ik je neer.", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het primair ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende uit het dossier blijkt dat [verdachte] en/of zijn medeverdachte [medeverdachte] een mes tegen de buik en/of keel van aangever heeft gehouden en zal dit onderdeel van de tenlastelegging uitstrepen.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 november 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 23 december 2021 inclusief bijlage, opgenomen op pagina 11 en verder van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2021349937 d.d. 7 april 2022 (onderzoek Ajowan), inhoudend de verklaring van [slachtoffer] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 22 december 2021 te Groningen op de openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander, een mobiele telefoon (iPhone 11 grijs) en een fiets (e-bike Sparta zwart) en een grijs vest (Nike) en een zwarte bodywarmer (Nike) en airpods (Apple) en fiets- en huissleutels, die geheel of ten dele aan [slachtoffer] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door - zakelijk weergegeven - hem vast te pakken en tegen een muur aan te drukken en een mes in de richting van zijn lichaam te houden en aan hem toe te voegen: "Geef mij je spullen anders steek ik je neer" en
"Geef mij die mes, ik steek hem neer" en "Laatste kans. Als jij je spullen niet geeft steek ik je neer".
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

1. diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 247 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en de door de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerde bijzondere voorwaarden met uitzondering van de contactverboden. De officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden en het toezicht gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een lager voorwaardelijk strafdeel dan geëist door de officier van justitie. Hij heeft zich achter de geadviseerde bijzondere voorwaarden geschaard, met uitzondering van de contactverboden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
[verdachte] heeft samen met medeverdachte [medeverdachte] bij het Helperplein in Groningen een dertienjarige jongen beroofd van zijn spullen, door hem vast te pakken, tegen een muur te drukken, een mes te tonen en dreigende woorden te gebruiken. Door een van de meisjes met wie zij daar waren, zou zijn gezegd dat het slachtoffer op een eerder moment airpods van haar had gestolen. [verdachte] heeft ervoor gekozen om dit conflict, waar hij niets mee te maken had, ‘op te lossen’ met diefstal met (bedreiging van) geweld. Dit heeft een grote impact gehad op het jonge slachtoffer en zijn vrienden die van de beroving getuige zijn geweest. Het slachtoffer voelde zich zeer angstig en hij was zijn spullen kwijt. Slachtoffers en getuigen hiervan kunnen nog lang psychische gevolgen ondervinden van een dergelijke gebeurtenis. Daarnaast heeft [verdachte] bijgedragen aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving in het algemeen.
H.K. Meijer, GZ-psycholoog, heeft in het pro-Justitiarapport van 25 augustus 2022 gesteld dat bij [verdachte] sprake is van een gedragsstoornis en zwakbegaafdheid in combinatie met een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. Dit heeft zijn gedrag beïnvloed ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde feit. De psycholoog heeft geadviseerd het bewezen verklaarde in verminderde mate toe te rekenen. De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen en neemt deze over.
De psycholoog heeft het recidiverisico ingeschat als hoog. Het probleeminzicht en zelfbewustzijn is nog nauwelijks ontwikkeld bij [verdachte] . De psycholoog adviseert een deels voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden, die hem in staat stellen andere oplossingsstrategieën en houdingsvaardigheden aan te leren en hem te leren dat hij zelf verantwoordelijk is voor zijn gedrag. Als bijzondere voorwaarden worden een jeugdreclasseringsmaatregel, een zeer intensieve behandeling bij [instelling] en het opvolgen van hetgeen de jeugdreclassering noodzakelijk acht, zoals bijvoorbeeld aanvullende diagnostiek bij Accare, geadviseerd.
Ook de Raad van de Kinderbescherming (hierna: Raad) heeft in het rapport van 3 november 2022 het recidiverisico als hoog ingeschat en oplegging van een deels voorwaardelijke werkstraf met bijzondere voorwaarden geadviseerd. Deze voorwaarden houden in: het houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, verblijf en behandeling bij [instelling] , meewerken aan aanvullende diagnostiek, contactverboden met medeverdachten en het meewerken aan een nuttige dagbesteding of schoolgang. Volgens de Raad zijn er risicofactoren ten aanzien van emotieregulatie, inzicht, zelfbepalend gedrag en netwerk. Het is volgens de Raad belangrijk en positief dat [verdachte] inmiddels binnen [instelling] verblijft waar hem de nodige behandeling en begeleiding geboden wordt en er sprake is van duidelijkheid en structuur. Ter terechtzitting heeft de Raadsmedewerker geadviseerd om de contactverboden alleen als voorwaarde stellen, als de jeugdreclassering dit adviseert.
De jeugdreclassering heeft ter terechtzitting geadviseerd de bijzondere voorwaarden te stellen die op dit moment als schorsingsvoorwaarden gelden, met uitzondering van de contactverboden nu deze in de praktijk niet kunnen worden gehandhaafd. De jeugdreclasseerder heeft aangegeven dat, hoewel [verdachte] het op dit moment goed doet bij [instelling] , hij zal moeten laten zien dat het ook goed gaat als hij meer vrijheden krijgt.
De rechtbank vindt het positief dat [verdachte] ter terechtzitting openheid van zaken heeft gegeven, waar hij eerder het feit had ontkend of gebruik had gemaakt van zijn zwijgrecht. [verdachte] heeft aangegeven dat hij gemotiveerd is om een behandeling te volgen en bij [instelling] te verblijven. Ook dat vindt de rechtbank een positieve ontwikkeling. Net zoals de deskundigen, de officier van justitie en de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat de geadviseerde bijzondere voorwaarden, waaronder met name het verblijf en de behandeling bij [instelling] , noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling van [verdachte] en het voorkomen van recidive. De rechtbank zal, naast de onvoorwaardelijke jeugddetentie die [verdachte] al in het kader van de voorlopige hechtenis heeft ondergaan, een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 120 dagen opleggen met de ter terechtzitting geadviseerde voorwaarden. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening gehouden met de oriëntatiepunten van het LOVS.
De rechtbank merkt daarbij op dat zij de dagen die [verdachte] in voorarrest heeft doorgebracht heeft berekend op 129 dagen. De officier van justitie heeft het voorarrest berekend op 127 dagen. De rechtbank overweegt dat het uitdrukkelijk niet de bedoeling van de rechtbank is dat de op te leggen onvoorwaardelijke jeugddetentie langer is dan de tijd die [verdachte] in voorarrest heeft gezeten.
De rechtbank stelt op grond van de rapporten van de psycholoog, de Raad en de jeugdreclassering vast dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat [verdachte] opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, wanneer hij geen behandeling zal volgen. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 249 dagen.

Bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
120 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat veroordeelde zich zal houden aan de voorschriften en aanwijzingen van de William SchrikkerStichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering;
dat veroordeelde zal meewerken aan het verblijf en de behandeling bij [instelling] , locatieHoogeveen, of een soortgelijke instelling, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, waarbij hij zich zal houden aan de huisregels, gedragsregels en verlofregels van die instelling. Dit geldt tevens voor de regelgeving die die instelling stelt t.b.v. de behandeling voor het in bezit hebben en gebruik maken van zijn mobiele telefoon;
dat veroordeelde zal meewerken aan aanvullende diagnostiek bij Accare of een soortgelijkeinstelling, indien voor zover de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
dat veroordeelde zal meewerken aan het verkrijgen en behouden van een nuttige dagbesteding ofschoolgang.
Geeft aan de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot enmet het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de op grond van artikel 77z gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77aa uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B.W. Venema, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. H.J. Schuth en mr. T.M.L. Veen, rechters, bijgestaan door mr. B.E. Oosterhout, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 november 2022.